Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

HOOFDSTUK 12

‘Is God onrechtvaardig?’

‘Is God onrechtvaardig?’

1. Welke uitwerking kan onrecht op ons hebben?

 EEN bejaarde weduwe raakt al haar spaargeld kwijt door een oplichter. Een hulpeloze baby wordt door een harteloze moeder te vondeling gelegd. Een man wordt gevangengezet voor een misdrijf dat hij niet heeft begaan. Hoe reageer je als er zoiets gebeurt? Waarschijnlijk ben je geschokt, en dat is te begrijpen. Als mensen hebben we een sterk rechtvaardigheidsgevoel. Als we onrecht zien, maakt dat ons boos. We willen dat het slachtoffer een vergoeding krijgt en dat de dader gestraft wordt. Als dat niet gebeurt, vragen we ons misschien af: Ziet God wel wat er gebeurt? Waarom doet hij niets?

2. Hoe reageerde Habakuk op onrecht, en waarom corrigeerde Jehovah hem niet?

2 Door de geschiedenis heen hebben trouwe aanbidders van Jehovah net zulke vragen gesteld. De profeet Habakuk bad bijvoorbeeld tot God: ‘Waarom laat u mij onrecht zien? En waarom laat u onderdrukking toe? Waarom is er verwoesting en geweld om mij heen? En waarom is er zo veel ruzie en strijd?’ (Habakuk 1:3) Jehovah corrigeerde Habakuk niet vanwege die openhartige vraag, want Hij had dat besef van gerechtigheid zelf in de mens gelegd. Jehovah heeft ons iets van zijn sterke gevoel voor rechtvaardigheid gegeven.

Jehovah haat onrecht

3. Waarom kan er worden gezegd dat Jehovah zich meer bewust is van onrecht dan wij?

3 Jehovah is niet blind voor onrecht. Hij ziet wat er gebeurt. Over Noachs tijd zegt de Bijbel: ‘Jehovah zag hoe groot de slechtheid van de mensen op aarde was en dat hun gedachten en de verlangens van hun hart altijd alleen maar slecht waren’ (Genesis 6:5). Sta er eens bij stil wat dat betekent. Vaak is ons idee van onrecht gebaseerd op een paar voorvallen waar we over hebben gehoord of die we persoonlijk hebben meegemaakt. Maar Jehovah is zich bewust van het onrecht in de hele wereld. Hij ziet het allemaal! Bovendien kent hij ook de slechte gedachten die mensen ertoe aanzetten om zulk onrecht te begaan (Jeremia 17:10).

4, 5. (a) Hoe laat de Bijbel zien dat Jehovah geeft om mensen die onrecht meemaken? (b) Met welk onrecht heeft Jehovah zelf te maken?

4 Maar Jehovah ziet onrecht niet alleen, hij geeft ook om de mensen die er het slachtoffer van zijn. Toen zijn volk door vijandelijke volken wreed werd behandeld, had Jehovah medelijden met hen ‘als ze zuchtten vanwege degenen die hen onderdrukten en slecht behandelden’ (Rechters 2:18). Misschien heb je wel gemerkt dat hoe meer onrecht sommige mensen zien, hoe ongevoeliger ze ervoor worden. Dat geldt niet voor Jehovah! Hij ziet al zo’n 6000 jaar al het onrecht, maar hij haat het nog steeds even erg. De Bijbel verzekert ons ervan dat hij een hekel heeft aan dingen als ‘een tong die liegt’, ‘handen die onschuldig bloed vergieten’ en ‘een valse getuige die leugens ademt’ (Spreuken 6:16-19).

