Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

HOOFDSTUK 29

‘De liefde van de Christus kennen’

‘De liefde van de Christus kennen’

1-3. (a) Wat bewoog Jezus ertoe net als zijn Vader te willen zijn? (b) Welke aspecten van Jezus’ liefde gaan we bekijken?

 HEB je weleens een jongetje gezien dat net als zijn vader probeert te zijn? Hij imiteert zijn vader misschien in de manier waarop hij loopt, praat of zich gedraagt. Als hij opgroeit, neemt hij misschien zelfs de normen en waarden van zijn vader over. Omdat hij veel van zijn lieve vader houdt en hem bewondert, wil hij graag net als zijn vader zijn.

2 Hoe denkt Jezus over zijn hemelse Vader? ‘Ik houd van de Vader’, zei Jezus bij een bepaalde gelegenheid (Johannes 14:31). Niemand zou meer van Jehovah kunnen houden dan zijn Zoon, die al bij hem was lang voordat Jehovah andere personen schiep. Die liefde bewoog deze trouwe Zoon ertoe net als zijn Vader te willen zijn (Johannes 14:9).

3 In eerdere hoofdstukken van dit boek hebben we besproken hoe Jezus Jehovah’s macht, gerechtigheid en wijsheid volmaakt navolgde. Maar hoe volgde Jezus de liefde van zijn Vader na? Laten we eens kijken naar drie aspecten van Jezus’ liefde: zijn zelfopofferende instelling, zijn medegevoel en zijn vergevingsgezindheid.

‘Niemand heeft grotere liefde’

4. Hoe toonde Jezus de grootste liefde die een mens ooit heeft getoond?

4 Jezus heeft op een uitzonderlijke manier zelfopofferende liefde getoond. Zelfopoffering houdt in dat je de behoeften en belangen van anderen onzelfzuchtig boven die van jezelf stelt. Hoe toonde Jezus zo’n liefde? Hij legde zelf uit: ‘Niemand heeft grotere liefde dan hij die zijn leven geeft voor zijn vrienden’ (Johannes 15:13). Jezus gaf bereidwillig zijn volmaakte leven voor ons. Het was de grootste uiting van liefde die ooit door een mens is gedaan. Maar Jezus toonde ook op andere manieren zelfopofferende liefde.

5. Wat gaf Gods Zoon allemaal op toen hij de hemel verliet?

5 Voordat de eniggeboren Zoon van God naar de aarde kwam, had hij een bevoorrechte en verheven positie in de hemel. Hij had nauwe omgang met Jehovah en met de vele engelen. Hoewel hij in de hemel zo’n geweldig leven had, ‘gaf hij alles op, nam de gedaante van een slaaf aan en werd mens’ (Filippenzen 2:7). Hij kwam bereidwillig naar de aarde om onder zondige mensen te leven in een wereld die ‘in de macht van de goddeloze ligt’ (1 Johannes 5:19). Wat een liefdevol offer van Gods Zoon!

6, 7. (a) Op welke manieren toonde Jezus tijdens zijn bediening op aarde zelfopofferende liefde? (b) Welk ontroerende voorbeeld van onzelfzuchtige liefde staat in Johannes 19:25-27?

6 Tijdens zijn leven op aarde toonde Jezus op verschillende manieren zelfopofferende liefde. Hij was totaal onzelfzuchtig. Hij was bereid om veel dingen op te geven die het leven makkelijker maken, zodat hij al zijn tijd en energie aan zijn bediening kon besteden. Hij zei: ‘Vossen hebben holen en vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon heeft geen plek om zijn hoofd neer te leggen’ (Mattheüs 8:20). Jezus was een bekwaam timmerman, dus hij had wat tijd kunnen nemen om een comfortabel huis voor zichzelf te bouwen of mooie meubels te maken en die te verkopen zodat hij wat extra geld had. Maar hij gebruikte zijn bekwaamheden niet om materiële dingen te krijgen.

