Doorgaan naar inhoud

De voormalige gevangenis in Gaeta (Italië), waar enkele van onze broeders gevangen werden gezet vanwege hun geloof

9 JULI 2020
ITALIË

Jehovah’s Getuigen in Italië en het recht op dienstweigering op grond van gewetensbezwaren

Jehovah’s Getuigen in Italië en het recht op dienstweigering op grond van gewetensbezwaren

Zoals tegenwoordig in veel landen het geval is, erkent Italië het recht van burgers om militaire dienst te weigeren op grond van gewetensbezwaren. Maar dat is niet altijd zo geweest. Het is grotendeels dankzij de hoge prijs die Jehovah’s Getuigen hebben betaald dat Italië nu dit fundamentele mensenrecht erkent.

Tientallen jaren na de Tweede Wereldoorlog bleef de dienstplicht in Italië gelden. In 1946, onmiddellijk na de oorlog, waren er slechts 120 Getuigen in het hele land. Maar steeds meer mensen droegen hun leven aan Jehovah op, waardoor het aantal jonge broeders die dienst weigerden op grond van gewetensbezwaarden toenam. Hun bezwaren waren gebaseerd op Bijbelse principes over neutraliteit, geweldloosheid en naastenliefde.

Volgens een recent rapport van het Italiaanse bijkantoor zijn er nog minstens 14.180 broeders in leven die vanwege dienstweigering in de gevangenis hebben gezeten. Deze broeders werden veroordeeld tot in totaal 9732 jaar gevangenisstraf, voornamelijk in de periode tussen 1965 en 1998.

Sergio Albesano, historicus op het gebied van antimilitarisme, zei dat ‘de overgrote meerderheid van de jongeren die gevangenzaten vanwege dienstweigering’ Jehovah’s Getuigen waren. Hij voegde eraan toe dat dankzij de sterke overtuiging van deze jonge mannen ‘het probleem onder de aandacht werd gebracht van de publieke opinie’.

Voormalig premier Giulio Andreotti, die in de jaren 60 van de vorige eeuw in Italië minister van Defensie was, besloot om persoonlijk met enkele van de Getuigen in de gevangenis te praten om te achterhalen waarom ze militaire dienst weigerden. Hij schreef later: ‘Ik was onder de indruk van [hun] religieuze overtuiging en vond het bijzonder dat ze zich niet mengden in politieke debatten; het was geen toeval dat uitgerekend zij zich aan jarenlange gevangenisstraffen onderwierpen en in staat waren te blijven weigeren een uniform te dragen.’

De eerste wet die het recht op dienstweigering erkende werd goedgekeurd in 1972. Helaas kwam deze regeling voor vervangende dienst onder toezicht te staan van het leger, waardoor deze onaanvaardbaar was voor onze broeders.

Uiteindelijk werd er in Italië op 8 juli 1998 een nieuwe wet aangenomen die vervangende dienst mogelijk maakte zonder toezicht van het leger en die daardoor aanvaardbaar voor Jehovah’s Getuigen was. In augustus 2004 werd er in Italië een wet aangenomen waarin de dienstplicht werd afgeschaft, die in januari 2005 van kracht werd.

Sergio Lariccia, advocaat en emeritus hoogleraar rechten aan de Universiteit Sapienza in Rome, is een van de vele deskundigen die deze ontwikkelingen in de Italiaanse jurisprudentie toeschrijven aan Jehovah’s Getuigen. Hij zei: ‘In een tijd waarin legerpredikanten dienstweigering omschreven als “een belediging van je vaderland, iets wat niets te maken heeft met het christelijke gebod om lief te hebben en een uiting van lafheid” heeft het ferme standpunt van veel Getuigen van Jehovah bijgedragen tot veranderingen in wetten en in de Italiaanse samenleving.’

Het standpunt van onze broeders heeft niet alleen invloed gehad op het Italiaanse rechtssysteem. Verschillende cipiers werden Jehovah’s Getuigen nadat ze het gedrag van onze broeders in de gevangenis hadden waargenomen. Eén van hen, Giuseppe Serra, vertelt: ‘Door het voorbeeld van die jonge Getuigen ben ik (...) de Bijbel gaan bestuderen.’ Hij liet zich in 1972 dopen als Getuige van Jehovah. (Zie het kader.)

Het is aanmoedigend om te lezen over het moedige voorbeeld van generaties broeders en hun gezinnen in Italië en van vele andere broeders en zusters, die leven naar het gebod om ‘oorlog niet meer te leren’ (Jesaja 2:4).