Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Hoe kan ik beter met mijn broers en zussen opschieten?

Hoe kan ik beter met mijn broers en zussen opschieten?

HOOFDSTUK 6

Hoe kan ik beter met mijn broers en zussen opschieten?

Welk cijfer zou je de band tussen jou en je broers en zussen geven? ․․․․․

SOMMIGE broers en zussen hebben een goede band. Felicia (19) zegt bijvoorbeeld: „Mijn zus Irena is zestien en ze is een van mijn beste vriendinnen.” En Carly (17) zegt over haar broer Eric (20): „We kunnen het heel goed met elkaar vinden. We hebben nooit ruzie.”

Maar er zijn ook broers en zussen bij wie het net zo gaat als bij Lauren en Marla. „We maken altijd ruzie”, zegt Lauren. „Vaak gaat het helemaal nergens over.” Of misschien herken je je in wat Alice (12) over haar broer Dennis (14) zegt: „Hij werkt me op de zenuwen! Hij komt m’n kamer binnenstormen en hij ’leent’ dingen zonder het te vragen. Dennis is zo kinderachtig!”

Heb jij een broer of zus die je op de zenuwen werkt? Natuurlijk is het de taak van je ouders om de orde in het gezin te bewaren. Maar vroeg of laat moet je leren om goed met anderen op te schieten. Daar kun je thuis mee beginnen.

Denk eens aan de ruzies die je met je broer of zus gehad hebt. Waarover maken jullie het vaakst ruzie? Kruis in de lijst hieronder de situaties aan waar je echt woest over kunt worden.

Spullen. Mijn broer/zus ’leent’ spullen zonder het te vragen.

Persoonlijkheid. Mijn broer/zus is heel egoïstisch, houdt geen rekening met me of probeert de baas over me te spelen.

Privacy. Mijn broer/zus komt mijn kamer binnen zonder te kloppen of leest mijn e-mailtjes of sms’jes zonder het te vragen.

Iets anders. ․․․․․

Als je broer of zus je constant irriteert omdat hij of zij de baas over je speelt of je geen privacy gunt, kan het moeilijk zijn om geen hekel aan hem of haar te krijgen. Maar een Bijbelspreuk zegt: „Het drukken van de neus, dat brengt bloed voort, en het pressen tot toorn, dat brengt ruzie voort” (Spreuken 30:33). Als je boos blijft, leidt dat ertoe dat je tegen je broer of zus uitvalt, net zoals hard op de neus drukken tot een bloedneus leidt. Het probleem zal dan alleen maar erger worden (Spreuken 26:21). Hoe kun je voorkomen dat irritatie uiteindelijk tot ruzie leidt? In de eerste plaats moet je je afvragen wat het echte probleem is.

Symptoom of oorzaak?

Problemen tussen broers en zussen kun je vergelijken met puistjes. Op de huid zie je het symptoom, maar de oorzaak is een infectie. Zo is een vervelende ruzie tussen broers en zussen vaak een symptoom van een dieper liggend probleem.

Je zou een puistje natuurlijk kunnen uitknijpen. Maar dan doe je alleen iets aan het symptoom en kun je er een litteken aan overhouden of kan de infectie erger worden. Het is verstandiger om iets aan de infectie te doen en te voorkomen dat er meer puistjes komen. Dat geldt ook voor problemen met broers en zussen. Als je leert om naar de oorzaak te zoeken, blijf je niet stilstaan bij wat er gebeurd is en zie je het echte probleem. Je kunt dan ook het advies toepassen van de wijze koning Salomo, die schreef: „Een verstandig mens wordt niet snel boos” (Spreuken 19:11, GNB).

Alice zei bijvoorbeeld over haar broer Dennis: „Hij komt m’n kamer binnenstormen en hij ’leent’ dingen zonder het te vragen.” Dat zijn de symptomen. Wat is volgens jou de echte oorzaak? Waarschijnlijk heeft het met respect te maken. Alice kan proberen het probleem op te lossen door tegen Dennis te zeggen dat hij nooit meer in haar kamer mag komen of haar spullen mag gebruiken. Daarmee doet ze alleen iets aan de symptomen en komen er waarschijnlijk alleen maar meer ruzies. Maar als Alice Dennis ervan kan overtuigen dat hij haar privacy en haar spullen moet respecteren, zal het vast een stuk beter tussen ze gaan.

Leer problemen op te lossen of te vermijden

Uitzoeken wat de oorzaak is van de problemen tussen jullie is natuurlijk maar een deel van de oplossing. Wat kun je doen om het probleem aan te pakken en nieuwe ruzies te voorkomen? De volgende zes stappen kunnen een hulp zijn.

1. Stel samen een aantal basisregels op. Kijk nog eens wat volgens jou de oorzaak was van de ruzie. Probeer samen een aantal regels af te spreken waar jullie het allebei over eens zijn en waardoor de echte oorzaak wordt aangepakt. Als je bijvoorbeeld ruzie hebt over spullen, kan regel één zijn: de spullen van de ander mogen nooit zonder te vragen gepakt worden. Regel twee kan zijn: de ander heeft het recht te zeggen: ’Nee, je mag dit niet lenen.’ Houd bij het opstellen van de regels rekening met Jezus’ gebod: „Alle dingen dan die gij wilt dat de mensen voor u doen, moet ook gij insgelijks voor hen doen” (Mattheüs 7:12). Op die manier kun je regels opstellen waar jullie je allebei aan kunnen houden. Vraag daarna aan je ouders of zij het met jullie regels eens zijn (Efeziërs 6:1).

