Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De puberteit — Voorbereiding op de volwassenheid

De puberteit — Voorbereiding op de volwassenheid

De puberteit — Voorbereiding op de volwassenheid

STEL dat je net van een tropisch eiland naar de poolcirkel bent gevlogen. Zodra je uit het vliegtuig stapt, merk je dat je in een ijzig klimaat terecht bent gekomen. Kun je je aanpassen? Ja, maar dan moet je wel wat dingen veranderen.

Als kinderen in de puberteit komen, gebeurt er iets vergelijkbaars. Van de ene dag op de andere lijkt het klimaat veranderd te zijn. Het jongetje dat niet bij je weg te slaan was, gaat nu liever om met leeftijdgenoten. Het meisje dat altijd stond te popelen om te vertellen wat ze die dag allemaal had beleefd, geeft nu afgemeten antwoorden.

„Hoe ging het vandaag op school?”, vraag je.

„Goed”, zegt ze.

Stilte.

„Waar denk je aan?”, vraag je.

„Nergens aan”, zegt ze.

Weer stilte.

Wat is er gebeurd? Nog niet zo lang geleden „was het alsof je een toegangspasje had om achter de coulissen van het leven van je kind te kijken”, zegt het boek Breaking the Code. „Nu kun je hooguit hopen op een plaats tussen het publiek, en waarschijnlijk is het niet eens een goede plaats.”

Moet je je hierbij neerleggen? Nee. Je kunt een goede band met je kinderen houden terwijl ze in de puberteit zijn. Maar eerst moet je begrijpen wat er eigenlijk gebeurt in deze fascinerende maar soms turbulente fase.

Van kind naar volwassene

Wetenschappers dachten ooit dat de hersenen van een kind al bijna volledig ontwikkeld waren tegen de tijd dat het kind vijf was. Nu zijn ze van mening dat terwijl de omvang van de hersenen na die leeftijd nauwelijks verandert, dat niet geldt voor het functioneren ervan. Als kinderen in de puberteit komen, vinden er grote hormonale veranderingen plaats die van invloed zijn op hun manier van denken. Terwijl kleine kinderen dingen meestal heel zwart-wit zien, denken pubers abstracter en staan ze stil bij achterliggende kwesties (1 Korinthiërs 13:11). Ze ontwikkelen een eigen mening en zijn niet bang om die te uiten.

Paolo uit Italië merkte die verandering ook op bij zijn tienerzoon. „Als ik naar mijn zoon kijk, heb ik het gevoel dat er een jonge man voor me staat in plaats van een jongen. Het gaat niet alleen om de lichamelijke veranderingen. Ik sta er vooral versteld van hoe hij denkt. Hij durft zijn mening te geven en die ook te verdedigen.”

Komt dat je bekend voor? Misschien deed je kind vroeger gewoon wat hem gevraagd werd. Meestal was er niet meer uitleg nodig dan: „Omdat ik het zeg.” Nu hij puber is, wil hij redenen. Misschien twijfelt hij zelfs aan de normen en waarden die gelden in het gezin. Soms lijkt zijn assertiviteit op rebellie.

Maar denk nu niet meteen dat je tiener eropuit is je normen en waarden onderuit te halen. Het kan zijn dat hij juist moeite doet om ze in zijn eigen leven in te passen. Stel dat je gaat verhuizen. Is het dan makkelijk om in het nieuwe huis voor al je meubels een plekje te vinden? Waarschijnlijk niet. Maar je zult vast geen dingen weggooien waar je aan gehecht bent.

Wanneer een kind zich voorbereidt op het moment waarop hij ’zijn vader en zijn moeder zal verlaten’, zit hij in een vergelijkbare situatie (Genesis 2:24). Het kan nog wel even duren voordat dat moment komt, want hij is nog niet volwassen. Maar in zekere zin is hij al aan het inpakken. In de tienerjaren onderzoekt hij de normen en waarden waarmee hij opgevoed is en beslist hij welke hij als volwassene wil houden. *

Misschien vind je het als ouder geen prettig idee dat je kind zulke beslissingen neemt. Maar één ding is zeker: als je kind volwassen is, zal hij alleen vasthouden aan de normen en waarden die hij belangrijk vindt. Nu hij nog thuis woont, is het voor hem dus de tijd om goed te onderzoeken volgens welke principes hij wil gaan leven (Handelingen 17:11).