7 Een echt ontroerend voorbeeld van Jezus’ zelfopofferende liefde staat in Johannes 19:25-27. Stel je eens voor over hoeveel dingen hij zich op de middag voor zijn dood zorgen moet hebben gemaakt. Terwijl hij aan de martelpaal hing, was hij bezorgd over zijn discipelen en over de prediking. En hij zal er vooral aan gedacht hebben dat hij Jehovah trouw wilde blijven en Zijn naam wilde eren. De toekomst van de hele mensheid hing van hem af! Toch toonde Jezus vlak voor zijn dood ook bezorgdheid voor zijn moeder, Maria, die inmiddels blijkbaar weduwe was geworden. Jezus vroeg de apostel Johannes om voor Maria te zorgen alsof ze zijn eigen moeder was, en daarop nam de apostel haar bij zich in huis. Jezus trof dus regelingen voor de fysieke en geestelijke zorg voor zijn moeder. Wat een mooie uiting van onzelfzuchtige liefde!

‘Hij kreeg medelijden met ze’

8. Wat betekent het Griekse woord dat de Bijbel gebruikt om Jezus’ medegevoel te beschrijven?

8 Jezus had net als zijn Vader veel medegevoel. De Bijbel spreekt over Jezus als iemand die echt meeleefde met mensen die het moeilijk hadden en die altijd naar manieren zocht om ze te helpen. Om Jezus’ medegevoel te beschrijven gebruikt de Bijbel een Grieks woord dat is weergegeven met ‘medelijden krijgen’. Een Bijbelgeleerde zegt: ‘Het beschrijft een emotie die een mens tot in het diepst van zijn wezen raakt. Het is het sterkste woord in het Grieks om medegevoel uit te drukken.’ Laten we een paar situaties bekijken waarin Jezus’ grote medegevoel hem ertoe aanzette mensen te helpen.

9, 10. (a) Waarom zochten Jezus en zijn apostelen een rustige plaats op? (b) Hoe reageerde Jezus toen zijn privacy door een menigte werd verstoord, en waarom?

9 Hij reageerde op geestelijke behoeften. Het verslag in Markus 6:30-34 maakt duidelijk wat Jezus er voornamelijk toe bewoog medelijden te tonen. Stel je eens voor wat er gebeurde. De apostelen kwamen net terug van een uitgebreide predikingstocht. Ze vertelden Jezus enthousiast wat ze allemaal gezien en gehoord hadden. Maar er verzamelde zich een grote menigte, zodat Jezus en zijn apostelen zelfs geen tijd hadden om te eten. Jezus, die altijd alert was op de behoeften van anderen, zag dat de apostelen moe waren. Hij zei tegen ze: ‘Ga mee naar een afgelegen plaats om alleen te zijn en wat uit te rusten.’ Ze stapten in een boot en staken het noordelijke gedeelte van het Meer van Galilea over naar een rustige plaats. Maar de menigte zag ze weggaan. En ook anderen hoorden erover. Al die mensen renden langs de noordelijke oever en waren nog eerder aan de overkant dan de boot!

10 Ergerde Jezus zich omdat zijn privacy verstoord werd? Helemaal niet! Toen hij de duizenden mensen zag die op hem wachtten, werd zijn hart geraakt. Markus schreef: ‘Hij zag een grote menigte. Hij kreeg medelijden met ze, omdat ze als schapen zonder herder waren. En hij ging hun veel dingen leren.’ Jezus begreep dat deze mensen geestelijke behoeften hadden. Ze waren als schapen die hulpeloos ronddwaalden, zonder herder om ze te leiden of te beschermen. Jezus wist dat de religieuze leiders, die zorgzame herders hadden moeten zijn, het gewone volk hadden verwaarloosd (Johannes 7:47-49). Zijn hart ging naar de mensen uit, dus hij ‘vertelde hun over Gods Koninkrijk’ (Lukas 9:11). Merk op dat Jezus medelijden met de mensen kreeg zelfs voordat hij wist hoe ze op zijn onderwijs zouden reageren. Jezus’ medegevoel was dus niet het resultaat van het onderwijzen van de mensen, maar zijn medegevoel was juist zijn motief om de mensen te onderwijzen.

