Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Doop

Doop

Doop

Definitie: Het bijbelse woord „dopen” komt van het Griekse ba·ptiʹzein, wat „indompelen, onderdompelen” betekent (A Greek-English Lexicon, door Liddell en Scott). De christelijke waterdoop is een uiterlijk symbool waardoor te kennen wordt gegeven dat de dopeling zich door bemiddeling van Jezus Christus volledig, zonder voorbehoud en onvoorwaardelijk heeft opgedragen om de wil van Jehovah God te doen. De Schrift spreekt onder andere ook over de doop van Johannes, de doop met heilige geest en de doop met vuur.

Zullen personen die werkelijk in Gods Woord geloven, aarzelen om zich te laten dopen?

Matth. 28:19, 20: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb.”

Hand. 2:41: „Zij dan die zijn woord van harte aanvaardden, werden gedoopt.”

Hand. 8:12: „Toen zij Filippus geloofden, die het goede nieuws van het koninkrijk Gods en van de naam van Jezus Christus bekendmaakte, werden zij gedoopt, zowel mannen als vrouwen.”

Hand. 8:36-38: „Terwijl zij nu voortgingen op de weg, kwamen zij aan een zeker water, en de [Ethiopische] eunuch zei: ’Zie! Hier is water, wat belet mij gedoopt te worden?’ Toen gebood hij de wagen te doen stilhouden, en . . . [Filippus] doopte hem.”

Christelijke waterdoop — door besprenkeling of door volledige onderdompeling?

Mark. 1:9, 10: „Jezus . . . werd door Johannes in de Jordaan gedoopt [„ondergedompeld”, ED, Ro]. En onmiddellijk toen hij uit het water opkwam, zag hij de hemelen vaneengaan.”

Hand. 8:38: „Beiden, zowel Filippus als de eunuch, daalden af in het water, en hij doopte hem.”

Kenden de eerste-eeuwse christenen de kinderdoop?

Matth. 28:19: „Gaat daarom en maakt discipelen . . . hen dopende.”

Hand. 8:12: „Toen zij Filippus geloofden . . . werden zij gedoopt, zowel mannen als vrouwen.”

Later echter schreef Orígenes (185-254 G.T.): „Het is een kerkelijk gebruik om zelfs aan kinderen de doop toe te dienen” (Selections From the Commentaries and Homilies of Origen, Madras, India; 1929, blz. 211). Het gebruik werd door een Concilie van Carthago (ca. 252 G.T.) bevestigd.

De kerkhistoricus August Neander schreef: „Geloof en doop gingen altijd samen; het is dus een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid . . . dat het gebruik van de kinderdoop in die periode [in de eerste eeuw] onbekend was. . . . Dat het pas in de loop van de derde eeuw als een apostolische overlevering werd erkend, is eerder een bewijs tegen dan voor het aanvaarden van de mening dat de kinderdoop van apostolische oorsprong is.” — History of the Planting and Training of the Christian Church by the Apostles (New York, 1864), blz. 162.

Worden door de christelijke waterdoop zonden vergeven?

1 Joh. 1:7: ’Indien wij in het licht wandelen zoals híj in het licht is, reinigt het bloed van Jezus, zijn Zoon, ons van alle zonde.’

Matth. 3:11: „Ik [Johannes de Doper] doop u wel met water wegens uw berouw, maar hij die na mij komt [Jezus Christus], is sterker dan ik, en ik ben niet waardig hem van zijn sandalen te ontdoen.” (Uit de verzen 5 en 6 en Handelingen 13:24 blijkt dat Johannes’ activiteit niet op alle mensen gericht was, maar op de joden. Waarom? Vanwege de zonden die de joden tegen het Wetsverbond hadden begaan en ten einde hen op Christus voor te bereiden.)

Hand. 2:38: „Hebt berouw, en een ieder van u worde gedoopt in de naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden.” (Kregen zij vergeving door de doop op zich? Bedenk dat dit werd gezegd tot de joden die medeverantwoordelijk waren voor de dood van Christus. [Zie de verzen 22, 23.] Door hun doop zou iets duidelijk tot uiting komen. Wat dan wel? Dat zij nu geloof stelden in Jezus als de Messías, de Christus. Alleen hierdoor konden hun zonden worden vergeven [Hand. 4:12; 5:30, 31].)

Hand. 22:16: „Sta op, word gedoopt en was uw zonden weg doordat gij zijn naam aanroept.” (Ook Handelingen 10:43.)

Wie wordt met heilige geest gedoopt?