Het is heel nuttig dat hij dat doet. Als hij nu zonder slag of stoot de normen en waarden van zijn ouders overneemt, kan het zijn dat hij later de normen en waarden van anderen ook klakkeloos overneemt (Exodus 23:2). De Bijbel beschrijft zo’n jongere als iemand die makkelijk tot verkeerde dingen over te halen is omdat ’het hem aan hart ontbreekt’, wat betekent dat hij onervaren is en geen wijsheid heeft (Spreuken 7:7). Een jongere die geen eigen mening heeft, kan ’heen en weer geslingerd worden als door golven en her- en derwaarts gevoerd worden door elke wind van leer door middel van de bedriegerij van mensen’ (Efeziërs 4:14).

Hoe kun je voorkomen dat dat met je kind gebeurt? Zorg ervoor dat hij de volgende drie dingen krijgt:

1 ONDERSCHEIDINGSVERMOGEN

Paulus schreef dat ’rijpe mensen hun waarnemingsvermogen hebben geoefend om zowel goed als kwaad te onderscheiden’ (Hebreeën 5:14). Maar misschien denk je: ’Ik heb mijn kind jaren geleden al het verschil tussen goed en fout geleerd.’ Ongetwijfeld heeft hij daar toen veel aan gehad en heeft het hem voorbereid op de volgende fase van zijn ontwikkeling (2 Timotheüs 3:14). Maar Paulus zei dat waarnemingsvermogen geoefend moest worden om inzicht te krijgen. Hoewel kleine kinderen vaak wel weten wat goed en fout is, moeten tieners de redenen daarvoor leren begrijpen. Ze moeten ’volwassen worden in verstandelijke vermogens’ (1 Korinthiërs 14:20; Spreuken 1:4; 2:11). Je wilt niet dat je tiener blindelings gehoorzaamt maar dat hij goed leert redeneren (Romeinen 12:1, 2). Hoe kun je hem daarbij helpen?

Geef hem de gelegenheid zich te uiten. Val hem niet in de rede en doe je best om niet te heftig te reageren, ook al zegt hij iets dat je liever niet wilt horen. In de Bijbel staat: „Ieder mens moet vlug zijn om te horen, langzaam om te spreken, langzaam met betrekking tot gramschap” (Jakobus 1:19; Spreuken 18:13). En Jezus zei: „Uit de overvloed des harten spreekt de mond” (Mattheüs 12:34). Door te luisteren kun je erachter komen wat je tiener echt bezighoudt.

Áls je iets zegt, probeer dan vragen te stellen in plaats van ronduit te zeggen wat je vindt. Ook Jezus vroeg mensen soms hoe ze over iets dachten om hun mening te weten te komen, of het nu om zijn volgelingen ging of om zijn tegenstanders (Mattheüs 21:23, 28). Dat kun je ook bij je tiener doen, zelfs al komt hij met een mening waar je het helemaal niet mee eens bent. Bijvoorbeeld:

Als je kind zegt: „Ik weet niet of ik wel in God geloof.”

Zeg dan niet: „Hoe kom je daar nou bij? Natuurlijk geloof je in God!”

Maar liever: „Waarom twijfel je daaraan?”

Waarom is die aanpak beter? Je hebt gehoord wat hij zegt, maar je moet erachter komen wat hij denkt (Spreuken 20:5). Het kan zijn dat hij meer moeite heeft met Gods normen dan met de vraag of God bestaat.

Een jongere die zich onder druk gezet voelt om Gods morele wetten te overtreden, kan proberen dat te rechtvaardigen door God aan de kant te zetten (Psalm 14:1). Hij redeneert misschien: als God niet bestaat, hoef ik me niet aan de normen van de Bijbel te houden.

Als je kind er zo over lijkt te denken, moet hij misschien stilstaan bij de vraag: geloof ik echt dat Gods normen voor mijn bestwil zijn? (Jesaja 48:17, 18) Als hij gelooft dat dat zo is, probeer hem dan te laten inzien dat het met het oog op zijn eigen geluk de moeite waard is om op te komen voor zijn geloof (Galaten 5:1).

