Lied 111
God zal roepen
1. Wij zijn een nevel die vandaag verschijnt
maar morgen is verdwenen.
Al wat wij zijn, is vluchtig en verdwijnt,
gevolgd door veel problemen.
Wacht een mens die sterft, daar hij zonde erft,
leven, zoals God belooft?
(REFREIN)
Hij roept luid, de doden horen,
zij staan op, ja, ieder leeft!
Want hij verlangt heel vurig
naar wat hij geschapen heeft.
Vat dus moed en heb geen twijfel,
want zijn roep is een bevel.
Hij geeft ons eeuwig leven
in zijn nieuwe samenstel.
2. Vrienden van God die sluim’ren in de dood
— het is alsof zij slapen —
staan straks weer op, Gods liefde is zo groot
dat hij hen doet ontwaken.
Ieder leeft dan echt, naar God heeft voorzegd,
eeuwig in het Paradijs.
(REFREIN)
Hij roept luid, de doden horen,
zij staan op, ja, ieder leeft!
Want hij verlangt heel vurig
naar wat hij geschapen heeft.
Vat dus moed en heb geen twijfel,
want zijn roep is een bevel.
Hij geeft ons eeuwig leven
in zijn nieuwe samenstel.
(Zie ook Joh. 6:40; 11:11, 43; Jak. 4:14.)