Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wat we kunnen leren van de eerste-eeuwse christenen

Wat we kunnen leren van de eerste-eeuwse christenen

Wat we kunnen leren van de eerste-eeuwse christenen

„Past op: misschien zal iemand u als zijn prooi wegdragen door middel van de filosofie en door ijdel bedrog overeenkomstig de overlevering van mensen, overeenkomstig de elementaire dingen van de wereld en niet overeenkomstig Christus.” — Kolossenzen 2:8.

MET die woorden waarschuwde de apostel Paulus de eerste-eeuwse christenen voor de gevaren van het blindelings volgen van menselijke filosofie. Ze konden zich houden aan de betrouwbare leiding die Jezus en zijn apostelen hadden gegeven, leerstellingen waar ze al immens veel baat bij hadden gehad, of ze vielen ten prooi aan de voortdurend veranderende theorieën van mensen, een weg die miljoenen al narigheid en ellende had gebracht. — 1 Korinthiërs 1:19-21; 3:18-20.

Leven „overeenkomstig Christus”

De kruisvaarders van zo’n duizend jaar geleden beseften niet dat leven „overeenkomstig Christus” veel meer betekent dan enkel trouw aan Jezus Christus belijden (Mattheüs 7:21-23). Het betekent in volkomen harmonie leven met de leringen van Jezus die in Gods geïnspireerde Woord, de bijbel, staan (Mattheüs 7:15-20; Johannes 17:17). „Indien gij in mijn woord blijft,” zei Jezus Christus, „zijt gij werkelijk mijn discipelen” (Johannes 8:31). „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt,” zei hij, „indien gij liefde onder elkaar hebt.” — Johannes 13:35.

Die kruisvaarders waren werkelijk ten prooi gevallen aan „ijdel bedrog overeenkomstig de overlevering van mensen”. En het is geen wonder dat gewone mensen zich lieten bedriegen als hun religieuze leiders, hun bisschoppen zelfs, „vermaardheid verwierven in het leger”. Een „oorlogszuchtige geest werd zo gewoon onder de geestelijken,” zegt de Cyclopedia of Biblical, Theological, and Ecclesiastical Literature van McClintock en Strong, „dat iedere keer dat er iets [bij] te winnen viel, ze meteen klaarstonden om oorlog te voeren”.

Wat had tot die droevige situatie geleid? Na de dood van de eerste-eeuwse christelijke apostelen weken afvallige kerkleiders steeds verder af van Christus’ leer, precies zoals in Gods Woord was voorzegd (Handelingen 20:29, 30). Een gedegenereerde kerk raakte uiteindelijk steeds meer verstrengeld met de wereldlijke staat. In de vierde eeuw bekeerde de Romeinse keizer Constantijn zich zogenaamd op zijn sterfbed tot het christendom. Toen, zo zegt de Cyclopedia, legde „de verwisseling van de afgodische standaarden voor de banier van het Kruis . . . iedere christen de verplichting op als soldaat te dienen”.

Natuurlijk waren christenen daar helemaal niet toe verplicht. Maar de „overredende argumenten” van de menselijke filosofie brachten hen tot grove schendingen van alles waar Christus voor stond (Kolossenzen 2:4). Enkele zeer bedrieglijke argumenten zijn lang gebruikt om menselijke oorlogen en conflicten te rechtvaardigen. Maar dat een humaan of godvruchtig mens verwikkeld zou raken in een „in oude of moderne tijden systematisch beoefende duivelse oorlogvoering”, aldus de Cyclopedia, „is toch onmogelijk te rijmen met . . . de beginselen van het christendom”.

De godsdiensten buiten de christenheid hebben zich door de eeuwen heen eveneens met oorlog beziggehouden. Net als de kerken van de christenheid hebben ze zowel leden van hun eigen godsdienst als anderen afgeslacht wegens nationale, politieke en godsdienstige geschillen. Ze hebben van geweld of bedreiging met geweld gebruik gemaakt om anderen tot hun eigen geloof te bekeren. Enkele ervan hebben deelgenomen aan de grote bloedbaden van de geschiedenis om hun doel te bereiken. Ze verschillen niet van de godsdiensten van de christenheid.

