Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

HOOFDSTUK 12

Georganiseerd om „de God van vrede” te dienen

Georganiseerd om „de God van vrede” te dienen

HOOFDGEDACHTE

Jehovah organiseert zijn volk stap voor stap

1, 2. Wat veranderde er in januari 1895 aan Zion’s Watch Tower, en hoe werd erop gereageerd?

 JOHN BOHNET, een ijverige Bijbelonderzoeker, was onder de indruk toen hij Zion’s Watch Tower van januari 1895 kreeg. Het tijdschrift had een opvallende nieuwe cover: een afbeelding van een vuurtoren die zich verhief boven een woeste zee en met zijn stralen een donkere lucht verlichtte. De mededeling in het tijdschrift over de nieuwe cover had de kop „In een nieuw jasje gestoken”.

2 Broeder Bohnet schreef enthousiast in een brief aan broeder Russell: „Ik ben blij met het nieuwe jasje van de TOWER. Het ziet er mooi uit.” Een andere trouwe Bijbelonderzoeker, John Brown, schreef over de cover: „Hij trekt meteen de aandacht. De golven en de wind beuken tegen de toren, maar die staat op een stevig fundament!” De nieuwe cover was voor onze broeders en zusters niet de enige verandering dat jaar. In november kwam er nog een grote verandering. En ook daar was een woeste zee bij betrokken.

3, 4. Welk probleem werd besproken in de Watch Tower van 15 november 1895, en welke ingrijpende verandering werd aangekondigd?

3 Een uitgebreid artikel in de Watch Tower van 15 november 1895 besprak een moeilijke kwestie: stormachtige problemen verstoorden de vrede in de vereniging of organisatie van Bijbelonderzoekers. Broeders discussieerden steeds vaker over de vraag wie de leider moest zijn in de plaatselijke gemeente. Om te laten zien wat er gedaan kon worden aan die geest van wedijver, die verdeeldheid veroorzaakte, vergeleek het artikel de organisatie met een schip. Er werd eerlijk toegegeven dat degenen die de leiding hadden, dat ’schip’ niet hadden voorbereid op stormachtige tijden. Wat moest er gedaan worden?

4 Het artikel zei dat een goede kapitein ervoor zorgt dat er reddingsmiddelen aan boord zijn en dat de bemanning getraind is om alles stormklaar te maken. Zo moesten ook degenen die in de organisatie de leiding hadden, ervoor zorgen dat alle gemeenten opgewassen waren tegen zwaar weer. Daarom werd er in het artikel een ingrijpende verandering aangekondigd: er moesten per direct „in elke groep ouderlingen worden gekozen” om „het opzicht over de kudde uit te oefenen” (Hand. 20:28).

5. (a) Waarom was de eerste ouderlingenregeling een stap vooruit op het juiste moment? (b) Welke vragen gaan we bespreken?

5 Die eerste ouderlingenregeling was op het juiste moment een stap in de richting van een stabiele gemeentestructuur. Onze broeders werden erdoor geholpen de woeste golven van de Eerste Wereldoorlog te trotseren. In de jaren daarna volgden nog meer organisatorische verbeteringen waardoor Jehovah’s volk beter toegerust werd om hem te dienen. Hoe waren die ontwikkelingen in de Bijbel voorspeld? Welke organisatorische veranderingen heb jij meegemaakt? Welke voordelen hebben die voor je gehad?

„Ik wil vrede tot uw opzieners aanstellen”

6, 7. (a) Wat is de betekenis van Jesaja 60:17? (b) Waar wijst de vermelding van „opzieners” en „taaktoewijzers” op?

6 Zoals we in hoofdstuk 9 hebben gezien, voorspelde Jesaja dat Jehovah zijn volk zou zegenen met toename (Jes. 60:22). Maar Jehovah beloofde nog meer te doen. In dezelfde profetie zei hij: „In plaats van het koper zal ik goud brengen, en in plaats van het ijzer zal ik zilver brengen, en in plaats van het hout, koper, en in plaats van de stenen, ijzer; en ik wil vrede tot uw opzieners aanstellen en rechtvaardigheid tot uw taaktoewijzers” (Jes. 60:17). Wat betekent deze profetie? Hoe is die op ons van toepassing?