‘Hij stak zijn hand uit en raakte hem aan’

11, 12. (a) Hoe werden melaatsen in Bijbelse tijden bezien, maar hoe reageerde Jezus toen een man naar hem toe kwam ‘die helemaal bedekt was met melaatsheid’? (b) Wat kan Jezus’ aanraking voor de melaatse hebben betekend, en hoe illustreert de ervaring van een arts dit?

11 Hij wilde lijden verlichten. Mensen met verschillende kwalen voelden dat Jezus met ze meeleefde, en daarom voelden ze zich tot hem aangetrokken. Een ontroerend voorbeeld hiervan is een man ‘die helemaal bedekt was met melaatsheid’ en naar Jezus toe kwam, terwijl hij omringd was door een grote groep mensen (Lukas 5:12). In Bijbelse tijden moesten melaatsen volgens Gods wet in quarantaine worden geplaatst om anderen tegen besmetting te beschermen (Numeri 5:1-4). Maar in de loop van de tijd hadden de religieuze leiders hun eigen regels voor melaatsen gemaakt. Die regels waren heel streng en leidden ertoe dat mensen melaatsen wreed behandelden. a Maar kijk eens hoe Jezus op de melaatse reageerde. ‘Er kwam een melaatse naar hem toe, die zelfs op zijn knieën viel en hem smeekte: “Als u het alleen maar wilt, kunt u me rein maken.” Jezus had medelijden met hem, stak zijn hand uit, raakte hem aan en zei: “Ik wil het! Word rein.” Onmiddellijk verdween zijn melaatsheid, en hij werd rein’ (Markus 1:40-42). Jezus wist dat het voor de melaatse verboden was om daar zelfs maar te zijn. Maar in plaats van hem af te wijzen was Jezus zo diep geraakt dat hij iets deed wat ondenkbaar was. Jezus raakte hem aan!

12 Kun je je voorstellen wat die aanraking voor de melaatse betekende? Kijk eens naar de volgende ervaring. Dr. Paul Brand, een specialist op het gebied van lepra (vroeger melaatsheid genoemd), vertelt over een leprapatiënt in India die hij behandelde. Tijdens het onderzoek legde de arts zijn hand op de schouder van de patiënt en legde via een tolk uit welke behandeling de man zou moeten ondergaan. Plotseling begon de patiënt te huilen. ‘Heb ik iets verkeerds gezegd?’, vroeg de arts. De tolk vroeg het de jonge man in zijn taal en zei toen: ‘Nee, dokter. Hij zegt dat hij huilt omdat u uw hand op zijn schouder hebt gelegd. Voordat hij hier kwam, heeft jarenlang niemand hem aangeraakt.’ Voor de melaatse die naar Jezus toe kwam, betekende de aanraking nog veel meer. Na die ene aanraking was hij genezen van de ziekte die hem tot een paria had gemaakt!

13, 14. (a) Wat voor stoet kwam Jezus tegen bij Naïn, en waarom was dit zo’n droevige situatie? (b) Waartoe bewoog Jezus’ medegevoel hem?

13 Hij wilde mensen helpen die verdriet hadden. Jezus werd diep geraakt door het verdriet van anderen. Neem bijvoorbeeld het voorval dat in Lukas 7:11-15 staat. Het vond plaats ongeveer halverwege Jezus’ bediening. Toen Jezus vlak bij de stadspoort van de Galilese stad Naïn was, kwam hij een begrafenisstoet tegen. De omstandigheden waren heel tragisch. Er was een jonge man gestorven, de enige zoon van een weduwe. Ze had dus waarschijnlijk al eerder in zo’n stoet meegelopen — die van haar man. Dit keer ging het om haar zoon, die misschien de kostwinner voor haar was geweest. Onder de menigte waren misschien ook mensen die klaagliederen zongen en musici die treurmuziek speelden (Jeremia 9:17, 18; Mattheüs 9:23). Maar Jezus’ aandacht ging volledig naar de rouwende moeder, die ongetwijfeld naast de baar liep waarop het lichaam van haar zoon lag.

