1, 2. Welk plan maakte Bileam om Jehovah’s volk kwaad te doen?

EEN visser gaat naar zijn favoriete stek. Hij heeft een bepaald soort vis in gedachten. Hij kiest een lokaas en gooit zijn lijn uit. Even later staat de lijn strak, de hengel buigt en met een tevreden glimlach haalt hij zijn vangst binnen. Hij weet dat hij het juiste lokaas heeft gekozen.

² In 1473 v.Chr. deed Bileam ook veel moeite om een lokaas te bedenken. De prooi die hij op het oog had, was Gods volk. Ze hadden hun kamp opgeslagen op de vlakte van Moab bij de grens van het beloofde land. Hoewel Bileam beweerde een profeet van Jehovah te zijn, was hij eigenlijk gewoon een hebzuchtige man die ingehuurd was om Israël te vervloeken. Maar door tussenkomst van Jehovah kon Bileam Israël alleen zegenen. Omdat Bileam toch zijn beloning wilde krijgen, bedacht hij dat hij de Israëlieten misschien zou kunnen verleiden tot een ernstige zonde, waardoor Jehovah zijn eigen volk zou moeten vervloeken. Met dat doel zette Bileam het lokaas uit: de verleidelijke jonge vrouwen van Moab (Numeri 22:1-7; 31:15, 16; Openbaring 2:14).

3. In hoeverre had Bileams plan succes?

³ Werkte die strategie? Tot op zekere hoogte wel. Tienduizenden Israëlitische mannen zwichtten voor het lokaas en gingen ‘seksuele immoraliteit bedrijven met de  dochters van Moab’. Ze gingen zelfs Moabitische goden aanbidden, zoals de walgelijke Baäl van Peor, een vruchtbaarheids- of seksgod. Het gevolg was dat 24.000 Israëlieten bij de grens van het beloofde land omkwamen. Wat een enorme tragedie! — Numeri 25:1-9.

4. Waarom gaven duizenden Israëlieten toe aan immoraliteit?

⁴ Hoe kon zoiets ergs gebeuren? Veel Israëlieten hadden een slecht hart ontwikkeld door zich terug te trekken van Jehovah — de God die hen uit Egypte had bevrijd, in de woestijn te eten had gegeven en veilig tot aan het beloofde land had gebracht (Hebreeën 3:12). Paulus schreef over die gebeurtenis: ‘Laten we ook geen seksuele immoraliteit bedrijven, zoals sommigen van hen deden, waardoor er op één dag 23.000 van hen stierven’ (1 Korinthiërs 10:8). *

5, 6. Wat hebben wij in deze tijd aan het verslag over Israëls zonde op de vlakte van Moab?

⁵ In het verslag in Numeri staan veel belangrijke lessen  voor Gods volk in deze tijd, dat op de grens van een veel groter beloofd land staat (1 Korinthiërs 10:11). Net als de Moabieten toen is deze wereld geobsedeerd door seks, maar dan op veel grotere schaal. Bovendien maken elk jaar duizenden christenen zich schuldig aan immoraliteit — hetzelfde lokaas waarmee de Israëlieten zich lieten vangen (2 Korinthiërs 2:11). En net als Zimri, die schaamteloos met een Midianitische vrouw het kamp van Israël binnenkwam en haar naar zijn tent bracht, zijn sommigen van Gods volk in deze tijd een slechte invloed binnen de christelijke gemeente geworden (Numeri 25:6, 14; Judas 4).

⁶ Zie je jezelf op de hedendaagse vlakte van Moab? Zie je je beloning aan de horizon: de langverwachte nieuwe wereld? Doe dan alles wat je kunt om in Gods liefde te blijven door gehoorzaam te zijn aan het gebod: ‘Ontvlucht seksuele immoraliteit!’ — 1 Korinthiërs 6:18.

7, 8. Wat is ‘seksuele immoraliteit’, en hoe oogsten mensen die immoraliteit bedrijven wat ze zaaien?

