Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een zinvol leven als zendeling

Een zinvol leven als zendeling

Een zinvol leven als zendeling

Verteld door Herawati Neuhardt

Ik ben geboren in Cirebon (Indonesië), een stad die bekendstaat om haar prachtige batiks, stoffen waarop met de hand kleurrijke motieven worden aangebracht. Mijn leven als zendeling is in sommige opzichten net zo kleurrijk geweest als batik. Ik heb namelijk kennisgemaakt met de bonte verscheidenheid aan culturen in het gebied van Zuidoost-Azië en de Stille Zuidzee.

IN 1962, toen ik tien was, begon mijn moeder de Bijbel met Jehovah’s Getuigen te bestuderen. Mijn ouders zijn beiden in Indonesië geboren maar van Chinese afkomst. Na verloop van tijd werden zij en vijf van de kinderen Getuigen.

Ons huis stond altijd open voor zendelingen en voor reizende opzieners, die onze gemeente bezochten om ons aan te moedigen in het geloof. Dat deden ze door een goed voorbeeld te geven en opbouwende gesprekken met ons te voeren, wat veel indruk op me maakte. Toen ik negentien was, besloot ik een groot deel van mijn tijd aan evangelisatie te besteden. Ongeveer een jaar later trouwde ik met Josef Neuhardt, een Duitse zendeling die in 1968 naar Indonesië was gekomen. Na onze huwelijksreis gingen we naar Sumatra, het op een na grootste van de meer dan 17.000 eilanden van Indonesië. Daar ondersteunde ik Josef in zijn werk als reizend opziener, wat inhield dat we gemeenten van Jehovah’s Getuigen bezochten.

Prediken op Sumatra

Het gebied waaraan we toegewezen waren, strekte zich uit van de hete, bedrijvige stad Padang in het westen van Sumatra tot het prachtige Tobameer, een groot kratermeer op de hoogvlakten in het noorden. Later bezochten we het zuidelijke deel van het eiland. We reden rond in een oude Volkswagen kever. We hobbelden door de jungle over wegen vol gaten, staken gammele bruggen over die van kokospalmen gemaakt waren en reden langs de voet van hoog oprijzende vulkanen — slapende en actieve. We overnachtten op de vloer van eenvoudige hutjes in de jungle, die geen elektriciteit, stromend water of sanitair hadden. Baden en kleren wassen deden we in meren en rivieren. Het was een eenvoudig leven, maar we hielden van de mensen. Ze verwelkomden ons hartelijk en verzorgden maaltijden voor ons, en velen van hen hadden belangstelling voor de Bijbel.

In de omgeving van Padang maakten we kennis met de Minangkabauers, die overwegend moslim waren. Ze waren aangenaam verrast als we hun in de Bijbel lieten zien dat er één God is, en niet een Drie-eenheid, zoals de kerken beweren (Deuteronomium 6:4). Veel mensen wilden graag De Wachttoren en Ontwaakt! lezen, en sommige namen Bijbelstudie en gingen Jehovah dienen. De Batak aan het Tobameer, van wie de meesten beleden christelijk te zijn, waren al bekend met Gods naam, Jehovah, omdat die in de Batakse Bijbel staat (Psalm 83:18). Maar ze hadden nog wel een beter begrip nodig van Jehovah en van zijn voornemen met de mensheid. Velen van hen gingen de Bijbel bestuderen en begonnen ijverig het goede nieuws uit de Bijbel te prediken.

Mensen op Java luisteren naar de boodschap

In 1973 werden Josef en ik naar Java gestuurd, een eiland dat ruim drie keer zo groot is als Nederland, met een bevolking van meer dan 80 miljoen. * We predikten het goede nieuws tot de Javanen, Sundanezen en Chinezen.

Vanwege mijn Chinees-Indonesische achtergrond sprak ik meerdere talen, waaronder Javaans, Sundaas en Indonesisch. Ik sprak ook Engels. Ik kon dus veel interessante Bijbelse gesprekken met mensen voeren in hun eigen taal.

In de hoofdstad Jakarta vertelde ik een negentienjarig meisje dat er verdrietig uitzag, over de hoop op eeuwig leven in een paradijs op aarde. Toen ik haar wat dingen uit de Bijbel voorlas, barstte ze in tranen uit. Ze zei: „Bedankt dat u me dit allemaal hebt laten zien, tante” (een uitdrukking van genegenheid en respect). Ze voegde eraan toe: „Morgen heb ik 1,5 miljoen roepia [ca. 115 euro] nodig om mijn collegegeld te kunnen betalen, en ik wilde daarvoor mijn maagdelijkheid verkopen. Voordat u kwam, was ik aan het bidden wat ik moest doen. Nu heb ik het antwoord. Ik heb besloten mijn studie uit te stellen en moreel rein te blijven.” Het meisje wilde heel graag meer over de Bijbel leren.

Intussen zijn nog veel meer mensen op Java volgens de morele normen in Gods Woord gaan leven. Daardoor hebben ze innerlijke vrede en geluk gevonden, zoals God beloofd heeft (Jesaja 48:17, 18).

