Lied 124
Ontvang hen gastvrij
1. Gastvrijheid leren wij van Gods zorgzaamheid.
Hij denkt aan iedereen, zonder onderscheid.
Jehovah is de bron van regen en van zon,
wij hebben daardoor voedsel en vreugd.
Veraangenamen wij iemands droevig lot,
dan tonen wij ons zonen van onze God.
Jehovah God beloont de goedheid die elk toont,
een goedheid uit het hart, echt een deugd.
2. Je weet vooraf maar nooit welk gevolg het heeft
wanneer je iemand helpt die in zorgen leeft.
Wij tonen ons gastvrij, zelfs vreemden staan wij bij
met troost die hen verkwikt, tranen stelpt.
Wij zeggen: ’Wees mijn gast’, net als Lydia.
Zo’n weldaad doet hun goed, laat een kalmte na.
Jehovah is heel blij met ieder die als hij
barmhartig en gastvrij mensen helpt.
(Zie ook Hand. 16:14, 15; Rom. 12:13; 1 Tim. 3:2; Hebr. 13:2; 1 Petr. 4:9.)