⁷ Seksuele immoraliteit (Grieks: porneia) duidt in de Bijbel op seks tussen mensen die niet volgens de Bijbelse norm getrouwd zijn. Het omvat overspel, prostitutie en seksuele handelingen tussen ongetrouwde personen (met inbegrip van orale en anale seks en het seksueel manipuleren van de geslachtsorganen van een persoon met wie je niet getrouwd bent). Het omvat ook dit soort handelingen tussen personen van hetzelfde geslacht, en bestialiteit. *

⁸ De Bijbel is er heel duidelijk over: personen die seksuele immoraliteit bedrijven, kunnen niet in de christelijke gemeente blijven en krijgen geen eeuwig leven  (1 Korinthiërs 6:9; Openbaring 22:15). Bovendien veroorzaken ze nu al veel problemen voor zichzelf, zoals het verlies van vertrouwen en zelfrespect, huwelijksproblemen, een schuldig geweten, ongewenste zwangerschappen, ziekte en zelfs de dood. (Lees Galaten 6:7, 8.) Waarom zou je een weg inslaan die tot zo veel ellende leidt? Jammer genoeg denken velen niet zo ver vooruit als ze de eerste stap in die richting zetten, een stap waarbij porno vaak een rol speelt.

9. Is porno ongevaarlijk, zoals sommigen beweren? Leg dit uit.

⁹ In veel landen is porno * te vinden in kiosken, in muziek en op tv, en internet staat er vol mee. Is porno ongevaarlijk, zoals sommigen beweren? Absoluut niet! Mensen die naar porno kijken, kunnen de gewoonte ontwikkelen te masturberen * en wekken bij zichzelf ‘onbeheerste hartstocht’ op, wat tot seksverslaving, perverse verlangens, ernstige huwelijksproblemen en zelfs echtscheiding kan leiden (Romeinen 1:24-27; Efeziërs 4:19). Een onderzoeker vergelijkt seksverslaving met kanker. ‘Het blijft groeien en zich uitbreiden’, zegt hij. ‘Het gaat zelden vanzelf over, en het is ook heel moeilijk te behandelen en te genezen.’

10. Hoe kun je het principe in Jakobus 1:14, 15 toepassen? (Zie ook het kader ‘ Hoe ik de kracht vind om moreel rein te blijven’.)

¹⁰ Denk eens aan de woorden in Jakobus 1:14, 15: ‘Iedereen wordt op de proef gesteld doordat hij door zijn eigen verlangen meegetrokken en verleid wordt. Als het verlangen  bevrucht is, baart het zonde, en als de zonde eenmaal volgroeid is, brengt die de dood voort.’ Dus als er een verkeerd verlangen in je opkomt, doe er dan direct iets tegen! Als je bijvoorbeeld per ongeluk erotische beelden ziet, kijk dan snel weg, zet de computer uit of kies een andere tv-zender. Doe alles wat nodig is om te voorkomen dat je aan immorele verlangens toegeeft, voordat het verlangen zo sterk wordt dat je erdoor wordt overweldigd! (Lees Mattheüs 5:29, 30.)

11. Hoe kun je laten zien dat je op Jehovah vertrouwt als je vecht tegen verkeerde verlangens?

¹¹ Jehovah kent ons beter dan wij onszelf kennen en geeft ons daarom terecht de aansporing: ‘Dood je aardse  lichaamsdelen als het gaat om seksuele immoraliteit, onreinheid, onbeheerste hartstocht, schadelijke verlangens en ook hebzucht, een vorm van afgoderij’ (Kolossenzen 3:5). Dat kan best moeilijk zijn. Maar vergeet niet dat we een lieve, geduldige hemelse Vader hebben bij wie we terecht kunnen voor hulp (Psalm 68:19). Bid dus meteen tot hem als er verkeerde gedachten bij je opkomen. Bid om ‘kracht die wat normaal is te boven gaat’ en dwing jezelf om je op andere dingen te concentreren (2 Korinthiërs 4:7; 1 Korinthiërs 9:27; zie het kader ‘ Hoe kom ik van een slechte gewoonte af?’)

