Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Profetieën die zijn uitgekomen

Profetieën die zijn uitgekomen

Hoofdstuk 9

Profetieën die zijn uitgekomen

Mensen kunnen met geen enkele zekerheid de toekomst voorspellen. Herhaaldelijk lopen hun pogingen tot voorspellen op een volslagen mislukking uit. Een boek met profetieën die wel zijn uitgekomen, verdient derhalve onze aandacht. De bijbel is zo’n boek.

1. (Inclusief de inleiding.) Wat wordt bewezen door het feit dat de bijbel profetieën bevat die zijn uitgekomen?

VEEL bijbelprofetieën zijn zo nauwkeurig uitgekomen dat critici beweren dat ze na de vervulling werden opgetekend. Maar zulke beweringen zijn niet waar. Daar God almachtig is, beschikt hij over het volledige vermogen om te profeteren (Jesaja 41:21-26; 42:8, 9; 46:8-10). Bijbelprofetieën die zijn uitgekomen, vormen een bewijs van goddelijke inspiratie, niet van laat auteurschap. Wij zullen nu enkele opmerkelijke profetieën beschouwen die zijn uitgekomen — waardoor nog een bewijs wordt verschaft dat de bijbel Gods woord is en niet dat van slechts mensen.

De ballingschap in Babylon

2, 3. Wat leidde ertoe dat koning Hizkía al de schatten van zijn huis en in heel zijn gebied aan de gezanten van Babylon toonde?

2 Hizkía was ongeveer dertig jaar lang koning in Jeruzalem. In 740 v.G.T. was hij er getuige van dat zijn noordelijke nabuur Israël door Assyrië werd verwoest. In 732 v.G.T. ervoer hij Gods reddende macht toen de poging van Assyrië om Jeruzalem te veroveren mislukte, met rampspoedige gevolgen voor de indringer. — Jesaja 37:33-38.

3 Nu ontvangt Hizkía een delegatie van Merodach-Baladan, de koning van Babylon. Ogenschijnlijk zijn de gezanten gekomen om Hizkía geluk te wensen met zijn herstel van een ernstige ziekte. Maar waarschijnlijk ziet Merodach-Baladan in Hizkía een mogelijke bondgenoot tegen de wereldmacht Assyrië. Hizkía doet niets om hem die illusie te benemen als hij de bezoekende Babyloniërs al de rijkdom van zijn huis en in heel zijn gebied toont. Misschien wil ook hij bondgenoten hebben met het oog op een mogelijke terugkeer van de Assyriërs. — Jesaja 39:1, 2.

4. Welke rampspoedige gevolgen van Hizkía’s verkeerde handelwijze voorzei Jesaja?

4 Jesaja is de op de voorgrond tredende profeet uit die tijd, en hij doorziet onmiddellijk dat Hizkía ondoordacht heeft gehandeld. Hij weet dat Hizkía’s beste verdediging Jehovah is, niet Babylon, en zegt hem dat het feit dat hij de Babyloniërs zijn rijkdom heeft getoond, rampspoedige gevolgen zal hebben. „Er komen dagen,” zegt Jesaja, „en alles wat er in uw eigen huis is en wat uw voorvaders tot op deze dag hebben opgehoopt, zal werkelijk naar Babylon worden gevoerd.” Jehovah verordende: „Niets zal er worden overgelaten.” — Jesaja 39:5, 6.

5, 6. (a) Wat zei Jeremia ter bevestiging van Jesaja’s profetie? (b) Op welke wijze gingen de profetieën van Jesaja en Jeremia in vervulling?

5 Destijds in de achtste eeuw v.G.T. leek het misschien onwaarschijnlijk dat die profetie in vervulling zou gaan. Honderd jaar later veranderde de situatie echter. Assyrië werd als de overheersende wereldmacht door Babylon vervangen, terwijl Juda in religieus opzicht zo ontaardde dat God zijn zegen terugtrok. Nu werd een andere profeet, Jeremia, ertoe geïnspireerd Jesaja’s waarschuwing te herhalen. Jeremia verkondigde: „Ik wil [de Babyloniërs] brengen tegen dit land en tegen zijn bewoners . . . En geheel dit land moet tot een verwoeste plaats worden, tot een voorwerp van ontzetting, en deze natiën zullen de koning van Babylon zeventig jaar moeten dienen.” — Jeremia 25:9, 11.

