Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een man naar Jehovah’s hart

Een man naar Jehovah’s hart

Een man naar Jehovah’s hart

WAT komt er bij u op als u aan de Bijbelse figuur David denkt? Zijn overwinning op de Filistijnse reus Goliath? Zijn tijd als vluchteling in de woestijn toen koning Saul hem wilde doden? Zijn zonde met Bathseba en de moeilijkheden die hij daardoor te verduren kreeg? Of misschien de gedichten die hij onder inspiratie van God schreef en die we in het Bijbelboek Psalmen kunnen lezen?

Davids leven was vol voorrechten, triomfen en tragedies. Maar wat ons vooral in hem aanspreekt, is wat de profeet Samuël over hem zei: hij zou ’een man aangenaam naar Jehovah’s hart’ zijn (1 Samuël 13:14).

Samuëls profetie kwam uit toen David nog maar een jongen was. Zou u niet graag beschreven worden als een man of vrouw naar Jehovah’s hart? Wat valt er dan te leren van Davids leven, vooral van zijn jeugd, dat u kan helpen zo iemand te worden?

Zijn familie en zijn werk

Isaï, vader van David en kleinzoon van Ruth en Boaz, was waarschijnlijk een gelovig man. Toen David, zijn zeven broers en zijn twee zussen nog jong waren, heeft Isaï ze de wet van Mozes onderwezen. In een van zijn psalmen noemt David zich de zoon van Jehovah’s slavin (Psalm 86:16). Daaruit hebben sommigen geconcludeerd dat ook Davids moeder, van wie de naam niet in de Bijbel staat, een positieve invloed op zijn geloof heeft gehad. Een Bijbelgeleerde zegt: „Uit haar mond heeft hij waarschijnlijk voor het eerst de wonderbaarlijke geschiedenis gehoord van Gods volk”, inclusief het verhaal van Ruth en Boaz.

De eerste keer dat we David in de Bijbel tegenkomen, is hij een jonge herder die de taak heeft voor de schapen van zijn vader te zorgen. Dat betekende waarschijnlijk dat hij lange dagen en nachten in zijn eentje op het open veld doorbracht. Probeert u zich daar eens een voorstelling van te maken.

Davids ouders woonden in Bethlehem, een stadje hoog in het bergland van Juda. De steenachtige velden rond Bethlehem brachten volop koren voort. Op de minder steile hellingen en in het dal lagen boomgaarden, olijfbossen en wijngaarden. In Davids tijd werden de onontgonnen hogere hellingen waarschijnlijk gebruikt om er vee te laten grazen. Daarachter lag de woestijn van Juda.

Davids werk was niet ongevaarlijk. In deze heuvels kwam hij oog in oog te staan met een leeuw en met een beer die een schaap uit de kudde wilden stelen. * De moedige David ging achter de rovers aan, doodde ze en bevrijdde het schaap uit hun bek (1 Samuël 17:34-36). Misschien is hij in die periode van zijn leven zo handig geworden met de slinger. Niet ver van zijn woonplaats lag het gebied van Benjamin. Mannen van die stam konden stenen slingeren ’tot op een haar en misten niet’. David kon dat ook (Rechters 20:14-16; 1 Samuël 17:49).

Hij gebruikte zijn tijd goed

Over het algemeen leidde een herder een rustig en eenzaam bestaan. Maar David verveelde zich niet. De vredige stilte gaf hem heel veel gelegenheden om na te denken. Het lijkt aannemelijk dat enkele van Davids bespiegelingen in zijn psalmen op zijn jeugd terug te voeren zijn. Heeft hij op rustige momenten stilgestaan bij de plaats van de mens in het heelal en de wonderen van de hemel: de zon, de maan en de sterren, „het werk van [Jehovah’s] vingers”? Heeft hij op de velden rond Bethlehem nagedacht over het vruchtbare land, het rund- en kleinvee, de vogels en „de dieren van het open veld”? — Psalm 8:3-9; 19:1-6.

Door zijn achtergrond als herder heeft David Jehovah’s zorg voor zijn trouwe aanbidders vast nog intenser gevoeld. Daarom zong hij: „Jehovah is mijn Herder. Mij zal niets ontbreken. In grazige weiden doet hij mij neerliggen; aan waterrijke rustplaatsen voert hij mij. Al wandel ik ook in het dal van diepe schaduw, ik vrees niets kwaads, want gij zijt met mij; uw stok en uw staf, die vertroosten mij” (Psalm 23:1, 2, 4).

Misschien vraagt u zich af wat dit allemaal met u te maken heeft. Een van de redenen waarom David een hechte vriendschap met Jehovah had en een man naar zijn hart genoemd kon worden, was dat hij diep en serieus had nagedacht over Jehovah’s schepping en over zijn band met hem. Hebt u dat ook gedaan?

Hebt u zich er weleens toe bewogen gevoeld de Schepper te loven en te prijzen nadat u diep had nagedacht over een aspect van zijn schepping? Voelde u een sterke liefde voor Jehovah toen u zijn eigenschappen herkende in de manier waarop hij voor de mensen zorgt? Om die waardering voor hem te gaan voelen, moet u er natuurlijk de tijd voor nemen om te bidden en in alle rust stil te staan bij zijn Woord en zijn schepping. Zulke overdenkingen kunnen u helpen Jehovah heel goed te leren kennen en van hem te gaan houden. Iedereen, jong en oud, kan dat voorrecht hebben. David had waarschijnlijk van jongs af aan een hechte band met Jehovah. Hoe weten we dat?