Kalimantan — Het gebied van de Dajaks

Josef en ik verhuisden van Java naar Kalimantan, het Indonesische deel van Borneo. Op Borneo, het op twee na grootste eiland ter wereld (na Groenland en Nieuw-Guinea), vind je dichtbegroeide regenwouden, ruige bergen en machtige rivieren. Er wonen Chinezen, islamitische Maleiers, en inheemse Dajaks, die voornamelijk langs de rivier wonen en die vroeger wrede koppensnellers waren.

Om afgelegen Dajakgemeenschappen te bereiken, reisden we meestal per boot of kano over ongerepte junglerivieren. Langs de oever lagen grote krokodillen te zonnen, vanuit de bomen staarden apen ons aan en vogels pronkten met hun kleurrijke veren. Het was echt een avontuur om daar zendeling te zijn!

De meeste Dajakfamilies woonden in paalwoningen die van materialen uit het regenwoud gemaakt waren. Sommige woningen waren klein, maar er waren ook longhouses, woningen van enkele tientallen meters lang waar meerdere gezinnen in woonden. De meeste mensen hadden nog nooit een Europeaan gezien, dus Josef was echt een bezienswaardigheid. Kinderen renden door het dorp en riepen: „Dominee! Dominee!” Dan kwam iedereen kijken en luisteren naar wat de blanke man te vertellen had. Josef sprak gewoonlijk met hen via plaatselijke Getuigen die de taal spraken, en zij troffen regelingen om met de vele geïnteresseerden de Bijbel te bestuderen.

Naar Papoea-Nieuw-Guinea

Omdat religieuze tegenstanders steeds meer druk uitoefenden, werden Jehovah’s Getuigen in december 1976 door de Indonesische regering verboden. Daarom werden Josef en ik naar Papoea-Nieuw-Guinea gestuurd.

Nadat we waren aangekomen in de hoofdstad, Port Moresby, volgden we een cursus van twee maanden om Hirimotu, een plaatselijke handelstaal, te leren. Toen gingen we naar Daru, een klein eiland in een afgelegen provincie in het westen. Daar ontmoette ik Eunice, een grote, sterke vrouw. Deze aardige vrouw had roodzwarte tanden omdat ze al jaren betelnoten kauwde. Toen ze te horen kreeg dat Jehovah wil dat zijn aanbidders zowel in lichamelijk als in moreel en geestelijk opzicht rein zijn, gaf ze haar verslaving op. Ze werd een trouwe aanbidder van Jehovah (2 Korinthiërs 7:1). Iedere keer dat we zagen dat zulke nederige personen de Bijbelse waarheid in hun leven gingen toepassen, kregen de woorden in Psalm 34:8 meer betekenis voor ons: „Proeft en ziet dat Jehovah goed is.”

Na een tijdje werd Josef opnieuw reizend opziener. We hebben bijna elk deel van Papoea-Nieuw-Guinea bezocht, een land waar zo’n 820 talen gesproken worden. Om met meer mensen te kunnen praten, leerden we er nog een taal bij: Tokpisin, de plaatselijke voertaal. We reisden te voet en per auto, boot, kano en vliegtuigje. We verduurden de verstikkende hitte, de muskieten en de geregelde malaria-aanvallen.

In 1985 werd ons gevraagd om als zendelingen naar de Solomoneilanden te gaan, ten oosten van Papoea-Nieuw-Guinea. Daar werkten we op het bijkantoor van Jehovah’s Getuigen en bezochten we de verschillende eilanden om gemeenten aan te moedigen en grote christelijke bijeenkomsten bij te wonen. We moesten weer een nieuwe taal leren: Solomoneilandenpidgin. Omdat de mensen hier veel van de Bijbel hielden, was het geweldig om met ze te praten!

De moeilijkste reis

In 2001 werd het verbod op Jehovah’s Getuigen in Indonesië opgeheven, en Josef en ik gingen terug naar Jakarta. Kort daarna bleek mijn man echter een melanoom te hebben, een agressieve vorm van huidkanker. We gingen voor behandeling naar Duitsland, waar Josef vandaan kwam. Maar droevig genoeg overleed hij in 2005, precies op de dag dat we 33 jaar getrouwd waren. Hij had de hoop op een opstanding in een paradijselijke nieuwe wereld (Johannes 11:11-14). Hij is 62 geworden en heeft veertig jaar fulltime voor Jehovah gewerkt.

Ik dien nog steeds als zendeling in Jakarta. Hoewel ik mijn man heel erg mis, is anderen vertellen over de kostbare waarheden uit Gods Woord een hulp om door te gaan. Ik put er veel voldoening uit en het geeft zin aan mijn leven. Ik kan vol overtuiging zeggen dat Jehovah me een heel kleurrijk en lonend leven heeft gegeven.

[Voetnoot]

^ ¶10 Tegenwoordig wonen er ruim 120 miljoen mensen op Java.

[Kaart op blz. 25]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

INDONESIË

Java

JAKARTA

Cirebon

Sumatra

Padang

Tobameer

Borneo

PAPOEA-NIEUW-GUINEA

PORT MORESBY

Daru

SOLOMONEILANDEN

[Illustratie op blz. 26]

Met een Bijbelstudent en haar kinderen op de Solomoneilanden

[Illustratie op blz. 26]

Josef en ik in Nederland, vlak voor zijn dood in 2005