Het zijn geen veranderingen van slecht naar goed, maar van goed naar beter

7 Jesaja’s profetie zegt dat het ene materiaal door het andere vervangen zal worden. Maar merk op dat dit geen veranderingen zijn van slecht naar goed, maar van goed naar beter. Koper vervangen door goud is een verbetering, en dat geldt ook voor de andere materialen. Met deze beeldspraak voorspelde Jehovah dus dat de toestand van zijn volk stap voor stap zou verbeteren. Wat voor verbetering wordt hier bedoeld? Door melding te maken van „opzieners” en „taaktoewijzers” maakte Jehovah duidelijk dat er geleidelijk verbeteringen zouden komen in hoe er voor zijn volk wordt gezorgd en hoe ze zijn georganiseerd.

8. (a) Wie zorgt er voor de organisatorische vooruitgang waar Jesaja’s profetie het over heeft? (b) Welke voordelen hebben de verbeteringen voor ons? (Zie ook het kader „ Nederig aanvaardde hij correctie”.)

8 Wie zorgt er voor de organisatorische vooruitgang? Jehovah zegt: Ik zal goud brengen, ik zal zilver brengen, ik wil vrede aanstellen. De verbeteringen in de gemeenteorganisatie worden dus niet door mensen tot stand gebracht, maar door Jehovah zelf. En sinds Jezus als Koning is geïnstalleerd, doet Jehovah dat via hem. Welke voordelen hebben de veranderingen voor ons? Dezelfde Bijbeltekst zegt dat „vrede” en „rechtvaardigheid” het gevolg zouden zijn. Terwijl we Gods leiding aanvaarden en veranderingen aanbrengen, hebben we onderlinge vrede en worden we door liefde voor rechtvaardigheid gemotiveerd om Jehovah te dienen, die door Paulus beschreven wordt als „de God van vrede” (Fil. 4:9).

9. Wat is de juiste basis voor orde en eenheid in de gemeenten, en waarom?

9 Paulus schreef ook over Jehovah: „God is geen God van wanorde, maar van vrede” (1 Kor. 14:33). Paulus stelde wanorde dus niet tegenover orde, maar tegenover vrede. Waarom? Denk hier eens over na: orde op zich heeft niet per definitie vredige omstandigheden tot gevolg. Een groep soldaten kan bijvoorbeeld op een ordelijke manier naar het front marcheren, maar hun ordelijke opmars leidt tot oorlog, niet tot vrede. Als christenen willen we in gedachte houden dat elke structuur of orde zonder vrede als basis vroeg of laat zal instorten. Maar vrede van God bevordert de soort van orde die blijft. We zijn daarom heel dankbaar dat onze organisatie geleid en gelouterd wordt door „de God die vrede geeft” (Rom. 15:33). De vrede die God geeft, vormt de basis voor de nuttige orde en oprechte eenheid die we in onze gemeenten over de hele wereld zo waarderen (Ps. 29:11).

10. (a) Welke verbeteringen waren er in de beginjaren van onze organisatie? (Zie het kader „ Hoe het opzicht over de gemeente verbeterde”.) (b) Welke vragen gaan we nu bespreken?

10 Het kader „ Hoe het opzicht over de gemeente verbeterde” geeft een overzicht van de nuttige veranderingen in de beginjaren van onze organisatie. Maar welke veranderingen van „koper” naar „goud” heeft Jehovah in recente jaren via onze Koning doorgevoerd? Hoe heeft verbeterd opzicht de vrede en eenheid in de gemeenten over de hele wereld versterkt? Hoe ben jij erdoor geholpen om „de God van vrede” te dienen?

Hoe Christus de gemeente leidt

11. (a) Tot welk verbeterde begrip leidde een diepgaand Bijbelstudieproject? (b) Wat waren de broeders van het besturende lichaam vastbesloten te doen?