6 Ongeveer vier jaar nadat Jeremia die profetie had geuit, maakten de Babyloniërs Juda tot een deel van hun rijk. Drie jaar daarna brachten zij enkele joodse gevangenen, alsook een deel van de rijkdom van de tempel in Jeruzalem, naar Babylon. Acht jaar later kwam Juda in opstand en werd het opnieuw door de Babylonische koning, Nebukadnezar, overmeesterd. Ditmaal werden de stad en haar tempel verwoest. Al de rijkdom ervan — alsook de joden zelf — werd weggevoerd naar het verre Babylon, precies zoals Jesaja en Jeremia hadden voorzegd. — 2 Kronieken 36:6, 7, 12, 13, 17-21.

7. Hoe getuigt de archeologie van de vervulling van de profetieën van Jesaja en Jeremia betreffende Jeruzalem?

7 In The Archaeological Encyclopedia of the Holy Land wordt opgemerkt dat toen de Babylonische aanval voorbij was, „de stad [Jeruzalem] een volledige verwoesting had ondergaan”.1 De archeoloog W. F. Albright zegt: „Opgravingen en bovengrondse onderzoekingen in Juda hebben aan het licht gebracht dat de steden van Juda gedurende de twee invasies van de Chaldeeën niet alleen volledig werden verwoest, maar dat ze generaties achtereen niet meer — vaak nooit meer in de geschiedenis — werden bewoond.”2 De archeologie bevestigt derhalve de schokkende vervulling van deze profetie.

Het lot van Tyrus

8, 9. Welke profetie uitte Ezechiël tegen Tyrus?

8 Ezechiël was nog een schrijver uit de oudheid die door God geïnspireerde profetieën optekende. Hij profeteerde vanaf het einde van de zevende eeuw v.G.T. tot in de zesde eeuw v.G.T. — dat wil zeggen gedurende de jaren die aan de verwoesting van Jeruzalem voorafgingen en vervolgens gedurende de eerste tientallen jaren dat de joden in Babylonische ballingschap verkeerden. Zelfs enkele hedendaagse critici geven toe dat het boek omstreeks die tijd geschreven werd.

9 Ezechiël tekende een treffende profetie op over de verwoesting van Israëls noordelijke nabuur Tyrus, die van een vriend in een vijand van Gods volk was veranderd (1 Koningen 5:1-9; Psalm 83:2-8). Hij schreef: „Dit heeft de Soevereine Heer Jehovah gezegd: ’Zie, ik ben tegen u, o Tyrus, en ik wil vele natiën tegen u aanvoeren, net als de zee haar golven aanvoert. En ze zullen stellig de muren van Tyrus vernielen en haar torens omverhalen, en ik wil haar stof van haar afschrapen en haar tot een glanzend, kaal oppervlak van een steile rots maken. . . . En uw stenen en uw houtwerk en uw stof zullen zij zelfs midden in het water deponeren.’” — Ezechiël 26:3, 4, 12.

10-12. Wanneer werd Ezechiëls profetie ten slotte vervuld, en op welke wijze?

10 Is dit werkelijk gebeurd? Nu, enkele jaren nadat Ezechiël de profetie had geuit, sloeg de koning van Babylon, Nebukadnezar, het beleg voor Tyrus (Ezechiël 29:17, 18). Het was echter geen gemakkelijke belegering. Tyrus lag voor een deel op het vasteland (het gedeelte dat Oud-Tyrus werd genoemd). Maar een deel van de stad bevond zich op een eiland dat ongeveer 800 meter uit de kust lag. Nebukadnezar belegerde het eiland dertien jaar voordat het zich uiteindelijk aan hem onderwierp.

11 Maar in 332 v.G.T. werd Ezechiëls profetie ten slotte tot in details vervuld. In die tijd viel Alexander de Grote, de veroveraar uit Macedonië, Asia binnen. De veilig gelegen eilandstad Tyrus hield stand tegen hem. Alexander wilde geen potentiële vijand in de rug, maar wilde Tyrus ook niet jarenlang belegeren, zoals Nebukadnezar had gedaan.

12 Hoe loste hij dit militaire probleem op? Hij bouwde een landbrug, of dam, naar het eiland, zodat zijn soldaten naar de overzijde konden trekken en de eilandstad konden aanvallen. Merk echter op wat hij voor de bouw van de dam gebruikte. The Encyclopedia Americana bericht: „Met het puin van het op het vasteland gelegen deel van de stad bouwde hij in 332 een enorme dam om het eiland met het vasteland te verbinden.” Na een betrekkelijk korte belegering werd de eilandstad verwoest. Bovendien werd Ezechiëls profetie tot in details vervuld. Zelfs de ’stenen en het houtwerk en het stof’ van Oud-Tyrus werden ’midden in het water gedeponeerd’.