1 Kor. 1:2; 12:13, 27: „Aan u die geheiligd zijt in eendracht met Christus Jezus, geroepen om heiligen te zijn . . . Want waarlijk, door één geest werden wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij joden of Grieken, hetzij slaven of vrijen, en wij werden er allen toe gebracht één geest te drinken. Gij nu zijt Christus’ lichaam.” (Zoals uit Daniël 7:13, 14, 27 blijkt, delen deze „heiligen”, samen met de Zoon des mensen, Jezus Christus, in het Koninkrijk.)

Joh. 3:5: „Indien iemand niet uit water en geest wordt geboren, kan hij het koninkrijk Gods niet binnengaan.” (Iemand wordt ’uit geest geboren’ ten tijde van zijn doop met die geest. Uit Lukas 12:32 blijkt dat alleen een „kleine kudde” dat voorrecht heeft. Zie ook Openbaring 14:1-3.)

Spreken allen die met heilige geest zijn gedoopt, in talen of hebben allen de gave van gezondmaking?

1 Kor. 12:13, 29, 30: „Want waarlijk, door één geest werden wij allen tot één lichaam gedoopt . . . Zijn soms allen apostelen? . . . Verrichten soms allen krachtige werken? Hebben soms allen gaven van gezondmakingen? Spreken soms allen in talen?”

Zie ook „Gezondmaking” en „Talen, Het spreken in”.

’Doop voor de doden’ — wat wordt ermee bedoeld?

1 Kor. 15:29, NBG: „Wat zullen anders zij doen, die zich voor de doden laten dopen? Indien er in het geheel geen doden opgewekt worden, waarom laten zij zich nog voor hen dopen?”

Het Griekse voorzetsel huʹper, dat hier met „voor” is vertaald, betekent ook „over”, „ten behoeve van”, „in plaats van”, „met het oog op”, enz. (A Greek-English Lexicon, door Liddell en Scott). Welke betekenis heeft het in deze tekst? Opperde Paulus hier dat levende personen gedoopt moesten worden ten behoeve van hen die ongedoopt waren gestorven?

De enige andere teksten waarin de dood in verband met de doop wordt genoemd, spreken over een doop die de persoon zelf ondergaat, niet een doop ten behoeve van een ander die dood is

Rom. 6:3: „Weet gij niet dat wij allen die in Christus Jezus werden gedoopt, in zijn dood werden gedoopt?” (Ook Markus 10:38, 39.)

Kol. 2:12: „Want gij [levende leden van de gemeente in Kolosse] werdt met hem begraven in zijn doop, en in gemeenschap met hem werdt gij ook mede opgewekt door middel van uw geloof in de werking van God, die hem uit de doden heeft opgewekt.”

De weergave in de „Nieuwe-Wereldvertaling” is grammaticaal juist en in overeenstemming met deze andere bijbelteksten

1 Kor. 15:29: „Wat zullen anders zij doen die worden gedoopt met het doel doden te zijn? Indien de doden in het geheel niet worden opgewekt, waarom worden zij ook gedoopt met het doel zodanigen te zijn?” (Zij worden dus gedoopt, of ondergedompeld, in een levenswijze die net als bij Christus een dood in rechtschapenheid tot gevolg heeft om vervolgens evenals hij tot hemels leven te worden opgewekt.)

Waar zal de doop met vuur op uitlopen?

Luk. 3:16, 17: „Hij [Jezus Christus] zal u met . . . vuur dopen. Zijn wanschop is in zijn hand om zijn dorsvloer grondig te reinigen . . . Het kaf zal hij verbranden met vuur dat niet uitgedoofd kan worden.” (De erdoor teweeggebrachte vernietiging zou eeuwig zijn.)

Matth. 13:49, 50: „Zo zal het gaan in het besluit van het samenstel van dingen: de engelen zullen uitgaan en de goddelozen uit het midden der rechtvaardigen afscheiden en hen in de vurige oven werpen.”

Luk. 17:29, 30: „Op de dag dat Lot uit Sodom ging, regende het vuur en zwavel uit de hemel en vernietigde hen allen. Op dezelfde wijze zal het gaan op de dag waarop de Zoon des mensen geopenbaard zal worden.”

Niet hetzelfde als doop met heilige geest, die voor discipelen was

Hand. 1:5: „Johannes doopte wel met water, maar gij [Jezus’ getrouwe apostelen] zult niet vele dagen hierna in heilige geest worden gedoopt.”

Hand. 2:2-4: „Plotseling kwam er uit de hemel een gedruis als van een voortgestuwde, stevige bries, en het vervulde het gehele huis waarin zij zaten. En hun werden tongen als van vuur zichtbaar, die werden verdeeld, en op een ieder van hen zette zich er één [maar omhulde hen niet; zij waren er niet in ondergedompeld], en zij werden allen met heilige geest vervuld en begonnen in verschillende talen te spreken, zoals de geest het hun gaf zich te uiten.”