14 Jezus ‘kreeg medelijden’ met de diepbedroefde moeder. Op geruststellende toon zei hij tegen haar: ‘Huil maar niet.’ Ongevraagd kwam hij dichterbij en raakte de baar aan. De dragers — en misschien ook de andere mensen — bleven staan. Met gezag zei Jezus tegen het levenloze lichaam: ‘Jongeman, ik zeg je: sta op!’ Wat gebeurde er? ‘De dode man kwam overeind en begon te praten’ alsof hij uit een diepe slaap wakker werd! Dan zegt de Bijbel iets heel ontroerends: ‘Jezus gaf hem terug aan zijn moeder.’

15. (a) Welk verband tussen medegevoel en actie blijkt uit de Bijbelse verslagen over Jezus? (b) Hoe kun je Jezus hierin navolgen?

15 Wat leren we van deze verslagen? In al deze gevallen leidde medegevoel tot actie. Jezus kon de ellende van anderen niet zien zonder met hen mee te leven, en hij kon geen medegevoel hebben zonder in actie te komen. Hoe kunnen wij zijn voorbeeld volgen? Als christenen hebben we de plicht het goede nieuws te prediken en discipelen te maken. We worden voornamelijk gemotiveerd door liefde voor God. Maar vergeet niet dat we dit werk ook doen uit medegevoel. Als je net zo met mensen meeleeft als Jezus deed, zal je hart je motiveren om alles te doen wat je kunt om het goede nieuws met ze te delen (Mattheüs 22:37-39). En hoe kun je laten zien dat je meeleeft met geloofsgenoten die ellende meemaken of verdriet hebben? Je kunt niet door een wonder iemand genezen of de doden opwekken. Maar je kunt je medegevoel wel in daden omzetten door het initiatief te nemen om praktische hulp te bieden en ze te vertellen hoeveel je om ze geeft (Efeziërs 4:32).

‘Vader, vergeef hen’

16. Hoe toonde Jezus dat hij graag vergaf, zelfs toen hij aan de martelpaal hing?

16 Er was nog een manier waarop Jezus de liefde van zijn Vader volmaakt navolgde: hij ‘vergaf graag’ (Psalm 86:5). Dat deed hij zelfs toen hij aan de martelpaal hing. Wat zei Jezus terwijl hij een vernederende dood onderging en zijn handen en voeten met spijkers doorboord waren? Vroeg hij Jehovah of Hij zijn terechtstellers wilde straffen? Nee, Jezus’ laatste woorden waren onder andere: ‘Vader, vergeef hen, want ze weten niet wat ze doen’ (Lukas 23:34). b

17-19. Op welke manieren liet Jezus zien dat hij Petrus vergeven had nadat hij drie keer had gezegd dat hij hem niet kende?

17 Een nog ontroerender voorbeeld van Jezus’ vergevingsgezindheid is misschien wel hoe hij met Petrus omging. Er bestaat geen twijfel over dat Petrus heel veel van Jezus hield. Op 14 nisan, de laatste avond van Jezus’ leven op aarde, zei Petrus tegen hem: ‘Heer, ik ben bereid om met je de gevangenis in te gaan en zelfs te sterven.’ Maar een paar uur later ontkende Petrus tot drie keer toe dat hij Jezus kende! De Bijbel vertelt ons wat er gebeurde nadat Petrus dat de derde keer had gedaan: ‘De Heer draaide zich om en keek Petrus aan.’ Petrus besefte wat een ernstige zonde hij had begaan. ‘Hij ging naar buiten en huilde bitter.’ Toen Jezus later op die dag stierf, heeft Petrus zich misschien afgevraagd: zou mijn Heer me vergeven hebben? (Lukas 22:33, 61, 62)

18 Petrus hoefde niet lang op het antwoord te wachten. Jezus werd op de ochtend van 16 nisan uit de dood opgewekt en kennelijk ging hij op diezelfde dag naar Petrus toe om persoonlijk met hem te praten (Lukas 24:34; 1 Korinthiërs 15:4-8). Waarom gaf Jezus zo’n speciale aandacht aan de apostel die drie keer had gezegd dat hij hem niet kende? Jezus heeft de berouwvolle Petrus er misschien van willen verzekeren dat hij nog steeds van hem hield en hem waardeerde. Maar Jezus deed nog meer om Petrus gerust te stellen.