5 Denk ook eens aan Jehovah’s scherpe kritiek op de onrechtvaardige leiders in Israël. Hij liet zijn profeet onder inspiratie aan hen vragen: ‘Jullie horen toch te weten wat rechtvaardig is?’ Jehovah beschreef in schokkende bewoordingen het machtsmisbruik van deze verdorven mannen en voorspelde vervolgens hoe het met ze zou aflopen: ‘Jullie zullen tot Jehovah om hulp roepen, maar hij zal niet antwoorden. Hij zal dan zijn gezicht voor jullie verbergen vanwege jullie slechte daden’ (Micha 3:1-4). Jehovah heeft echt een hekel aan onrecht! En hij ondervindt het zelf uit de eerste hand! Al duizenden jaren lang wordt hij ten onrechte door Satan belasterd (Spreuken 27:11). Bovendien kreeg Jehovah met het allerergste onrecht te maken toen zijn Zoon, die ‘geen zonde had begaan’, als een misdadiger werd terechtgesteld (1 Petrus 2:22; Jesaja 53:9). Het is duidelijk dat Jehovah niet blind is voor de ellende van mensen die onrecht meemaken en dat het hem niet koud laat.

6. Hoe zou je kunnen reageren als je met onrecht te maken krijgt, en waarom?

6 Toch is het heel begrijpelijk dat we fel reageren als we onrecht zien of zelf het slachtoffer worden van een oneerlijke behandeling. We zijn naar Gods beeld gemaakt en onrecht is lijnrecht in strijd met alles waar Jehovah voor staat (Genesis 1:27). Waarom laat Jehovah onrecht dan toe?

Een belangrijke kwestie

7. Beschrijf hoe Jehovah’s naam werd belasterd en hoe zijn manier van regeren in twijfel werd getrokken.

7 Het antwoord op deze vraag heeft te maken met een belangrijke kwestie. Zoals we hebben gezien, heeft de Schepper het recht om over de aarde en al haar bewoners te regeren (Psalm 24:1; Openbaring 4:11). Maar al vroeg in de menselijke geschiedenis werd Jehovah’s goede naam belasterd en werd zijn manier van regeren in twijfel getrokken. Hoe gebeurde dat? Jehovah gaf de eerste mens, Adam, het gebod om niet te eten van een bepaalde boom die stond in de paradijselijke tuin waar hij woonde. Wat zou er gebeuren als hij ongehoorzaam was? ‘Je zult zeker sterven’, zei Jehovah tegen hem (Genesis 2:17). Jehovah’s gebod was geen last voor Adam of zijn vrouw, Eva. Toch overtuigde Satan Eva ervan dat Jehovah te streng was door hun die beperking op te leggen. Wat zou er volgens Satan gebeuren als Eva wel van de boom zou eten? Satan zei ronduit tegen haar: ‘Jullie zullen helemaal niet sterven. Want God weet dat op de dag dat jullie ervan eten, jullie ogen geopend zullen worden en jullie als God zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad’ (Genesis 3:1-5).

8. (a) Wat suggereerde Satan door wat hij tegen Eva zei? (b) Wat trok Satan in twijfel over Gods naam en soevereiniteit?

8 Met die uitspraak suggereerde Satan niet alleen dat Jehovah Eva belangrijke informatie had onthouden maar ook dat hij tegen haar had gelogen. Satan bracht Eva aan het twijfelen over wat voor Persoon Jehovah echt is. Op die manier bracht Satan grote schande over Gods naam. Hij deed ook een aanval op Jehovah’s manier van regeren. Satan trok niet in twijfel dat Jehovah de Soeverein is. Maar hij trok wel in twijfel of Zijn soevereiniteit rechtmatig en rechtvaardig was. Met andere woorden, hij beweerde dat Jehovah zijn bestuur niet op een rechtvaardige manier en in het beste belang van zijn onderdanen uitoefende.

9. (a) Welke straf kregen Adam en Eva voor hun ongehoorzaamheid, en welke belangrijke vragen werden er opgeworpen? (b) Waarom heeft Jehovah de opstandelingen niet gewoon vernietigd?