11 Van 1964 tot 1971 vond er onder leiding van het besturende lichaam een diepgaand Bijbelstudieproject plaats waarbij onder andere onderzocht werd hoe de christelijke gemeente in de eerste eeuw functioneerde. a Daaruit bleek dat een gemeente geleid werd door een lichaam van ouderlingen, en niet door maar één ouderling of opziener. (Lees Filippenzen 1:1; 1 Timotheüs 4:14.) Toen dit beter werd begrepen, ging het besturende lichaam beseffen dat Jezus wilde dat ze verbeteringen aanbrachten in de organisatiestructuur van Gods volk — en de broeders waren vastbesloten om zich te onderwerpen aan die leiding van hun Koning. Ze brachten meteen veranderingen aan om het Bijbelse patroon van de ouderlingenregeling beter te volgen. Wat zijn enkele dingen die begin jaren zeventig werden veranderd?

12. (a) Wat veranderde er in het besturende lichaam? (b) Beschrijf hoe het Besturende Lichaam nu is georganiseerd. (Zie het kader „ Hoe het Besturende Lichaam voor Koninkrijksbelangen zorgt”.)

12 De eerste aanpassing betrof het besturende lichaam zelf. Tot die tijd bestond die groep gezalfde broeders uit de zeven leden van de bestuursraad van de Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania. Maar in 1971 ging het besturende lichaam elf leden tellen en werd het niet langer vereenzelvigd met de bestuursraad. De leden bezagen elkaar als gelijken en lieten vanaf toen het voorzitterschap jaarlijks in alfabetische volgorde rouleren.

13. (a) Welke regeling had veertig jaar bestaan? (b) Wat deed het Besturende Lichaam in 1972?

13 De volgende aanpassing ging elke gemeente aan. Van 1932 tot 1972 werd het opzicht over een gemeente grotendeels door één broeder uitgeoefend. Tot 1936 werd zo’n aangestelde broeder de dienstleider genoemd. Daarna werd de naam veranderd in groepsdienaar, toen in gemeentedienaar en ten slotte in gemeenteopziener. Die aangestelde broeders zorgden ijverig voor het geestelijke welzijn van de kudde. De gemeenteopziener nam meestal beslissingen voor de gemeente zonder met andere dienaren in de gemeente te overleggen. Maar in 1972 maakte het Besturende Lichaam de weg vrij voor een historische verandering.

14. (a) Welke regeling werd op 1 oktober 1972 ingevoerd? (b) Hoe past de coördinator van het lichaam van ouderlingen de raad uit Filippenzen 2:3 toe?

14 Het opzicht over de gemeente zou niet meer worden uitgeoefend door één gemeenteopziener maar door een lichaam van ouderlingen, dat bestond uit broeders die aan de Bijbelse vereisten voldeden en theocratisch werden aangesteld. Die nieuwe ouderlingenregeling werd op 1 oktober 1972 ingevoerd. De broeder die nu als coördinator van een lichaam van ouderlingen dient, ziet zichzelf niet als belangrijker dan de andere maar „als een mindere” (Luk. 9:48). Zulke nederige broeders zijn echt een zegen voor de wereldwijde broederschap (Fil. 2:3).

Onze wijze Koning heeft zijn volgelingen op de juiste tijd de herders gegeven die nodig waren

15. (a) Welke voordelen heeft de regeling van een lichaam van ouderlingen? (b) Waaruit blijkt dat onze Koning een vooruitziende blik had?

15 De regeling dat een lichaam van ouderlingen de verantwoordelijkheid in de gemeente deelt, is een grote verbetering gebleken. Kijk eens naar drie voordelen. Allereerst helpt deze regeling elke ouderling, hoeveel verantwoordelijkheid hij ook heeft, om altijd te beseffen dat Jezus het Hoofd van de gemeente is (Ef. 5:23). Ten tweede zegt Spreuken 11:14: „Er is redding in de veelheid van raadgevers.” Als ouderlingen met elkaar overleggen over kwesties die van invloed zijn op het geestelijke welzijn van de gemeente en elkaars suggesties in overweging nemen, komen ze tot beslissingen die stroken met Bijbelse principes (Spr. 27:17). Zulke beslissingen worden door Jehovah gezegend en hebben goede resultaten. Ten derde kan de organisatie blijven voldoen aan de groeiende behoefte aan opzicht en herderlijke zorg binnen de gemeenten doordat er meer bekwame broeders als ouderling dienen (Jes. 60:3-5). Het aantal gemeenten is wereldwijd gestegen van ruim 27.000 in 1971 tot meer dan 113.000 in 2013! Het is duidelijk dat onze Koning een vooruitziende blik had en zijn volgelingen op de juiste tijd de herders heeft gegeven die nodig waren (Micha 5:5).