Afgescheiden van de wereld

Waarom waren de eerste-eeuwse christenen in staat zich afzijdig te houden van de bloedige oorlogen en de politiek van hun tijd? Twee basisbeginselen hielpen hen daarbij. Ten eerste was er het gebod van Jezus aan de apostel Petrus toen Petrus een zwaard gebruikte om hem te verdedigen: „Steek uw zwaard weer op zijn plaats, want allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard vergaan” (Mattheüs 26:52). Ten tweede waren er de woorden van Jezus tot Pilatus toen deze vroeg naar de aard van Jezus’ koningschap: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld. Indien mijn koninkrijk een deel van deze wereld was, zouden mijn dienaren hebben gestreden, opdat ik niet aan de joden overgeleverd zou worden. Maar mijn koninkrijk is nu eenmaal niet uit deze bron.” — Johannes 18:36.

Hoe brachten de eerste-eeuwse christenen die beginselen in praktijk? Ze hielden zich volkomen afgescheiden van de wereld door strikt neutraal te blijven wanneer het om politieke en militaire kwesties ging (Johannes 15:17-19; 17:14-16; Jakobus 4:4). Ze weigerden de wapens tegen hun naaste op te nemen. De geschiedenis laat duidelijk zien dat de eerste-eeuwse christenen zich noch bij de joodse nationalistische bewegingen aansloten noch in de keizerlijke legers van Rome gingen dienen. Desondanks probeerden ze de politieke leiders niet voor te schrijven wat ze moesten doen, want dat was de verantwoordelijkheid van die regeringsleiders. — Galaten 6:5.

Justinus Martyr schreef in de tweede eeuw G.T. dat christenen ’hun zwaarden tot ploegscharen hadden gesmeed’ (Micha 4:3). Als antwoord aan degenen die bezwaren aanvoerden tegen het christelijke standpunt vroeg Tertullianus: „Kan het wettig geacht worden het zwaard beroepshalve te dragen, wanneer de Heer verkondigt dat hij die het zwaard gebruikt door het zwaard zal vergaan?”

„God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen”

De weigering om oorlog te voeren maakte het er voor de eerste christenen niet gemakkelijker op. Het botste met de toenmalige gangbare opvattingen. Celsus, een vijand van het christendom, dreef de spot met hun standpunt. Hij huldigde de opvatting dat iedereen ten oorlog moest trekken wanneer machthebbers dat verlangden. Ondanks enorme tegenstand weigerden de eerste christenen enige menselijke filosofie te volgen die in strijd was met de leringen van Christus. „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen”, zeiden ze. — Handelingen 4:19; 5:29.

Jehovah’s Getuigen in moderne tijden hebben hun voorbeeld nagevolgd. In nazi-Duitsland bijvoorbeeld weigerden ze resoluut aan Hitlers moorddadige oorlogen deel te nemen. Ze waren bereid wrede vervolging te verduren, zo nodig zelfs te sterven, liever dan hun christelijke neutraliteit te schenden. Bericht wordt dat „de helft van hun aantal gevangengezet en een kwart ter dood gebracht” werd door de nazi’s wegens hun trouw aan bijbelse beginselen (Of Gods and Men). Van de tientallen miljoenen mensen die in de Tweede Wereldoorlog zijn gedood, is er dan ook niet één omgebracht door een Getuige van Jehovah. In plaats van anderen te doden, waren Getuigen bereid hun eigen leven op te offeren, en velen van hen hebben dat gedaan.