David wordt tot koning gezalfd

Toen bleek dat koning Saul ongeschikt was om Gods volk te leiden, zei Jehovah tegen Samuël: „Hoe lang zult gij nog rouw dragen over Saul, terwijl ik hem daarentegen heb verworpen, zodat hij niet meer als koning over Israël zal regeren? Vul uw hoorn met olie en ga heen. Ik zal u naar Isaï, de Bethlehemiet, zenden, want onder zijn zonen heb ik mij een koning uitgezocht” (1 Samuël 16:1).

Toen Samuël in Bethlehem aankwam, vroeg hij Isaï zijn zonen te roepen. Wie moest Samuël tot koning zalven? Toen hij de oudste zag, de knappe Eliab, dacht hij: dat is hem. Maar Jehovah zei: „Kijk niet naar zijn uiterlijk en naar zijn rijzige gestalte, want ik heb hem verworpen. Want God ziet niet zoals de mens ziet, want de méns ziet datgene wat zichtbaar is voor de ogen; maar wat Jehovah aangaat, hij ziet hoe het hart is.” Jehovah wees ook Abinadab, Samma en nog vier broers af. „Ten slotte zei Samuël tot Isaï: ’Zijn dit alle jongens?’ Hierop zei hij: ’De jongste is er tot nu toe buiten gelaten, en zie! hij weidt de schapen’” (1 Samuël 16:7, 11).

Isaï lijkt met zijn antwoord te zeggen: ’David kan onmogelijk degene zijn die u zoekt.’ Als de jongste en minst opvallende van het gezin had David de taak gekregen om voor de schapen te zorgen. Maar God had hem uitgekozen. Jehovah kan in het hart kijken, en hij zag blijkbaar iets heel waardevols in deze jongen. Dus toen Isaï David had laten halen, zei Jehovah tegen Samuël: „’Sta op, zalf hem, want hij is het!’ Bijgevolg nam Samuël de hoorn met olie en zalfde hem te midden van zijn broers. En van die dag af werd de geest van Jehovah ten aanzien van David werkzaam” (1 Samuël 16:12, 13).

Hoe oud David toen precies was, staat niet in de Bijbel. Maar een tijdje later dienden de drie oudste broers, Eliab, Abinadab en Samma, in Sauls leger. Misschien waren de andere vijf daar nog te jong voor. Het kan zijn dat ze nog geen twintig waren, de leeftijd waarop mannen in Israël in het leger gingen (Numeri 1:3; 1 Samuël 17:13). In ieder geval was David nog heel jong toen Jehovah hem uitkoos. Maar blijkbaar had hij al een goede geestelijke instelling. Hij had kennelijk een hechte band met Jehovah, die hij had gekregen door na te denken over wat hij over hem wist.

Jongeren in deze tijd moeten daar ook toe aangemoedigd worden. Als u kinderen hebt, moedigt u ze dan aan over geestelijke dingen na te denken, dankbaar te zijn voor Gods schepping en te bestuderen wat de Bijbel over de Schepper zegt? (Deuteronomium 6:4-9) En als je nog jong bent, doe je dat dan uit jezelf? Bijbelse lectuur zoals De Wachttoren en Ontwaakt! * is bedoeld om je te helpen.

Hij was een talentvol harpspeler

Net zoals de tekst van veel van Davids psalmen iets vertelt over de tijd dat hij herder was, deed de muziek dat waarschijnlijk ook. Natuurlijk is er niets bewaard gebleven van de oorspronkelijke muziek waarop deze religieuze liederen werden gezongen. Maar we weten wel dat de componist een geweldig musicus was. De reden waarom David bij de kudde werd weggeroepen om voor koning Saul te werken, was juist dat hij zo’n talentvol harpspeler was (1 Samuël 16:18-23). *

Waar en wanneer had David dat geleerd? Vermoedelijk in de tijd dat hij de schapen hoedde op het veld. En we hebben echt niet veel fantasie nodig om ons voor te stellen dat hij zelfs al zo jong vanuit zijn hart lofliederen voor zijn God zong. We moeten niet vergeten dat hij juist om zijn toewijding en geestelijke instelling door Jehovah werd uitgekozen en aangesteld.

Er is ook veel te vertellen over wat David later heeft gedaan. Maar zijn hele leven wordt gekenmerkt door de instelling die hij in zijn jeugd op de velden rond Bethlehem al had. De woorden in Psalm 143:5 waarmee hij Jehovah toezong, zouden heel goed naar die tijd kunnen verwijzen: „Ik heb gedacht aan dagen van weleer; ik heb gemediteerd over al uw activiteit; gaarne heb ik mij steeds intens beziggehouden met het werk van úw handen.” De warmte van deze psalm en van veel andere psalmen van David is inspirerend voor iedereen die graag iemand naar Jehovah’s hart wil zijn.

[Voetnoten]

^ ¶9 De Syrische bruine beer, die vroeger in Palestina voorkwam, woog gemiddeld zo’n 140 kilo en kon met zijn enorme klauwen een mens of een dier doodslaan. Leeuwen kwamen in dat gebied ooit veel voor. Jesaja 31:4 zegt dat zelfs „een volledig aantal herders” niet in staat zou zijn een „jonge leeuw met manen” van zijn prooi weg te jagen.

^ ¶20 Uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.

^ ¶22 De adviseur van de koning, door wie David aanbevolen werd, zei ook dat hij een intelligent spreker en een welgebouwd man was, en dat Jehovah met hem was (1 Samuël 16:18).