9 Vervolgens waren Adam en Eva ongehoorzaam aan Jehovah door van de verboden boom te eten. Vanwege hun ongehoorzaamheid verdienden ze de doodstraf, precies zoals Jehovah had gezegd. Satans leugen wierp een paar heel belangrijke vragen op. Heeft Jehovah echt het recht om over de mensheid te regeren, of zou de mens zichzelf moeten regeren? Oefent Jehovah zijn bestuur op de best mogelijke manier uit? Jehovah had zijn almachtige kracht kunnen gebruiken om de opstandelingen meteen te vernietigen. Maar het was niet Gods kracht die door Satan in twijfel werd getrokken, maar Gods manier van regeren. Als Jehovah Adam, Eva en Satan meteen zou hebben gedood, zou dat niet hebben bewezen dat Gods bestuur rechtvaardig is. Het zou juist nog meer twijfels over zijn bestuur hebben opgeroepen. De enige manier om vast te stellen of mensen zichzelf met succes onafhankelijk van God konden besturen, was door er tijd overheen te laten gaan.

10. Wat heeft de geschiedenis duidelijk gemaakt over menselijk bestuur?

10 Wat heeft het verstrijken van de tijd laten zien? In de loop van duizenden jaren hebben mensen met veel vormen van bestuur geëxperimenteerd, zoals autocratie, democratie, socialisme en communisme. Met welk resultaat? De Bijbel zegt heel duidelijk: ‘De ene mens heeft over de andere mens geheerst ten koste van de ander’ (Prediker 8:9). Terecht zei de profeet Jeremia: ‘Ik weet heel goed, Jehovah, dat het niet aan de mens is zijn weg te bepalen. Het is niet aan iemand die wandelt om zijn voetstappen zelfs maar te richten’ (Jeremia 10:23).

11. Waarom liet Jehovah toe dat de mensheid lijden onderging?

11 Jehovah wist vanaf het begin dat onafhankelijkheid of zelfbestuur van de mens veel lijden tot gevolg zou hebben. Was het dan onrechtvaardig van hem om dat te laten gebeuren? Absoluut niet! Ter illustratie: Stel dat je een kind hebt dat een operatie moet ondergaan om hem van een levensbedreigende aandoening te genezen. Je beseft dat je kind door de operatie een mate van lijden zal ondergaan, en dat doet je veel verdriet. Tegelijkertijd weet je dat je kind dankzij de operatie later in zijn leven een betere gezondheid zal hebben. Zo wist ook God — en hij heeft dat zelfs voorspeld — dat als hij menselijk bestuur toeliet, dat een mate van pijn en lijden met zich mee zou brengen (Genesis 3:16-19). Maar hij wist ook dat een eind maken aan pijn en lijden alleen mogelijk zou zijn als hij toeliet dat de hele mensheid de slechte gevolgen van opstand zou ervaren. Op die manier kon de kwestie eens en voor altijd worden opgelost.

De vraag waarom mensen God trouw zijn

12. Waarvan heeft Satan mensen beschuldigd, zoals blijkt uit wat hij over Job zei?

12 Deze kwestie heeft nog een aspect. Toen Satan de rechtmatigheid en rechtvaardigheid van Gods bestuur aanvocht, belasterde hij niet alleen Jehovah’s soevereiniteit en naam. Hij trok ook in twijfel met welk motief mensen Jehovah dienen. Kijk bijvoorbeeld eens wat Satan tegen Jehovah zei over de rechtvaardige man Job: ‘U hebt als bescherming een omheining geplaatst rond hem en zijn huis en alles wat hij heeft. U hebt het werk van zijn handen gezegend, en zijn veestapel breidt zich steeds meer uit in het land. Maar steek voor de verandering uw hand eens uit en tast alles aan wat hij heeft. Dan zal hij u zeker recht in uw gezicht vervloeken’ (Job 1:10, 11).