Als je kind zegt: „Dit is jullie geloof, maar dat betekent nog niet dat het ook mijn geloof is.”

Zeg dan niet: „Het is ons geloof en je bent ons kind, dus wij maken wel uit wat je moet geloven.”

Maar liever: „Ik vind het wel fijn dat je zo eerlijk bent. Maar als je het niet eens bent met wat wij geloven, waar geloof jij dan in? Aan welke normen en waarden zouden mensen zich volgens jou moeten houden?”

Waarom is die aanpak beter? Als je op die manier met hem redeneert, kun je hem helpen zijn manier van denken te onderzoeken. Misschien ontdekt hij tot zijn verrassing dat hij in feite toch hetzelfde gelooft en dat hij eigenlijk met iets heel anders zit.

Het kan bijvoorbeeld zijn dat hij niet goed weet hoe hij zijn geloof aan anderen moet uitleggen (Kolossenzen 4:6; 1 Petrus 3:15). Of misschien is hij verliefd op een meisje dat niet hetzelfde geloof heeft. Probeer te achterhalen wat het echte probleem is en help hem dat zelf ook in te zien. Hoe meer onderscheidingsvermogen hij krijgt, hoe beter hij voorbereid zal zijn op het leven als volwassene.

2 BEGELEIDING VAN VOLWASSENEN

In bepaalde culturen komen de stress en problemen die volgens sommige psychologen tijdens de tienerjaren te verwachten zijn, niet of nauwelijks voor. Wetenschappers hebben ontdekt dat jongeren in die samenlevingen al op jonge leeftijd in de wereld van de volwassenen worden opgenomen. Ze werken samen met volwassenen, zijn bevriend met volwassenen en krijgen de verantwoordelijkheden van volwassenen. Woorden als jongerencultuur, jeugdcriminaliteit en puberteit zijn in die culturen onbekend.

In tegenstelling daarmee zijn er veel landen waar jongeren naar overvolle scholen gaan waar ze alleen echt contact hebben met andere jongeren. Als ze thuis komen, is er niemand. De ouders zijn allebei aan het werk. Andere familieleden wonen ver weg. Ze gaan bijna alleen om met leeftijdgenoten. * Welke risico’s brengt dat met zich mee? Het probleem is niet alleen dat ze vaak verkeerde vrienden krijgen. Uit onderzoek is gebleken dat zelfs voorbeeldige jongeren geneigd zijn zich onverantwoordelijk te gedragen als er geen volwassenen bij zijn.

Eén samenleving waarin jongeren niet van volwassenen afgezonderd waren, was het oude Israël. * In de Bijbel wordt bijvoorbeeld verteld over Uzzia, die koning werd toen hij nog maar een tiener was. Hoe kon hij die zware verantwoordelijkheid aan? Kennelijk was dat op zijn minst voor een deel te danken aan de invloed van Zacharia, een volwassene die hem leerde ontzag voor de ware God te hebben (2 Kronieken 26:5).

Heeft je kind een of meer volwassen mentors die dezelfde normen en waarden hebben als jij? Wees dan niet jaloers op zulke vriendschappen. Ze kunnen een goede invloed op je kind hebben. Een Bijbelspreuk zegt: „Hij die met wijzen wandelt, zal wijs worden” (Spreuken 13:20).

3 VERANTWOORDELIJKHEIDSGEVOEL

Sommige landen hebben in de wet vastgelegd hoeveel uur kinderen maximaal mogen werken en wat voor werk ze mogen doen. Zulke beperkingen zijn ingesteld om kinderen te beschermen tegen slechte werkomstandigheden — een neveneffect van de industriële revolutie van de achttiende en negentiende eeuw.

Hoewel jongeren hierdoor beschermd worden tegen gevaren en uitbuiting, zijn er deskundigen die beweren dat ze door deze beperkingen ook geen verantwoordelijkheid leren dragen. Het boek Escaping the Endless Adolescence zegt dat als gevolg daarvan onder veel tieners „het eigenzinnige idee is ontstaan dat ze recht op dingen hebben, bijna alsof ze het verdienen dingen te krijgen zonder dat ze er echt moeite voor hoeven te doen”. De schrijvers merken op dat deze instelling „een logische reactie schijnt te zijn op een wereld die er vooral op gericht is tieners te vermaken in plaats van iets van ze te verwachten”.