12. Wat is je ‘hart’, en waarom moet je het beschermen?

¹² De wijze Salomo schreef: ‘Bescherm je hart, meer dan al het andere dat je bewaakt, want daar ontspringen de bronnen van het leven’ (Spreuken 4:23). Je ‘hart’ is je innerlijk, wat voor iemand je in Gods ogen echt bent. Bovendien is het God die ons hart beoordeelt, en zijn kijk op ons — niet die van andere mensen — bepaalt of we eeuwig leven krijgen. Zo simpel is het, maar tegelijk hangt ons leven ervan af. De trouwe Job sloot een verbond (een plechtige overeenkomst) met zijn ogen om niet met verkeerde gedachten naar een vrouw te kijken (Job 31:1). Wat een goed voorbeeld voor ons! Met diezelfde instelling bad een psalmist: ‘Wend mijn ogen af van waardeloze dingen’ (Psalm 119:37).

13. Wie was Dina, en waarom was haar keuze van vrienden onverstandig?

¹³ Zoals we in hoofdstuk 3 zagen, kunnen onze vrienden veel invloed op ons hebben — positief of negatief (Spreuken 13:20; lees 1 Korinthiërs 15:33). Denk maar aan het voorbeeld van Dina, een dochter van Jakob. Ondanks haar goede opvoeding was Dina zo onverstandig om vriendschap te sluiten met Kanaänitische meisjes. Net als de  Moabieten waren de Kanaänieten berucht om hun immoraliteit (Leviticus 18:6-25). Voor een Kanaäniet als Sichem, een man met veel aanzien, leek het alsof Dina geen problemen zou hebben met zijn immorele plannen (Genesis 34:18, 19).

14. Tot welke tragedie leidde Dina’s keuze van vrienden?

¹⁴ Toen Dina Sichem ontmoette, kwam de gedachte aan seks waarschijnlijk niet eens bij haar op. Maar Sichem deed wat de meeste Kanaänieten normaal vonden als ze opgewonden raakten. Het maakte niet uit of Dina zich op het laatste moment verzette, want hij ‘greep haar’ en ‘verkrachtte haar’. Blijkbaar werd Sichem later verliefd op Dina, maar dat veranderde niets aan wat hij haar had aangedaan. (Lees Genesis 34:1-4.) En Dina was niet de enige die het slachtoffer werd. Haar keuze van vrienden leidde tot gebeurtenissen die oneer en schande over haar hele familie brachten (Genesis 34:7, 25-31; Galaten 6:7, 8).

15, 16. Hoe krijg je echte wijsheid? (Zie ook het kader ‘ Teksten om over te mediteren’.)

 ¹⁵ Als Dina daar al iets van geleerd heeft, dan was dat door schade en schande. Personen die van Jehovah houden en hem gehoorzamen, hoeven niet op zo’n manier te leren. Omdat ze naar Jehovah luisteren, kiezen ze ervoor ‘met wijzen om te gaan’ (Spreuken 13:20a). Zo gaan ze begrijpen  wat ‘de goede weg’ is en vermijden ze onnodige problemen en verdriet (Spreuken 2:6-9; Psalm 1:1-3).

¹⁶ Gods wijsheid is beschikbaar voor iedereen die ernaar verlangt en dat laat zien door te blijven bidden en door geregeld de Bijbel te bestuderen en het materiaal waarin de getrouwe en beleidvolle slaaf voorziet (Mattheüs 24:45; Jakobus 1:5). Ook nederigheid is belangrijk, want dat is een hulp om bereidwillig Bijbelse raad op te volgen (2 Koningen 22:18, 19). Om een voorbeeld te noemen: Misschien erkent een christen in principe dat zijn hart verraderlijk en tot alles in staat is (Jeremia 17:9). Maar is hij nederig genoeg om specifieke, vriendelijke raad en hulp te aanvaarden als dat nodig is?

