Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

HOOFDSTUK 9

Resultaten van de prediking: De velden zijn wit om geoogst te worden

Resultaten van de prediking: De velden zijn wit om geoogst te worden

HOOFDGEDACHTE

Jehovah laat de zaden van Koninkrijkswaarheid groeien

1, 2. (a) Wat begrijpen de discipelen niet? (b) Over wat voor oogst heeft Jezus het?

 DE discipelen snappen het niet. Jezus zei net: „Slaat uw ogen op en ziet de velden, dat ze wit zijn om geoogst te worden.” Ze kijken waar Jezus naar wijst, maar ze zien helemaal geen witte velden. De velden zijn groen, de kleur van de gerst die net opkomt. ’Welke oogst?’, denken ze waarschijnlijk. ’Het duurt nog maanden tot de oogst begint’ (Joh. 4:35).

2 Maar Jezus heeft het niet over een letterlijke oogst. In plaats daarvan grijpt hij de gelegenheid aan om zijn discipelen twee belangrijke lessen te leren over een geestelijke oogst, een oogst van mensen. Wat zijn die lessen? Laten we het verslag eens analyseren.

Een oproep tot actie en een belofte van vreugde

3. (a) Wat was misschien de reden waarom Jezus zei dat de velden wit waren om geoogst te worden? (Zie de voetnoot.) (b) Hoe verduidelijkte Jezus zijn woorden?

3 Jezus voerde dit gesprek met zijn discipelen aan het eind van het jaar 30, bij de Samaritaanse stad Sichar. Zijn discipelen waren naar de stad gegaan, maar Jezus was bij een bron achtergebleven. Daar vertelde hij geestelijke waarheden aan een vrouw, die al snel doorhad hoe belangrijk zijn woorden waren. Toen de discipelen bij Jezus terugkwamen, ging de vrouw vlug naar Sichar om de mensen te vertellen wat ze allemaal had geleerd. Haar verhaal maakte iedereen nieuwsgierig, en veel mensen renden naar de bron om Jezus te zien. Misschien was dat wel het moment — terwijl Jezus in de verte, voorbij de velden, een grote groep Samaritanen zag aankomen — waarop hij zei: „Ziet de velden, dat ze wit zijn om geoogst te worden.” a Daarna maakte Jezus duidelijk dat hij het niet over een letterlijke maar over een geestelijke oogst had: „De oogster (...) verzamelt vrucht voor het eeuwige leven” (Joh. 4:5-30, 36).

4. (a) Welke twee lessen over de oogst leerde Jezus? (b) Welke vragen gaan we bespreken?

4 Welke twee belangrijke lessen leerde Jezus over de geestelijke oogst? De eerste les is: het werk is dringend. Zijn uitspraak dat „de velden (...) wit zijn om geoogst te worden” was voor zijn volgelingen een oproep tot actie. Om ze duidelijk te maken hoe dringend het werk was, zei Jezus verder: „Reeds ontvangt de oogster loon.” De oogst was dus al begonnen — er was geen tijd te verliezen! De tweede les is: de werkers zijn blij. Jezus zei dat de zaaiers en de oogsters zich samen zouden „verheugen” (Joh. 4:35b, 36). Hij moet zelf heel blij zijn geweest toen „velen der Samaritanen” in hem gingen geloven. Zo zou het zijn discipelen ook heel gelukkig maken zich volledig in te zetten voor de oogst (Joh. 4:39-42). Dit verslag uit de eerste eeuw heeft een bijzondere betekenis voor ons, want het laat zien wat er nu gebeurt tijdens de grootste geestelijke oogst aller tijden. Wanneer begon die oogst? Wie werken eraan mee? Wat zijn de resultaten geweest?