13. Hoe beschreef een negentiende-eeuwse reiziger de plek waar het oude Tyrus had gelegen?

13 Een negentiende-eeuwse reiziger gaf commentaar op wat er in zijn tijd van het oude Tyrus over was. Hij zei: „Van het oorspronkelijke Tyrus zoals Salomo en de profeten van Israël het hebben gekend, is geen spoor meer te bekennen behalve enkele in de rotsen uitgehouwen graven op de berghellingen en wat muurfunderingen . . . Zelfs het eiland, dat door Alexander de Grote tijdens zijn belegering van de stad in een kaap werd veranderd doordat hij het water tussen het eiland en het vasteland opvulde, bevat geen duidelijk te identificeren overblijfselen van een vroegere periode dan die van de kruisvaarders. De tegenwoordige stad, die in haar geheel betrekkelijk nieuw is, beslaat de noordelijke helft van wat eens het eiland was, terwijl de oppervlakte van bijna het hele overige gedeelte met niet duidelijk te identificeren ruïnes bedekt is.”3

Babylons ondergang

14, 15. Welke profetieën tegen Babylon werden door Jesaja en Jeremia opgetekend?

14 In de achtste eeuw v.G.T. voorzei Jesaja, de profeet die de joden voor hun toekomstige onderwerping door Babylon waarschuwde, ook iets verbazingwekkends: de totale vernietiging van Babylon zelf. Hij voorzei dit in treffende details: „Zie, ik wek tegen hen de Meden op . . . En Babylon, het sieraad der koninkrijken, de luister van de trots der Chaldeeën, moet worden als toen God Sodom en Gomorra omkeerde. Ze zal nimmer bewoond worden, noch zal ze van geslacht tot geslacht blijven.” — Jesaja 13:17-20.

15 De profeet Jeremia voorzei eveneens de val van Babylon, die vele jaren later zou plaatsvinden. En hij voegde een interessant detail toe: „Er is een verwoesting over haar wateren, en ze moeten uitdrogen. . . . De sterke mannen van Babylon hebben opgehouden met strijden. Zij zijn in de sterke plaatsen blijven zitten. Hun macht is uitgedroogd.” — Jeremia 50:38; 51:30.

16. Wanneer werd Babylon veroverd, en door wie?

16 In 539 v.G.T. liep de tijd van Babylons heerschappij als de prominente wereldmacht ten einde toen de energieke Perzische heerser Cyrus, vergezeld van het leger van Medië, tegen de stad optrok. Wat Cyrus echter aantrof, was formidabel. Babylon was omgeven door kolossale muren en scheen onneembaar. Ook liep de grote rivier de Eufraat midden door de stad en vormde een van haar belangrijkste verdedigingswerken.

17, 18. (a) In welk opzicht was er „een verwoesting over [Babylons] wateren”? (b) Waarom ’hielden de sterke mannen van Babylon op met strijden’?

17 De Griekse geschiedschrijver Herodotus beschrijft hoe Cyrus het probleem aanpakte: „Nadat hij zijn gehele leger had opgesteld, een deel bij het punt, waar de rivier de stad binnenkomt, en anderen beneden de stad, waar de rivier de stad verlaat, gaf hij zijn leger het consigne om wanneer zij zagen, dat de bedding doorwaadbaar was geworden, daarlangs de stad binnen te trekken. . . . door middel van een gracht leidde hij de rivier naar het meer [een kunstmatig meer dat door een vroegere heerser van Babylon was aangelegd], dat een moeras geworden was en maakte zo, doordat het water wegstroomde, de oude rivierbedding doorwaadbaar. Zodra dit gebeurde en het peil van de rivier zo ver was gedaald, dat het ongeveer halverwege de heup reikte, trokken de Perzen, die juist met dit doel waren opgesteld, door de bedding van de Euphraat Babyloon binnen.”4