13. Wat suggereerde Satan door zijn beschuldigingen tegenover Job, en waarom zijn alle mensen hierbij betrokken?

13 Satan beweerde dat Jehovah zijn beschermende kracht gebruikte om Jobs toewijding te kopen. Daarmee suggereerde hij dat Job Jehovah alleen aanbad vanwege de goede dingen die Jehovah hem gaf. Satan beweerde dat als Jehovah zijn zegen van Job zou wegnemen, zelfs een goede man als Job zijn Schepper zou vervloeken. Satan wist dat Job opviel als ‘een oprecht en getrouw man, die ontzag had voor God en vermeed wat slecht was’. a Dus als het Satan zou lukken om Jobs trouw te breken, zou hij dat dan niet ook bij alle andere mensen kunnen doen? Op die manier trok Satan eigenlijk de loyaliteit van al Jehovah’s aanbidders in twijfel. Hij breidde zijn beschuldiging uit door tegen Jehovah te zeggen: ‘Een mens geeft alles wat hij heeft in ruil voor zijn leven’ (Job 1:8; 2:4).

14. Wat heeft de geschiedenis laten zien in verband met Satans beschuldiging tegenover mensen?

14 Uit de geschiedenis blijkt dat veel mensen net als Job ondanks beproevingen Jehovah trouw zijn gebleven — in tegenstelling tot wat Satan beweerde. Ze hebben door hun trouwe gedrag Jehovah’s hart verheugd. Jehovah kan hun voorbeeld gebruiken om te bewijzen dat Satan het mis had toen hij trots beweerde dat mensen ermee zouden ophouden Hem te dienen als ze met tegenslag te maken kregen (Hebreeën 11:4-38). Oprechte mensen hebben geweigerd Jehovah de rug toe te keren. Als ze te maken kregen met grote moeilijkheden, vertrouwden ze juist nog meer op Jehovah voor kracht om te volharden (2 Korinthiërs 4:7-10).

15. Welke vraag zou kunnen ontstaan over Gods oordelen in het verleden en in de toekomst?

15 Maar bij de manier waarop Jehovah gerechtigheid uitoefent, is meer betrokken dan de kwesties van soevereiniteit en de trouw van de mens aan God. De Bijbel geeft ons een verslag van Jehovah’s oordelen over afzonderlijke personen en zelfs hele volken. De Bijbel bevat ook profetieën over oordelen die hij in de toekomst zal voltrekken. Waarom kunnen we er zeker van zijn dat Jehovah altijd rechtvaardig in zijn oordelen is geweest en zal zijn?

Waarom Gods gerechtigheid superieur is

Jehovah zal nooit ‘de goede mensen samen met de slechte mensen vernietigen’

16, 17. Uit welke voorbeelden blijkt dat mensen een situatie niet altijd goed kunnen beoordelen?

16 Over Jehovah kan terecht worden gezegd: ‘Al zijn wegen zijn gerechtigheid’ (Deuteronomium 32:4). Niemand van ons kan dat van zichzelf zeggen, want ons besef van wat juist is wordt heel vaak vertroebeld door onze beperkte kijk. Neem het voorbeeld van Abraham. Hij smeekte Jehovah om Sodom niet te vernietigen — ondanks de extreme slechtheid die daar was. Hij vroeg aan Jehovah: ‘Gaat u echt de goede mensen samen met de slechte mensen vernietigen?’ (Genesis 18:23-33) Natuurlijk was het antwoord nee. Pas toen de rechtvaardige Lot en zijn dochters veilig in de stad Zoar waren aangekomen, liet Jehovah ‘zwavel en vuur’ op Sodom regenen (Genesis 19:22-24). Een ander voorbeeld is Jona. In tegenstelling tot Abraham werd hij woedend toen Jehovah barmhartigheid toonde voor de inwoners van Ninevé. Omdat Jona hun vernietiging al had aangekondigd, zou hij het prima hebben gevonden als ze gedood werden, ook al hadden ze oprecht berouw (Jona 3:10–4:1).