In tegenstelling daarmee heeft de Bijbel het over jongeren die al jong veel verantwoordelijkheden op zich namen. Neem bijvoorbeeld Timotheüs, die waarschijnlijk nog maar een tiener was toen hij Paulus ontmoette, een man die grote invloed op hem had. Paulus moedigde hem aan om iets te doen met de talenten die hij van God had gekregen (2 Timotheüs 1:6). Timotheüs was waarschijnlijk rond de twintig toen hij uit huis ging om samen met Paulus gemeenten op te richten en geloofsgenoten aan te moedigen. Nadat Paulus ongeveer tien jaar met Timotheüs had samengewerkt, kon hij tegen de christenen in Filippi zeggen: „Ik heb niemand anders van gelijke gezindheid als hij, die echt zorg zal dragen voor de dingen die u betreffen” (Filippenzen 2:20).

Veel jongeren zijn graag bereid verantwoordelijkheden op zich te nemen, vooral als ze het gevoel hebben dat ze daarmee iets voor een ander kunnen betekenen. Dat helpt ze niet alleen om verstandige volwassenen te worden, maar haalt ook nu al het beste in ze naar boven.

Zich aanpassen aan het nieuwe klimaat

Zoals aan het begin van het artikel werd gezegd, zul je als ouder van een puber waarschijnlijk merken dat je in een ander klimaat bent beland dan een paar jaar geleden. Maar het is mogelijk je aan te passen, net zoals dat je in de vorige fasen van de ontwikkeling van je kind is gelukt.

Zie de tienerjaren van je kind als een gelegenheid om (1) hem te leren dingen te beredeneren, (2) hem te coachen en (3) hem verantwoordelijkheidsgevoel bij te brengen. Op die manier zul je je tiener voorbereiden op het leven als volwassene.

[Voetnoten]

^ ¶17 In het boek The Everything Guide to Raising Adolescent Boys wordt de tienerleeftijd toepasselijk „één lang afscheid” genoemd. Meer informatie is te vinden in De Wachttoren van 1 mei 2009, blz. 10-12 (uitgegeven door Jehovah’s Getuigen).

^ ¶38 Amusement dat gericht is op tieners speelt in op hun neiging om met leeftijdgenoten op te trekken, waardoor het idee wordt bevestigd dat jongeren een eigen subcultuur hebben die voor volwassenen niet te begrijpen is en waar ze niet in kunnen doordringen.

^ ¶39 De termen puber en tiener komen niet in de Bijbel voor. Onder Gods volk in voorchristelijke en christelijke tijden werden jongeren blijkbaar op jongere leeftijd in de wereld van de volwassenen opgenomen dan tegenwoordig in veel culturen het geval is.

[Kader/Illustratie op blz. 20]

„IK HAD ME GEEN BETERE OUDERS KUNNEN WENSEN”

Ouders die Getuigen van Jehovah zijn, leren hun kinderen door woord en daad om naar Bijbelse principes te leven (Efeziërs 6:4). Maar ze dwingen hen daar niet toe. Ze realiseren zich dat kinderen als ze oud genoeg zijn, zelf moeten bepalen naar welke normen en waarden ze willen leven.

Aislyn (18) heeft de normen en waarden overgenomen waarmee ze opgevoed is. „Voor mij is mijn geloof niet iets waar ik maar één dag in de week mee bezig ben. Het is mijn manier van leven. Het heeft invloed op alles wat ik doe en elke beslissing die ik neem — van de vrienden die ik heb tot de opleiding die ik volg en de boeken die ik lees.”

Ze heeft veel waardering voor de opvoeding die ze van haar ouders heeft gekregen. „Ik had me geen betere ouders kunnen wensen. Door hen heb ik het verlangen gekregen om een Getuige van Jehovah te zijn en te blijven, en daar ben ik ze heel dankbaar voor. Hun goede voorbeeld zal me mijn hele leven bijblijven.”

[Illustratie op blz. 17]

Geef je kind de gelegenheid zich te uiten

[Illustratie op blz. 18]

Een volwassen mentor kan een goede invloed op je kind hebben

[Illustratie op blz. 19]

Zinvol werk helpt pubers om verstandige volwassenen te worden