Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

VERHAAL 96

Jezus geneest de zieken

Jezus geneest de zieken

TERWIJL Jezus door het hele land trekt, geneest hij de zieken. Het nieuws over deze wonderen wordt in alle dorpen en steden rondverteld. Daarom brengen de mensen kreupelen, blinden, doven en vele andere zieken naar Jezus, en hij geneest hen allen.

Er zijn meer dan drie jaar voorbijgegaan sinds Jezus door Johannes werd gedoopt, en hij vertelt zijn apostelen dat hij binnenkort naar Jeruzalem zal gaan. Daar zal men hem doden, maar hij zal uit de doden opstaan. Intussen blijft Jezus zieken genezen.

Eens is Jezus op een sabbat aan het onderwijzen. De sabbat is een rustdag voor de joden. De vrouw die je hier ziet, was erg ziek. Zij was al 18 jaar krom en kon niet rechtop staan. Nu legt Jezus zijn handen op haar en zij gaat rechtop staan. Ze is genezen!

Dit maakt de religieuze leiders woedend. ’Er zijn zes dagen om te werken’, schreeuwt één van hen tegen de menigte. ’Kom op die dagen om genezen te worden, en niet op de sabbat!’

Maar Jezus antwoordt: ’Slechte mensen die jullie zijn! Jullie zullen wel op de sabbat je ezel losmaken en hem te drinken geven. Mag die arme vrouw, die al 18 jaar ziek was, dan niet op de sabbat worden genezen?’ Jezus’ antwoord beschaamt deze slechte mannen.

Later zijn Jezus en zijn apostelen op weg naar Jeruzalem. Als zij net buiten de stad Jericho zijn, horen twee blinde bedelaars dat Jezus langs komt. Daarom roepen zij luid: ’Jezus, help ons!’

Jezus roept de blinden bij zich en vraagt: ’Wat moet ik voor jullie doen?’ Zij zeggen: ’Heer, open onze ogen.’ Jezus raakt hun ogen aan en meteen kunnen zij zien! Weet je waarom Jezus al die wonderen doet? Omdat hij van mensen houdt en wil dat zij in hem geloven. Daarom kunnen wij er ook zeker van zijn dat wanneer hij als Koning regeert, niemand op aarde meer ziek zal zijn.