Onze Koning neemt de leiding in de grootste oogst aller tijden

5. Wie neemt de leiding in de wereldwijde oogst, en hoe laat Johannes’ visioen zien dat het werk dringend is?

5 In een visioen zag de apostel Johannes dat Jehovah Jezus de taak gaf om de leiding te nemen in een wereldwijde oogst van mensen. (Lees Openbaring 14:14-16.) Jezus heeft in het visioen een kroon en een sikkel. De „gouden kroon op zijn hoofd” is een bevestiging van zijn positie als regerende Koning. De „scherpe sikkel in zijn hand” is een bevestiging van zijn rol als Oogster. Jehovah benadrukt dat het werk dringend is door via een engel te zeggen dat de oogst van de aarde „door en door rijp” is. „Het uur om te oogsten is gekomen” — er is dus geen tijd te verliezen! God geeft de opdracht: „Sla uw sikkel erin.” Vervolgens werpt Jezus zijn sikkel erin en wordt de aarde geoogst, dat wil zeggen de mensen op aarde. Dit boeiende visioen herinnert ons eraan dat de velden ook nu „wit zijn om geoogst te worden”. En het helpt ons om te weten wanneer deze wereldwijde oogst begon.

6. (a) Wanneer begon „de oogsttijd”? (b) Wanneer begon de feitelijke „oogst van de aarde”? Leg uit.

6 In het visioen in Openbaring 14 heeft Jezus, de Oogster, een kroon op (vers 14), dus zijn aanstelling als Koning in 1914 had al plaatsgevonden (Dan. 7:13, 14). Enige tijd daarna kreeg Jezus het gebod om met de oogst te beginnen (vers 15). Dezelfde volgorde van gebeurtenissen zien we in Jezus’ gelijkenis over de oogst van de tarwe, waarin hij zegt: „De oogst is een besluit van een samenstel van dingen.” De oogsttijd en het besluit van dit samenstel begonnen dus op hetzelfde moment: in 1914. Later „in de oogsttijd” begon het feitelijke oogsten (Matth. 13:30, 39). Terugkijkend kunnen we concluderen dat een paar jaar nadat Jezus als Koning was gaan regeren, de oogst begon. Eerst deed Jezus van 1914 tot het begin van 1919 een reinigingswerk onder zijn gezalfde volgelingen (Mal. 3:1-3; 1 Petr. 4:17). Daarna begon in 1919 „de oogst van de aarde”. Onmiddellijk gebruikte Jezus de pas aangestelde getrouwe slaaf om onze broeders en zusters te helpen inzien hoe dringend de prediking was. Laten we eens zien wat er gebeurde.

7. (a) Welk onderzoek hielp de broeders in te zien hoe dringend de prediking was? (b) Waartoe werden onze broeders en zusters aangemoedigd?

7 In juli 1920 stond in The Watch Tower: „Een onderzoek van de Schrift lijkt aan te tonen dat de kerk het grote voorrecht heeft een boodschap over het Koninkrijk te verkondigen.” De profetische woorden van Jesaja bijvoorbeeld hielpen de broeders om in te zien dat het Koninkrijksnieuws wereldwijd bekendgemaakt moest worden (Jes. 49:6; 52:7; 61:1-3). Ze wisten niet hoe, maar ze vertrouwden erop dat Jehovah het mogelijk zou maken. (Lees Jesaja 59:1.) Omdat duidelijker werd hoe dringend de prediking was, werden onze broeders en zusters aangemoedigd om hun activiteiten op te voeren. Hoe reageerden ze?

8. Welke twee lessen over de prediking gingen de broeders begrijpen?

8 In december 1921 zei The Watch Tower: „Dit was tot nu toe het beste jaar; in 1921 hebben veel meer mensen de boodschap van de waarheid gehoord dan in de voorgaande jaren.” Er werd verder gezegd: „Er is nog veel te doen (...) Laten we het met een vreugdevol hart doen.” De broeders begrepen dus de twee belangrijke lessen die Jezus zijn apostelen over de prediking had geleerd: het werk is dringend en de werkers zijn blij.

9. (a) Wat zei De Wachttoren in 1955 over het oogstwerk, en waarom? (b) Vertel iets over de toename in verkondigers in de afgelopen vijftig jaar. (Zie de tabel „ Wereldwijde toename”.)