18 Op deze wijze viel de stad, zoals Jeremia en Jesaja hadden gewaarschuwd. Maar merk op hoe de profetieën tot in details werden vervuld. Er was letterlijk ’een verwoesting over haar wateren, en ze droogden uit’. Door het laten zakken van het water van de Eufraat verkreeg Cyrus toegang tot de stad. ’Hielden de sterke mannen van Babylon op met strijden’, zoals Jeremia had gewaarschuwd? De bijbel — alsook de Griekse geschiedschrijvers Herodotus en Xenophon — bericht dat de Babyloniërs in feite feestvierden toen de Perzische aanval plaatshad.5 Volgens de Naboniduskroniek, een officiële spijkerschriftinscriptie, trokken Cyrus’ troepen „zonder strijd” Babylon binnen, hetgeen waarschijnlijk betekent zonder een groot opgezette veldslag.6 Klaarblijkelijk deden Babylons sterke mannen niet veel om de stad te beschermen.

19. Ging de profetie dat Babylon ’nimmermeer bewoond zou worden’ in vervulling? Leg dit uit.

19 Wat valt er te zeggen over de voorzegging dat Babylon ’nimmermeer bewoond zou worden’? Die ging niet onmiddellijk in 539 v.G.T. in vervulling. Maar de profetie kwam feilloos uit. Na haar val was de stad Babylon het centrum van een aantal opstanden, tot 478 v.G.T., toen ze door Xerxes werd verwoest. Aan het einde van de vierde eeuw maakte Alexander de Grote plannen om de stad te herbouwen, maar hij stierf voordat het werk enigermate gevorderd was. Nadien geraakte de stad gewoon in verval. In de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening woonden er nog mensen, maar tegenwoordig is van het oude Babylon alleen nog maar een hoop ruïnes over in Irak. Zelfs al zouden haar ruïnes gedeeltelijk worden hersteld, dan nog zou Babylon slechts een toeristische attractie zijn, geen levende, bloeiende stad. De woeste en verlaten plek waar ze gelegen heeft, getuigt op treffende wijze van de definitieve vervulling van de ertegen geuite geïnspireerde profetieën.

De opmars van wereldmachten

20, 21. Welke profetie zag Daniël betreffende de opmars van wereldmachten, en hoe ging die in vervulling?

20 In de zesde eeuw v.G.T., tijdens de joodse ballingschap in Babylon, werd een andere profeet, Daniël, ertoe geïnspireerd enkele opmerkelijke visioenen op te tekenen waarin de toekomstige loop der wereldgebeurtenissen werd voorzegd. In één ervan beschrijft de profeet Daniël een aantal symbolische dieren die elkaar op het wereldtoneel opvolgen. Een engel verklaart dat deze dieren de opmars van wereldmachten vanaf die tijd afschaduwen. Sprekend over de laatste twee beesten zegt hij: „De ram die gij gezien hebt, die de twee horens had, beduidt de koningen van Medië en Perzië. En de harige bok beduidt de koning van Griekenland; en wat de grote horen aangaat die tussen zijn ogen was, die beduidt de eerste koning. En dat die gebroken werd, zodat er vier waren die ten slotte in zijn plaats opstonden: er zijn vier koninkrijken uit zijn natie die zullen opstaan, maar niet met zijn kracht.” — Daniël 8:20-22.

21 Dit profetische toekomstbeeld werd nauwkeurig vervuld. Het Babylonische Rijk werd omvergeworpen door Medo-Perzië, dat 200 jaar later plaats maakte voor de Griekse wereldmacht. Aan de spits van het Griekse Rijk stond Alexander de Grote, „de grote horen”. Maar na Alexanders dood streden zijn generaals onderling om de macht en ten slotte viel het uitgestrekte rijk uiteen in vier kleinere rijken, „vier koninkrijken”.

22. Welke wereldmacht werd in een verwante profetie over de opmars van wereldmachten nog meer voorzegd?

22 In Daniël hoofdstuk 7 werd in een enigszins overeenkomstig visioen eveneens een blik in de verre toekomst geworpen. De Babylonische wereldmacht werd afgebeeld door een leeuw, de Perzische door een beer en de Griekse door een luipaard met vier vleugels op zijn rug en vier koppen. Vervolgens ziet Daniël nog een wild beest, „vreeswekkend en verschrikkelijk en ongewoon sterk . . ., en het had tien horens” (Daniël 7:2-7). Dit vierde wilde beest was een afschaduwing van het machtige Romeinse Rijk, dat zich ongeveer drie eeuwen nadat Daniël deze profetie had opgetekend, begon te ontwikkelen.