17 Jehovah verzekerde Abraham ervan dat zijn gerechtigheid niet alleen inhoudt dat hij slechte mensen vernietigt maar ook dat hij de rechtvaardigen spaart. Jona daarentegen moest leren dat Jehovah barmhartig is. Als slechte mensen hun gedrag veranderen, ‘vergeeft Jehovah graag’ (Psalm 86:5). Sommige mensen straffen anderen alleen maar om hun macht te tonen, of ze durven geen medegevoel te tonen omdat ze bang zijn zwak gevonden te worden. Maar Jehovah is heel anders. Hij zal altijd barmhartigheid tonen als er een basis voor bestaat (Jesaja 55:7; Ezechiël 18:23).

18. Laat aan de hand van de Bijbel zien dat Jehovah zich niet door sentimentaliteit laat verblinden.

18 Toch laat Jehovah zich niet door sentimentaliteit verblinden. Toen zijn volk afgoden bleef aanbidden, zei Jehovah vastberaden: ‘Ik zal (...) je oordelen naar je wegen en je ter verantwoording roepen voor al je walgelijke daden. Ik zal geen medelijden met je hebben en geen medegevoel. Ik zal je de gevolgen van je eigen wegen laten ondervinden’ (Ezechiël 7:3, 4). Wanneer mensen dus weigeren om hun gedrag te veranderen, zal Jehovah ze straffen. Maar zijn oordeel is gebaseerd op duidelijke feiten. Toen Jehovah hoorde dat er luid over Sodom en Gomorra werd geklaagd, zei hij: ‘Ik zal afdalen om te zien of het geklaag dat me bereikt heeft over hun slechte daden terecht is’ (Genesis 18:20, 21). We kunnen heel dankbaar zijn dat Jehovah niet is zoals veel mensen, die overhaaste conclusies trekken voordat ze alle feiten hebben gehoord! Jehovah is echt, zoals de Bijbel zegt, ‘een God van trouw, zonder onrecht’ (Deuteronomium 32:4).

Heb vertrouwen in Jehovah’s gerechtigheid

19. Wat kun je doen als je de manier waarop Jehovah gerechtigheid uitoefent, soms moeilijk te begrijpen vindt?

19 De Bijbel beantwoordt niet elke vraag over wat Jehovah in het verleden heeft gedaan. Ook staan er niet alle details in over hoe Jehovah in de toekomst het oordeel zal voltrekken aan afzonderlijke personen en aan groepen. Als je het moeilijk vindt om verslagen of profetieën in de Bijbel waarin zulke details ontbreken te begrijpen, is het goed om dezelfde loyale houding te hebben als de profeet Micha, die schreef: ‘Ik zal geduldig wachten op de God van mijn redding’ (Micha 7:7).

20, 21. Waarom kun je ervan overtuigd zijn dat Jehovah altijd zal doen wat juist is?

20 We kunnen ervan overtuigd zijn dat Jehovah in elke situatie zal doen wat juist is. Zelfs wanneer mensen niets aan een bepaald onrecht lijken te doen, belooft Jehovah: ‘Het is aan mij om wraak te nemen. Ik zal vergelden’ (Romeinen 12:19). Als je geduldig op Jehovah wacht, laat je zien dat je hetzelfde vertrouwen hebt als Paulus, die zei: ‘Moeten we dan zeggen dat God onrechtvaardig is? Natuurlijk niet!’ (Romeinen 9:14)

21 Ondertussen leven we in ‘zware tijden die moeilijk te doorstaan zijn’ (2 Timotheüs 3:1). Onrecht en onderdrukking hebben tot veel ellende geleid (Prediker 4:1). Maar Jehovah is niet veranderd. Hij haat onrecht nog steeds, en hij geeft echt om mensen die er het slachtoffer van zijn. Als je trouw blijft aan Jehovah en zijn soevereiniteit verdedigt, zal hij je de kracht geven om te volharden tot de tijd dat hij onder zijn Koninkrijk al het onrecht zal rechtzetten (1 Petrus 5:6, 7).

a Jehovah zei over Job: ‘Er is niemand op aarde als hij’ (Job 1:8). Waarschijnlijk leefde Job dus na de dood van Jozef en voordat Mozes de leider van Israël werd. In die periode kon er daarom worden gezegd dat er niemand zo trouw aan Jehovah was als Job.