9 Toen de broeders in de jaren dertig gingen begrijpen dat een grote schare andere schapen positief zou reageren op de Koninkrijksboodschap, werd er nog intensiever gepredikt (Jes. 55:5; Joh. 10:16; Openb. 7:9). Het resultaat? Het aantal predikers nam toe van 41.000 in 1934 tot 500.000 in 1953! De Wachttoren van 15 februari 1955 zei: „Jehovah’s geest en de kracht van zijn Woord hebben dit grote wereldomvattende oogstwerk (...) tot stand gebracht” (Zach. 4:6). b

 

WERELDWIJDE TOENAME

Land

1962

1987

2013

Australië

15.927

46.170

66.023

Brazilië

26.390

216.216

756.455

Frankrijk

18.452

96.954

124.029

Italië

6929

149.870

247.251

Japan

2491

120.722

217.154

Mexico

27.054

222.168

772.628

Nigeria

33.956

133.899

344.342

Filippijnen

36.829

101.735

181.236

VS

289.135

780.676

1.203.642

Zambia

30.129

67.144

162.370

 

TOENAME IN BIJBELSTUDIES

1950

234.952

1960

646.108

1970

1.146.378

1980

1.371.584

1990

3.624.091

2000

4.766.631

2010

8.058.359

Het resultaat van de oogst voorzegd in levendige beeldspraak

10, 11. Wat laat de gelijkenis van het mosterdzaadje zien over de groei ervan?

10 In zijn gelijkenissen over het Koninkrijk voorspelde Jezus in beeldende taal het resultaat van het oogstwerk. Laten we eens kijken naar de gelijkenissen van het mosterdzaadje en van het zuurdeeg. We zullen ons vooral concentreren op de vervulling ervan in de tijd van het einde.

11 De gelijkenis van het mosterdzaadje. Een man plant een mosterdzaadje. Dat groeit uit tot een boom waarin vogels beschutting zoeken. (Lees Mattheüs 13:31, 32.) Wat laat de gelijkenis zien over de groei van het zaadje? (1) De groei is verbazingwekkend. „Het kleinste (...) van alle zaden” wordt een boom met „grote takken” (Mark. 4:31, 32). (2) De groei is zeker. Jezus zegt niet dat het zaad misschien opkomt, maar hij zegt: „Wanneer het is gezaaid, komt het op.” De groei is niet tegen te houden. (3) De groeiende boom trekt gasten aan en biedt beschutting. „De vogels des hemels” komen „in zijn schaduw (...) neerstrijken”. Hoe zijn die drie aspecten van toepassing op de geestelijke oogst van nu?

12. Hoe is de gelijkenis van het mosterdzaadje van toepassing op de oogst van nu? (Zie ook de tabel „ Toename in Bijbelstudies”.)

12 (1) Verbazingwekkende groei: De gelijkenis belicht de groei van de Koninkrijksboodschap en de christelijke gemeente. Vanaf 1919 zijn ijverige werkers in de oogst in de gereinigde christelijke gemeente bijeengebracht. In het begin was het aantal werkers heel klein, maar het groeide snel. De groei is vanaf het begin van de twintigste eeuw tot in deze tijd fenomenaal geweest (Jes. 60:22). (2) Zekerheid: De groei van de christelijke gemeente was niet tegen te houden. Hoeveel tegenstand er ook was, het kleine zaadje bleef gewoon doorgroeien en duwde alle obstakels opzij (Jes. 54:17). (3) Beschutting: „De vogels des hemels” die beschutting vinden in de boom, zijn een afbeelding van de vele miljoenen oprechte mensen uit zo’n 240 landen die gunstig hebben gereageerd op de Koninkrijksboodschap door deel te worden van de christelijke gemeente (Ezech. 17:23). Daar krijgen ze geestelijk voedsel, aanmoediging en bescherming (Jes. 32:1, 2; 54:13).

De gelijkenis van het mosterdzaadje laat zien dat je in de christelijke gemeente bescherming kunt vinden (Zie alinea 11, 12)

13. Wat laat de gelijkenis van het zuurdeeg zien over groei?

13 De gelijkenis van het zuurdeeg. Een vrouw voegt wat zuurdeeg toe aan een hoeveelheid meel, en de hele massa gaat gisten. (Lees Mattheüs 13:33.) Wat laat deze gelijkenis zien over groei? (1) De groei veroorzaakt verandering. Het zuurdeeg werkte zich door het deeg „totdat de gehele massa gegist was”. (2) De groei dringt overal door. Door het zuurdeeg gist de hele massa, de „drie grote maten meel”. Hoe zijn die twee aspecten van toepassing op de geestelijke oogst van nu?