Een les die we kunnen leren

Welke lessen kan de geschiedenis ons leren? Eén ervan is beslist deze: menselijke filosofie heeft voortdurend geleid tot haat en bloedvergieten onder de volken. Prediker 8:9 verklaart terecht: ’De ene mens heeft over de andere mens geheerst tot diens nadeel.’ En de onderliggende reden daarvoor staat in Jeremia 10:23, waar Gods Woord zegt dat „het niet aan de aardse mens is zijn weg te bepalen. Het staat niet aan een man die wandelt, zelfs maar zijn schrede te richten.” Nee, God heeft de mensen niet geschapen om onafhankelijk van hem hun aangelegenheden met succes te behartigen. Dat vermogen hebben ze niet gekregen. De hele geschiedenis heeft dat uitgewezen.

Nu kunnen wij als individu niet veranderen wat de leiders van de naties doen als ze de tragedies uit het verleden herhalen, noch zijn we gemachtigd te trachten hen tot het volgen van een bepaalde weg te overreden. Maar we hoeven ons niet te laten meeslepen in hun conflicten en daaraan deel te nemen. Jezus zei over zijn volgelingen dat „zij geen deel van de wereld zijn, evenals ik geen deel van de wereld ben” (Johannes 17:14). Om te vermijden dat we betrokken raken bij de conflicten van deze wereld moeten we Gods Woord, de bijbel, en niet het drijfzand van menselijke filosofie, de gids in ons leven laten zijn. — Mattheüs 7:24-27; 2 Timotheüs 3:16, 17.

Een schitterende toekomst

Gods betrouwbare Woord doet veel meer dan licht op het verleden en het heden werpen. Het verschaft veilige leiding voor de toekomst (Psalm 119:105; Jesaja 46:9-11). Het schetst ook een duidelijk beeld van Gods voornemen met deze planeet. Hij zal niet toelaten dat mensen de aarde verwoesten door de onmetelijke mogelijkheden die wetenschap en technologie hun gegeven hebben, op een waanzinnige manier te misbruiken. Hij zal ervoor zorgen dat de aarde in de paradijselijke toestand komt te verkeren die in zijn oorspronkelijke bedoeling lag. — Lukas 23:43.

In verband daarmee verklaart Gods Woord: „De oprechten zijn het die op de aarde zullen verblijven, en de onberispelijken zijn het die erop zullen overblijven. Wat de goddelozen betreft, zij zullen van de aarde zelf worden afgesneden; en wat de verraderlijken betreft, zij zullen ervan worden weggerukt” (Spreuken 2:21, 22). Dat zal binnenkort gebeuren, want onze moeilijke tijden bewijzen dat we in „de laatste dagen” van het huidige goddeloze samenstel van dingen leven (2 Timotheüs 3:1-5, 13). En het staat vast dat deze laatste dagen geteld zijn; ze lopen ten einde. Een bijbelprofetie leert ons: „De wereld gaat . . . voorbij en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid.” — 1 Johannes 2:17; Daniël 2:44.

Weldra zal God degenen „verderven die de aarde verderven” en de huidige gewelddadige wereld plaats laten maken voor een nieuwe wereld waarin ’rechtvaardigheid zal wonen’ (Openbaring 11:18; 2 Petrus 3:10-13). Voor hen die overblijven zal hij dan „elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn” (Openbaring 21:1-4). Met oorlogen en geweld zal het voor altijd gedaan zijn, daar de profetie in Jesaja 2:4 ten volle verwezenlijkt zal worden: „Zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen moeten smeden en hun speren tot snoeimessen. Natie zal tegen natie geen zwaard opheffen, ook zullen zij de oorlog niet meer leren.” Ook u kunt u in die schitterende, eeuwige toekomst verheugen als u lering trekt uit de lessen van de geschiedenis. — Johannes 17:3.

[Inzet op blz. 11]

Jehovah’s Getuigen hebben veel geleerd van de eerste-eeuwse christenen

[Illustratie op blz. 8, 9]

Jezus zei dat zijn koninkrijk geen deel van deze wereld is

[Illustratie op blz. 10]

Gods Woord belooft eeuwig leven in volmaaktheid op een paradijselijke aarde