23. In welk opzicht was het vierde wilde beest uit Daniëls profetie ’verschillend van alle andere koninkrijken’?

23 De engel profeteerde betreffende Rome: „Wat het vierde beest aangaat, er is een vierde koninkrijk dat op de aarde zal komen, dat verschillend zal zijn van alle andere koninkrijken; en het zal heel de aarde verslinden en zal haar vertrappen en verbrijzelen” (Daniël 7:23). H. G. Wells zegt in zijn boek A Pocket History of the World: „Deze nieuwe Romeinse macht nu, die in de tweede en eerste eeuw v. Chr. opstond om de westelijke wereld te beheersen, was in verschillende opzichten anders dan een der grote rijken die tot op dat moment een overheersende positie in de beschaafde wereld hadden ingenomen.”7 Rome begon als een republiek en werd naderhand een monarchie. In tegenstelling tot voorgaande rijken had dit rijk zijn macht niet aan de een of andere veroveraar te danken maar groeide het gestaag in de loop der eeuwen. Het bleef veel, veel langer bestaan en beheerste een uitgestrekter gebied dan enig voorgaand rijk.

24, 25. (a) Hoe verschenen de tien horens van het wilde beest op het toneel? (b) Welke strijd tussen de horens van het wilde beest voorzag Daniël?

24 Wat valt er echter te zeggen over de tien horens van dit reusachtige beest? De engel zei: „En wat de tien horens aangaat, uit dat koninkrijk zullen tien koningen opstaan; en nog een ander zal er na hen opstaan, en hijzelf zal verschillend zijn van de eersten, en drie koningen zal hij vernederen” (Daniël 7:24). Hoe ging dit in vervulling?

25 Welnu, toen het Romeinse Rijk in de vijfde eeuw G.T. in verval begon te raken, werd het niet onmiddellijk door een andere wereldmacht vervangen. In plaats daarvan viel het in een aantal koninkrijken, „tien koningen”, uiteen. Ten slotte versloeg het Britse Rijk de drie mededingende rijken Spanje, Frankrijk en Nederland om de belangrijkste wereldmacht te worden. Aldus vernederde de pasopgekomen ’horen’ „drie koningen”.

Daniëls profetieën — opgetekend nadat ze vervuld waren?

26. Wanneer werd Daniël volgens critici geschreven, en welke reden voeren zij voor hun bewering aan?

26 De bijbel geeft te kennen dat het boek Daniël geschreven werd in de zesde eeuw v.G.T. De profetieën zijn echter zo nauwkeurig in vervulling gegaan dat critici beweren dat het geschreven moet zijn omstreeks 165 v.G.T., toen een aantal profetieën reeds waren vervuld.8 Ondanks het feit dat de enige werkelijke reden voor het doen van deze bewering is dat Daniëls profetieën werden vervuld, wordt in veel verwijsbronnen deze late datum voor het schrijven van Daniël als een vaststaand feit gepresenteerd.

27, 28. Wat zijn enkele van de feiten die bewijzen dat Daniël niet in 165 v.G.T. werd geschreven?

27 Tegen die theorie moeten wij echter de volgende feiten afwegen. Ten eerste werd er op het boek gezinspeeld in joodse werken die gedurende de tweede eeuw v.G.T. werden vervaardigd, zoals het eerste boek der Makkabeeën. Ook werd het opgenomen in de Griekse Septuaginta, met welke vertaling in de derde eeuw v.G.T. een begin werd gemaakt.9 Ten derde bevonden zich fragmenten van afschriften van Daniël onder de grote collectie Dode-Zeerollen — en deze fragmenten dateren naar men aanneemt van omstreeks 100 v.G.T.10 Het is dus duidelijk dat het boek Daniël spoedig nadat het naar verluidt geschreven werd, reeds wijd en zijd bekend was en gerespecteerd werd: een krachtig bewijs dat het lang voor de door critici aangevoerde datum vervaardigd was.