2. Houd je aan de regels. Paulus schreef: „Gij echter die een ander onderwijst, onderwijst gij uzelf niet? Gij die predikt: ’Steel niet’, steelt gij?” (Romeinen 2:21) Hoe kun je dat principe toepassen? Als je bijvoorbeeld wilt dat je broer of zus je privacy respecteert, moet je zelf ook kloppen voordat je zijn of haar kamer binnengaat en moet je zijn of haar e-mailtjes of sms’jes ook niet lezen zonder het te vragen.

3. Word niet snel boos. Waarom is dat een goed advies? Een Bijbelspreuk zegt: „Ergernis past bij dwaze mensen” (Prediker 7:9, GNB). Als je snel boos wordt, zul je geen leuk leven hebben. Je kunt nu eenmaal niet voorkomen dat je broer of zus dingen doet of zegt waar je je aan ergert. Maar vraag je eens af: heb ik ook weleens zulke dingen bij hem of haar gedaan? (Mattheüs 7:1-5) Jenny zegt: „Toen ik dertien was, vond ik mezelf helemaal geweldig en was mijn mening het allerbelangrijkst en moest iedereen die horen. Mijn zusje doet nu ongeveer hetzelfde. Daarom probeer ik niet boos te worden over wat ze zegt.”

4. Vergeef en vergeet fouten. Grote problemen moeten uitgepraat en opgelost worden. Maar moet je je broer of zus aanspreken op iedere fout die hij of zij maakt? Jehovah God vindt het fijn als je bereid bent fouten door de vingers te zien (Spreuken 19:11). Alison (19) zegt: „Meestal komen mijn zus Rachel en ik er wel uit. We zeggen allebei snel dat het ons spijt en praten dan over de oorzaak van de ruzie. Soms slaap ik er een nachtje over voordat ik met haar over een probleem begin. De volgende ochtend ben ik het probleem vaak eigenlijk al vergeten en hoef ik er niet eens meer over te praten.”

5. Vraag je ouders om te bemiddelen. Als jullie een belangrijk probleem niet samen kunnen oplossen, kunnen je ouders jullie misschien helpen om de ruzie bij te leggen (Romeinen 14:19). Maar bedenk dat je door het bijleggen van een ruzie zonder je ouders erbij te roepen laat zien dat je echt volwassen begint te worden.

6. Kijk naar de goede eigenschappen van je broer of zus. Je broers en zussen hebben vast eigenschappen waar je bewondering voor hebt. Schrijf van elke broer of zus één ding op waar je blij mee bent.

Naam

․․․․․

Waar ik blij mee ben

․․․․․

Concentreer je niet op de fouten van je broers en zussen, maar vertel ze eens wat je leuk aan ze vindt (Psalm 130:3; Spreuken 15:23).

De Bijbel erkent dat een broer of zus niet altijd je beste vriend(in) hoeft te zijn (Spreuken 18:24). Maar je kunt een betere band krijgen als je ’elkaar blijft verdragen’, zelfs als je „een reden tot klagen” hebt (Kolossenzen 3:13). Wanneer je dat doet, ga je je waarschijnlijk minder aan je broers en zussen ergeren. En misschien ergeren zij zich ook minder aan jou!

IN HET VOLGENDE HOOFDSTUK

Hoe weet je of je er echt aan toe bent om uit huis te gaan?

SLEUTELTEKST

„Laat uw redelijkheid aan alle mensen bekend worden.” — Filippenzen 4:5.

TIP

Als je een broer of zus hebt met wie je niet zo goed kunt opschieten, bekijk het dan positief. Hij of zij helpt je om nuttige levenslessen te leren!

WEETJE

Als je uit huis gaat, zul je af en toe mensen om je heen hebben die je irriteren — collega’s en anderen die onaardig, ongevoelig en egoïstisch lijken. Thuis kun je leren om met zulke uitdagingen om te gaan en de vrede te bewaren.

ACTIEPUNTEN

Een paar basisregels die ik met mijn broers en zussen kan afspreken, zijn ․․․․․

Ik kan mijn broers en zussen minder irriteren door ․․․․․

Wat ik mijn ouder(s) over dit onderwerp wil vragen: ․․․․․

WAT DENK JIJ?

● Waarom is het belangrijk de oorzaak van een ruzie te achterhalen?

● Welke voordelen heeft het om broers en zussen te hebben?

[Inzet op blz. 46]

„Zonder mijn broertje en zusje zouden mijn mooiste herinneringen er niet zijn. Als je broers en zussen hebt, zou ik tegen je willen zeggen: ’Wees blij dat je ze hebt!’” — Marilyn

[Kader op blz. 42]

Werkblad

Wat is de echte oorzaak?

Zou je beter willen snappen hoe problemen tussen broers en zussen ontstaan? Lees dan eens Jezus’ gelijkenis over de zoon die uit huis ging en zijn erfenis over de balk gooide (Lukas 15:11-32). Let goed op de reactie van de oudste broer toen de jongste weer thuiskwam. Beantwoord dan de volgende vragen.

Welk incident was de aanleiding voor de reactie van de oudste broer? ․․․․․

Wat was volgens jou de eigenlijke oorzaak? ․․․․․

Hoe probeerde de vader het probleem op te lossen? ․․․․․

Wat had de oudste broer moeten doen om het probleem op te lossen? ․․․․․

Denk nu eens terug aan een ruzie die je met je broer of zus gehad hebt. Geef dan antwoord op deze vragen. ․․․․․

Welk incident heeft de ruzie veroorzaakt? ․․․․․

Wat was volgens jou de eigenlijke oorzaak? ․․․․․

Welke basisregels kunnen jullie afspreken om het probleem aan te pakken en verdere ruzies te voorkomen? ․․․․․

[Illustratie op blz. 43]

Problemen met broers en zussen zijn als puistjes — je moet de echte oorzaak aanpakken en niet alleen het symptoom