19 Later verscheen Jezus bij het Meer van Galilea aan de discipelen. Bij die gelegenheid vroeg Jezus drie keer aan Petrus (die drie keer had gezegd dat hij hem niet kende) of hij hem liefhad. Na de derde keer antwoordde Petrus: ‘Heer, je weet alles, je weet toch dat ik aan je gehecht ben.’ Jezus, die harten kon lezen, wist inderdaad heel goed hoeveel Petrus van hem hield. Toch gaf Jezus hem de gelegenheid om zijn liefde te bevestigen. Hij gaf hem zelfs de opdracht om ‘zijn schaapjes te voeden’ en ‘te weiden’ (Johannes 21:15-17). Eerder had Petrus de taak gekregen om te prediken (Lukas 5:10). Maar nu gaf Jezus hem nog een belangrijke verantwoordelijkheid, namelijk om zorg te dragen voor degenen die Christus’ volgelingen zouden worden. Daardoor wist Petrus dat Jezus hem echt vertrouwde. Kort daarna gaf Jezus hem ook een belangrijke rol in de christelijke gemeente (Handelingen 2:1-41). Wat moet Petrus opgelucht zijn geweest te weten dat Jezus hem had vergeven en nog steeds vertrouwen in hem had!

Ken jij ‘de liefde van de Christus’?

20, 21. Hoe kun je ‘de liefde van de Christus’ volledig leren kennen?

20 Jehovah’s Woord geeft echt een prachtige beschrijving van de liefde van de Christus. Maar hoe zouden we op Jezus’ liefde moeten reageren? De Bijbel spoort ons aan ‘de liefde van de Christus te kennen, die alle kennis te boven gaat’ (Efeziërs 3:19). Zoals we hebben gezien, leren de evangelieverslagen over Jezus’ leven en bediening ons veel over zijn liefde. Maar om ‘de liefde van de Christus’ volledig te leren kennen, moet je meer doen dan te weten komen wat de Bijbel over hem zegt.

21 Het Griekse woord dat met ‘kennen’ is vertaald, betekent ‘in de praktijk, door ervaring’ kennen. Als je op dezelfde manier liefde toont als Jezus deed — door je onzelfzuchtig in te zetten voor anderen, met medegevoel op hun behoeften te reageren en hen van harte te vergeven — dan kun je zijn gevoelens echt begrijpen. Op die manier leer je ‘de liefde van de Christus, die alle kennis te boven gaat’ door ervaring kennen. En vergeet nooit: hoe meer je als Christus wordt, hoe dichter je zult naderen tot degene die Jezus volmaakt navolgde: onze liefdevolle God, Jehovah.

a Volgens de rabbijnse regels mocht niemand binnen vier el (ongeveer twee meter) van een melaatse komen. Maar als het waaide, moest de melaatse minstens 100 el (ongeveer 45 meter) afstand houden. De Midrasj Rabba vertelt over een rabbi die zich voor melaatsen verborg en over een andere rabbi die stenen naar melaatsen gooide om ze op een afstand te houden. Melaatsen wisten dus hoeveel pijn het doet afgewezen te worden en hoe het voelt om veracht en ongewenst te zijn.

b Het eerste deel van Lukas 23:34 wordt in bepaalde oude manuscripten weggelaten. Maar omdat deze woorden in veel andere gezaghebbende manuscripten wel voorkomen, zijn ze in de Nieuwewereldvertaling en talloze andere vertalingen opgenomen. Jezus had het waarschijnlijk over de Romeinse soldaten die hem aan de paal hadden gehangen. Ze wisten niet wat ze deden omdat ze niet beseften wie Jezus eigenlijk was. Misschien had Jezus het ook over Joden die om zijn terechtstelling hadden geroepen maar die later in hem zouden gaan geloven (Handelingen 2:36-38). Natuurlijk droegen de religieuze leiders die op Jezus’ terechtstelling hadden aangedrongen, veel meer schuld, want zij hadden dat doelbewust en met kwade opzet gedaan. Voor velen van hen was er geen vergeving mogelijk (Johannes 11:45-53).