28 Bovendien bevat Daniël historische details die aan een tweede-eeuwse schrijver onbekend zouden zijn geweest. Treffend is het geval van Belsazar, de heerser van Babylon die werd gedood toen Babylon in 539 v.G.T. viel. De belangrijke niet-bijbelse bronnen die wij kennen en waarin de val van Babylon wordt vermeld, zijn Herodotus (vijfde eeuw), Xenophon (vijfde en vierde eeuw) en Berossos (derde eeuw). Geen van hen wist iets van Belsazar af.11 Hoe onwaarschijnlijk is het dat een tweede-eeuwse schrijver inlichtingen zou hebben gehad die deze vroegere schrijvers niet ter beschikking stonden! Het verslag over Belsazar in Daniël hoofdstuk 5 vormt een krachtig argument dat Daniël zijn boek schreef voordat die anderen hun boeken schreven. *

29. Waarom kan het boek Daniël onmogelijk na de vervulling van de daarin opgetekende profetieën geschreven zijn?

29 Ten slotte staan er een aantal profetieën in Daniël die lang na 165 v.G.T. werden vervuld. Een daarvan was de reeds eerder genoemde profetie omtrent het Romeinse Rijk. Nog een opmerkelijke profetie is die waarin de komst van Jezus, de Messías, werd voorzegd.

De komst van de gezalfde

30, 31. (a) In welke profetie van Daniël werd de tijd voor het verschijnen van de Messías voorzegd? (b) Hoe kunnen wij, gebaseerd op Daniëls profetie, berekenen in welk jaar de Messías zou verschijnen?

30 Deze profetie staat opgetekend in Daniël hoofdstuk 9 en luidt als volgt: „Zeventig weken [jaarweken, of vierhonderd negentig jaar] zijn verordend over uw volk en over uw heilige stad” (Daniël 9:24, The Amplified Bible). * Wat zou er gedurende deze 490 jaar gebeuren? Wij lezen: „Vanaf het uitgaan van het gebod om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot [de komst van] de gezalfde, een vorst, zullen zeven weken [jaarweken] en tweeënzestig weken [jaarweken] zijn” (Daniël 9:25, AB). Dit is dus een profetie waarin de tijd voor de komst van „de gezalfde”, de Messías, werd voorzegd. Hoe ging die profetie in vervulling?

31 Het gebod om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen, ’ging uit’ in „het twintigste jaar van Artaxerxes, de koning” van Perzië, dat wil zeggen in 455 v.G.T. (Nehemía 2:1-9). Aan het einde van de 49 jaar (7 jaarweken) was veel van Jeruzalems glorie hersteld. En tellen wij vervolgens vanaf 455 v.G.T. de volle 483 jaar (7 plus 62 jaarweken), dan komen wij in 29 G.T. Dit was in feite „het vijftiende regeringsjaar van Tiberius Caesar”, het jaar waarin Jezus door Johannes de Doper werd gedoopt (Lukas 3:1). In die tijd werd Jezus in het openbaar geïdentificeerd als Gods Zoon en begon hij met zijn bediening door het goede nieuws tot de joodse natie te prediken (Matthéüs 3:13-17; 4:23). Hij werd de „gezalfde”, ofte wel de Messías.

32. Hoe lang zou Jezus’ aardse bediening volgens Daniëls profetie duren, en wat zou aan het einde ervan gebeuren?

32 De profetie voegt eraan toe: „En na de tweeënzestig weken [jaarweken] zal de gezalfde worden afgesneden.” Ook wordt erin gezegd: „En één week lang [zeven jaar] zal hij een krachtig en vast verbond aangaan met de velen; en in het midden van de week zal hij het slachtoffer en de offergave doen ophouden” (Daniël 9:26, 27, AB). In overeenstemming hiermee ging Jezus uitsluitend naar „de velen”, de natuurlijke joden. Nu en dan predikte hij ook tot de Samaritanen, die in een gedeelte van de Schrift geloofden maar een van het gangbare judaïsme afgescheiden sekte hadden gevormd. Toen, „in het midden van de week”, nadat hij drie en een half jaar had gepredikt, gaf hij zijn leven als slachtoffer en werd aldus „afgesneden”. Dit beduidde het einde van de Mozaïsche wet met haar slachtoffers en offergaven (Galaten 3:13, 24, 25). Derhalve deed Jezus door zijn dood ’het slachtoffer en de offergave ophouden’.

33. Hoe lang zou Jehovah zich exclusief met de joden bezighouden, en welke gebeurtenis kenmerkte het einde van deze periode?

33 Niettemin gaf de pasgevormde christelijke gemeente gedurende nog drie en een half jaar uitsluitend getuigenis aan de joden en, later, aan de verwante Samaritanen. Maar in 36 G.T., aan het einde van de zeventig jaarweken, werd de apostel Petrus ertoe geleid tot een heiden, Cornelius, te prediken (Handelingen 10:1-48). Nu was het ’verbond met de velen’ niet langer tot de joden beperkt. Redding werd ook tot de onbesneden heidenen gepredikt.