17. Beschrijf een situatie die in een gezin kan ontstaan, en laat zien hoe een vader met zijn dochter kan redeneren.

¹⁷ Stel je de volgende situatie eens voor. Een vader wil niet dat zijn dochter zonder begeleiding uitgaat met een jonge broeder. Het meisje zegt: ‘Vertrouw je me niet, pa? We gaan echt niks verkeerds doen!’ Ook al houdt ze van Jehovah en heeft ze geen verkeerde bedoelingen, de vraag is of ze ‘wandelt in [Gods] wijsheid’. ‘Ontvlucht ze seksuele immoraliteit’? Of is ze zo onverstandig om ‘op haar eigen hart te vertrouwen’? (Spreuken 28:26) Misschien ken je nog meer principes die de vader en zijn dochter zouden helpen hierover te redeneren. (Zie Spreuken 22:3; Mattheüs 6:13; 26:41.)

18, 19. Met welke verleiding kreeg Jozef te maken, en hoe ging hij daarmee om?

¹⁸ Jozef was een voorbeeldige jonge man die van God hield en seksuele immoraliteit ontvluchtte. Hij was de halfbroer van Dina (Genesis 30:20-24). Als kind had Jozef van dichtbij de gevolgen van het onverstandige gedrag van zijn zus meegemaakt. De herinnering daaraan en zijn verlangen om in Gods liefde te blijven, hebben hem ongetwijfeld  jaren later in Egypte beschermd toen de vrouw van zijn meester hem ‘dag in dag uit’ probeerde te verleiden. Als slaaf kon Jozef natuurlijk niet gewoon zijn ontslag indienen en weggaan! Hij moest de situatie verstandig en moedig aanpakken. Dat deed hij door steeds weer nee te zeggen tegen Potifars vrouw en door uiteindelijk van haar weg te vluchten. (Lees Genesis 39:7-12.)

¹⁹ Denk hier eens over na: als Jozef over de vrouw was gaan fantaseren of er een gewoonte van had gemaakt over seks te dagdromen, zou hij dan trouw aan Jehovah hebben kunnen blijven? Waarschijnlijk niet. Hij bleef niet bij verkeerde gedachten stilstaan, want hij vond zijn band met Jehovah kostbaar. Dat blijkt uit wat hij steeds tegen Potifars vrouw zei: ‘Mijn meester (...) heeft me helemaal niets onthouden behalve u, omdat u zijn vrouw bent. Hoe zou ik dan zoiets slechts kunnen doen en in feite zondigen tegen God?’ — Genesis 39:8, 9.

20. Hoe werd Jozef door Jehovah geholpen?

²⁰ Wat moet Jehovah blij zijn geweest toen hij de jonge Jozef zag die, ver van zijn familie vandaan, dag in dag uit hem trouw bleef (Spreuken 27:11). Later leidde Jehovah de gebeurtenissen zo dat Jozef niet alleen uit de gevangenis werd vrijgelaten maar ook nog eerste minister en voedselbeheerder van Egypte werd! (Genesis 41:39-49) Wat in Psalm 97:10 staat is echt waar: ‘Als je van Jehovah  houdt, haat dan wat slecht is. Hij beschermt het leven van zijn loyalen. Hij bevrijdt ze uit de hand van de slechten.’

21. Hoe liet een jonge broeder zien dat hij moedig was op moreel gebied?

²¹ Ook in deze tijd laten veel aanbidders van Jehovah zien dat ze ‘het kwade haten en het goede liefhebben’ (Amos 5:15). Een jonge broeder in een Afrikaans land vertelt dat een meisje uit zijn klas hem schaamteloos seks aanbood in ruil voor zijn hulp bij een wiskundeproefwerk. ‘Ik sloeg haar aanbod onmiddellijk af’, zegt hij. ‘Door trouw te blijven, bewaarde ik mijn zelfrespect, en dat is veel meer waard dan goud en zilver.’ Zondigen is misschien ‘korte tijd genieten’, maar dat tijdelijke plezier leidt vaak tot heel wat verdriet (Hebreeën 11:25). En het stelt niets voor in vergelijking met het eeuwige geluk dat je zult ervaren als je Jehovah gehoorzaamt (Spreuken 10:22).

22, 23. (a) Waarom is de situatie van een christen die een ernstige zonde begaat niet hopeloos? (b) Welke hulp kan zo iemand krijgen?