14. Hoe is de gelijkenis van het zuurdeeg van toepassing op de oogst van nu?

14 (1) Verandering: Het zuurdeeg beeldt de Koninkrijksboodschap af en de massa meel de mensheid. Net zoals zuurdeeg een verandering veroorzaakt in meel nadat het ermee vermengd is, zorgt de Koninkrijksboodschap voor een verandering in het hart van mensen nadat ze die aanvaard hebben (Rom. 12:2). (2) Dringt overal door: Het gistingsproces beeldt de verspreiding van de Koninkrijksboodschap af. Het zuurdeeg werkt zich door het deeg totdat het door de hele massa zit. Zo heeft ook de Koninkrijksboodschap zich verspreid „tot de verst verwijderde streek der aarde” (Hand. 1:8). Dit aspect van de gelijkenis geeft ook aan dat de Koninkrijksboodschap zich zelfs verspreidt in landen waar ons werk verboden is, hoewel onze prediking daar misschien grotendeels onopgemerkt blijft.

15. Hoe zijn de woorden in Jesaja 60:5, 22 in vervulling gegaan? (Zie ook de kaders „ Jehovah heeft het mogelijk gemaakt” en „ Hoe ’de geringe tot een machtige natie’ is geworden”.)

15 Zo’n achthonderd jaar voordat Jezus die gelijkenissen vertelde, voorzei Jehovah via Jesaja in veelzeggende woorden hoe groot de geestelijke oogst in deze tijd zou zijn en hoeveel vreugde die oogst zou veroorzaken. c Jehovah beschrijft mensen die „van verre” naar zijn organisatie toestromen. Hij zegt tegen een „vrouw”, die nu wordt vertegenwoordigd door het gezalfde overblijfsel op aarde: „In die tijd zult gij zien en stellig stralen, en uw hart zal werkelijk sidderen en zich verruimen, want tot u zal de rijkdom der zee zich wenden; zelfs het vermogen der natiën zal tot u komen” (Jes. 60:1, 4, 5, 9). In deze tijd stralen oude getrouwe aanbidders van Jehovah inderdaad van vreugde als ze zien dat het aantal Koninkrijksverkondigers in hun land is toegenomen van slechts een paar tot vele duizenden.

Redenen voor vreugde

16, 17. Wat is één reden waarom de zaaier en de oogster zich samen verheugen? (Zie ook het kader „ Twee zaadjes ontkiemen in het Amazonewoud”.)

16 Jezus had tegen zijn apostelen gezegd: „De oogster (...) verzamelt vrucht voor het eeuwige leven, zodat de zaaier en de oogster zich samen kunnen verheugen” (Joh. 4:36). Waarom kunnen we ons „samen” verheugen in de wereldwijde oogst? Laten we eens drie redenen bekijken.

17 Ten eerste zijn we blij dat we Jehovah’s rol in het werk zien. We zaaien als we de Koninkrijksboodschap prediken (Matth. 13:18, 19). We oogsten als we iemand helpen een discipel van Christus te worden. En we zijn allemaal heel blij en vol bewondering als we zien hoe Jehovah het Koninkrijkszaad laat ontkiemen en opschieten (Mark. 4:27, 28). Soms ontkiemt het zaad dat we verspreiden pas later en wordt het door anderen geoogst. Misschien heb je net zoiets meegemaakt als Joan, een zuster in Groot-Brittannië die zestig jaar geleden gedoopt werd. Ze zei: „Ik ben personen tegengekomen die me vertelden dat ik een zaadje in hun hart had geplant toen ik jaren geleden tot ze predikte. Zonder dat ik het wist hadden andere Getuigen ze later Bijbelstudie gegeven en ze geholpen Jehovah te gaan aanbidden. Ik ben blij dat het zaad dat ik heb gezaaid, gegroeid is en geoogst werd.” (Lees 1 Korinthiërs 3:6, 7.)