34. Wat gebeurde er, in overeenstemming met Daniëls profetie, met het natuurlijke Israël omdat het de Messías verwierp?

34 Omdat de joodse natie Jezus verwierp en een samenzwering op touw zette om hem ter dood te brengen, beschermde Jehovah hen niet toen de Romeinen in 70 G.T. kwamen en Jeruzalem verwoestten. Daniëls verdere woorden gingen derhalve in vervulling: „En het volk van de andere vorst die zal komen, zal de stad en het heiligdom verwoesten. Het einde ervan zal komen met een vloed, en zelfs tot het einde zal er oorlog zijn” (Daniël 9:26b, AB). Deze tweede „vorst” was Titus, de Romeinse bevelhebber die Jeruzalem in 70 G.T. verwoestte.

Profetieën die geïnspireerd waren

35. Welke profetieën over Jezus kwamen nog meer uit?

35 Aldus ging Daniëls profetie van de zeventig weken op een opmerkelijk nauwkeurige wijze in vervulling. Ja, vele in de Hebreeuwse Geschriften opgetekende profetieën gingen gedurende de eerste eeuw in vervulling, en een aantal ervan had met Jezus te maken. Jezus’ geboorteplaats, zijn ijver voor Gods huis, zijn predikingsactiviteit, dat hij voor dertig zilverstukken verraden zou worden, de manier waarop hij zou sterven, het feit dat om zijn kleding het lot werd geworpen — al deze details werden in de Hebreeuwse Geschriften voorzegd. De vervulling ervan bewees zonder twijfel dat Jezus de Messías was, en er werd opnieuw door aangetoond dat de profetieën geïnspireerd waren. — Micha 5:2; Lukas 2:1-7; Zacharia 11:12; 12:10; Matthéüs 26:15; 27:35; Psalm 22:18; 34:20; Johannes 19:33-37.

36, 37. Wat leren wij uit het feit dat bijbelprofetieën zijn uitgekomen, en welk vertrouwen schenkt deze kennis ons?

36 In feite zijn alle bijbelprofetieën die in vervulling moesten gaan, uitgekomen. De dingen zijn precies zo gebeurd als in de bijbel was voorzegd. Dit vormt een krachtig bewijs dat de bijbel Gods Woord is. Er moet meer dan menselijke wijsheid achter die profetische uitspraken hebben gescholen om zo nauwkeurig te kunnen zijn.

37 Maar de bijbel bevat nog andere voorzeggingen die niet in die tijden in vervulling zijn gegaan. Waarom niet? Omdat ze in onze tijd, ja ook nog na onze tijd, in vervulling zouden gaan. De betrouwbaarheid van die in de oudheid opgetekende profetieën schenkt ons het vertrouwen dat deze andere voorzeggingen zonder mankeren zullen uitkomen. Zoals wij in het volgende hoofdstuk zullen zien, is dit inderdaad het geval.

[Voetnoten]

^ ¶28 Zie hoofdstuk 4, „Hoe geloofwaardig is het ’Oude Testament’?”, par. 16, 17.

^ ¶30 In deze vertaling zijn de tussen teksthaken geplaatste woorden door de vertaler toegevoegd om de betekenis te verduidelijken.

[Studievragen]

[Inzet op blz. 133]

Alle profetieën die in vervulling moesten gaan, zijn uitgekomen. De dingen zijn precies zo gebeurd als in de bijbel was voorzegd

[Illustratie op blz. 118]

Archeologen hebben ontdekt dat Nebukadnezar Jeruzalem volledig heeft verwoest

[Illustratie op blz. 121]

Foto van het huidige Tyrus. Van het Tyrus zoals de profeten van Israël het hebben gekend, is nauwelijks meer een spoor te bekennen

[Illustratie op blz. 123]

Toeristen die de plek bezoeken waar het oude Babylon heeft gelegen, zijn getuige van de vervulling van de tegen de stad geuite profetieën

[Illustraties op blz. 126]

Daniëls profetieën over de opmars van wereldmachten gingen zo nauwkeurig in vervulling dat hedendaagse critici denken dat ze na de vervulling opgetekend zijn

BABYLON

PERZIË

GRIEKENLAND

ROME

ENGELAND

[Illustratie op blz. 130]

Daniël profeteerde de precieze tijd waarop de Messías in Israël zou verschijnen