²² Omdat we onvolmaakt zijn, is het voor iedereen moeilijk om te vechten tegen verkeerde verlangens en te doen wat volgens Jehovah juist is (Romeinen 7:21-25). Jehovah weet dat, ‘hij vergeet niet dat we stof zijn’ (Psalm 103:14). Maar het kan zijn dat een christen een ernstige zonde begaat. Is zijn situatie dan hopeloos? Absoluut niet! Misschien zal hij net als koning David de gevolgen van zijn zonde ondervinden. Maar Jehovah ‘vergeeft graag’ personen die berouw hebben en hun zonden ‘openlijk bekennen’ (Psalm 86:5; Jakobus 5:16; lees Spreuken 28:13).

²³ Bovendien is Jehovah zo vriendelijk geweest de christelijke gemeente ‘gaven in mensen’ te geven — ervaren geestelijke herders die de capaciteiten hebben om anderen te helpen en dat ook graag doen (Efeziërs 4:8, 12; Jakobus 5:14, 15). Hun doel is de zondaar te helpen zijn band met Jehovah te herstellen en, zoals de wijze koning Salomo het  zegt, ‘inzicht te krijgen’ zodat hij de zonde niet nog een keer begaat (Spreuken 15:32).

24, 25. (a) Hoe liet de jonge man in Spreuken 7:6-23 zien dat hij ‘zonder verstand’ was? (b) Hoe kun je ‘verstand krijgen’?

²⁴ De Bijbel spreekt over mensen ‘zonder verstand’ en over mensen die ‘verstand krijgen’ (Spreuken 7:7). Iemand ‘zonder verstand’ heeft misschien nog geen goed oordeel of heeft weinig inzicht omdat hij geestelijk onvolwassen is en onervaren in Gods dienst. Net als de jonge man die in Spreuken 7:6-23 wordt beschreven, begaat hij misschien sneller een ernstige zonde. Maar iemand die ‘verstand krijgt’, werkt echt aan zijn innerlijk door geregeld en onder gebed de Bijbel te bestuderen. En ondanks zijn onvolmaaktheid zorgt hij ervoor dat zijn gedachten, verlangens, emoties en doelen in het leven zo veel mogelijk overeenkomen met wat God goedkeurt. Op die manier ‘heeft hij zichzelf lief’ — wat wil zeggen dat het goed met hem zal gaan — en ‘zal hij succes hebben’ (Spreuken 19:8).

²⁵ Vraag je af: Ben ik er echt van overtuigd dat Jehovah’s normen juist zijn? Geloof ik dat gehoorzaamheid daaraan me echt gelukkig zal maken? (Psalm 19:7-10; Jesaja 48:17, 18) Als je daar ook maar enigszins aan twijfelt, doe er dan iets aan. Mediteer over de gevolgen van het negeren van Jehovah’s wetten. En ‘proef en zie dat Jehovah goed is’ door de waarheid in je leven toe te passen en je geest met goede gedachten te vullen — met dingen die waar, rechtvaardig, eerbaar, lieflijk en deugdzaam zijn (Psalm 34:8; Filippenzen 4:8, 9). Je kunt er zeker van zijn dat hoe meer je dat doet, hoe meer je van Jehovah zult gaan houden en hoe meer je zult gaan liefhebben wat hij liefheeft en haten wat hij haat. Jozef was geen supermens. Toch lukte het hem ‘seksuele immoraliteit te ontvluchten’ omdat hij zich jarenlang door Jehovah had laten vormen, waardoor hij verstandig was geworden. Mag dat ook voor jou gelden (Jesaja 64:8).

26. Welk belangrijke onderwerp gaan we in de volgende hoofdstukken bespreken?

 ²⁶ Onze Schepper heeft onze geslachtsorganen niet gemaakt om er zomaar mee te doen wat we willen, maar om kinderen te kunnen krijgen en om binnen het huwelijk van seksuele intimiteit te genieten (Spreuken 5:18). In de volgende twee hoofdstukken gaan we Jehovah’s kijk op het huwelijk bespreken.