18. Welke reden voor vreugde wordt in 1 Korinthiërs 3:8 genoemd?

18 Ten tweede maakt het ons als werkers blij te bedenken wat Paulus zei: „Ieder zal zijn eigen beloning ontvangen naar zijn eigen arbeid” (1 Kor. 3:8). Je wordt beloond voor het werk dat je doet, niet voor de resultaten. Dat is echt een hart onder de riem voor degenen die prediken in gebieden waar maar weinig respons is. Elke Getuige die zich inzet voor het zaaiwerk draagt in Gods ogen „veel vrucht” en heeft daarom reden voor vreugde (Joh. 15:8; Matth. 13:23).

19. (a) Hoe kan Jezus’ profetie in Mattheüs 24:14 ons vreugde geven? (b) Wat moeten we in gedachte houden als het ons niet lukt discipelen te maken?

19 Ten derde zijn we blij dat ons werk een vervulling is van profetieën. Denk maar aan wat Jezus antwoordde toen zijn apostelen vroegen: „Wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen?” Hij zei dat een wereldwijd predikingswerk een deel zou zijn van dat teken. Had hij het over het maken van discipelen? Nee. Hij zei: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis” (Matth. 24:3, 14). De prediking van het Koninkrijk — het zaaien van zaad — is dus een onderdeel van het teken. Daarom houden we bij de prediking in gedachte dat ook als het niet lukt discipelen te maken, we toch „een getuigenis” geven. d Hoe mensen ook reageren, we werken mee aan de vervulling van Jezus’ profetie en hebben de eer „Gods medewerkers” te zijn (1 Kor. 3:9). Wat een goede reden om blij te zijn!

„Van de opgang der zon, ja, tot aan haar ondergang”

20, 21. (a) Hoe gaat Maleachi 1:11 in vervulling? (b) Wat heb je je voorgenomen in verband met het oogstwerk, en waarom?

20 In de eerste eeuw hielp Jezus zijn apostelen in te zien dat het oogstwerk dringend was. Vanaf 1919 heeft hij ook zijn hedendaagse volgelingen geholpen dat te beseffen. In reactie daarop hebben ze hun activiteiten geïntensiveerd. Het oogstwerk is gewoon niet te stoppen. Zoals Maleachi profeteerde, wordt er nu „van de opgang der zon, ja, tot aan haar ondergang” gepredikt (Mal. 1:11). Van zonsopgang tot zonsondergang — van oost naar west, waar maar ook op aarde — werken zaaiers en oogsters vol vreugde samen. En van zonsopgang tot zonsondergang — van de ochtend tot de avond, de hele dag — werken we met een gevoel van urgentie.

21 Als we zien hoe een kleine groep aanbidders van God in zo’n honderd jaar is uitgegroeid tot „een machtige natie”, dan „stralen” we inderdaad van vreugde (Jes. 60:5, 22). Laat je door die vreugde en door je liefde voor Jehovah, „de Meester van de oogst”, motiveren om mee te blijven werken aan het binnenhalen van de grootste oogst aller tijden (Luk. 10:2).

a Toen Jezus zei dat „de velden (...) wit zijn”, kan hij verwezen hebben naar de witte kleding die de Samaritanen mogelijk droegen toen hij ze zag aankomen.

b Lees meer over wat er van 1919 tot 1992 in het oogstwerk is bereikt in Jehovah’s Getuigen — Verkondigers van Gods koninkrijk, blz. 425-520.

c Zie voor meer details over deze interessante profetie Jesaja’s profetie — Licht voor de hele mensheid II, blz. 303-320.

d Die belangrijke waarheid werd al begrepen door de eerste Bijbelonderzoekers. In Zion’s Watch Tower van 15 november 1895 stond: „Al kan er maar weinig tarwe geoogst worden, er kan op zijn minst een overvloedig getuigenis van de waarheid gegeven worden. (...) Allen kunnen het evangelie prediken.”