„Voorbeelden voor de kudde”

16. (a) Welke verantwoordelijkheid hebben ouderlingen? (b) Hoe bezagen de Bijbelonderzoekers Jezus’ aansporing om zijn schaapjes te weiden?

16 In de begindagen van de Bijbelonderzoekers begrepen de ouderlingen al dat ze de verantwoordelijkheid hadden hun geloofsgenoten te helpen God te blijven dienen. (Lees Galaten 6:10.) In 1908 besprak een artikel in de Watch Tower Jezus’ aansporing „weid mijn schaapjes” (Joh. 21:15-17). Het artikel zei tegen ouderlingen: „Het is zeer belangrijk dat de opdracht van de Meester in verband met de kudde een prominente plaats in ons hart inneemt, dat we het terecht als een groot voorrecht bezien om de volgelingen van de Heer te voeden en te weiden.” In 1925 benadrukte The Watch Tower opnieuw hoe belangrijk het is dat ouderlingen als herder dienen door ze eraan te herinneren: „De kerk van God is van hem, (...) en hij zal allen die het voorrecht hebben hun broeders te dienen ter verantwoording roepen.”

17. Hoe zijn opzieners geholpen bekwame herders te worden?

17 Hoe heeft Jehovah’s organisatie ouderlingen geholpen hun bekwaamheid als herder van „ijzer” in „zilver” te veranderen? Door in opleiding te voorzien. In 1959 werd de eerste Koninkrijksbedieningsschool voor opzieners gehouden. Eén onderdeel was „Persoonlijke aandacht schenken”. De verantwoordelijke broeders kregen de aanmoediging „een schema op te stellen om de verkondigers thuis op te zoeken”. Er werden verschillende manieren behandeld waarop herders zulke bezoekjes opbouwend konden maken. In 1966 ging een vernieuwde Koninkrijksbedieningsschool van start. Daar werd het onderwerp „De belangrijkheid van het herderlijke werk” besproken. Wat was de hoofdgedachte van die les? Degenen die de leiding nemen „dienen er aandeel aan te hebben in liefdevolle zorg voor de kudde Gods te voorzien, en tevens niet in gebreke te blijven voldoende aandacht aan hun eigen huisgezin en aan de velddienst te schenken”. In recente jaren zijn er nog meer scholen voor ouderlingen gehouden. Wat is het resultaat geweest van de constante opleiding waar Jehovah’s organisatie in voorziet? Nu zijn er in de christelijke gemeente duizenden bekwame broeders die als geestelijke herders dienen.

Koninkrijksbedieningsschool op de Filippijnen (1966)

18. (a) Welke zware verantwoordelijkheid hebben ouderlingen gekregen? (b) Waarom houden Jehovah en Jezus van hardwerkende ouderlingen?

18 Jehovah heeft de ouderlingen via onze Koning aangesteld voor een belangrijke taak. Ze moeten Gods schapen door de meest kritieke tijd in de menselijke geschiedenis leiden (Ef. 4:11, 12; 2 Tim. 3:1). Jehovah en Jezus houden heel veel van hardwerkende ouderlingen omdat deze broeders de Bijbelse aansporing opvolgen: „Weidt de kudde Gods die aan uw zorg is toevertrouwd (...) gewillig (...), bereidwillig (...), door u voorbeelden voor de kudde te betonen” (1 Petr. 5:2, 3). Laten we eens kijken naar twee manieren waarop christelijke herders voorbeelden voor de kudde zijn en de vrede en vreugde in de gemeente bevorderen.

Hoe ouderlingen de kudde van God weiden

19. Hoe vinden gemeenteleden het als ouderlingen met ze samenwerken in de velddienst?

19 Ten eerste werken ouderlingen samen met de leden van de gemeente. De evangelieschrijver Lukas zei over Jezus: „Kort daarna trok hij van stad tot stad en van dorp tot dorp, terwijl hij het goede nieuws van het koninkrijk Gods predikte en bekendmaakte. En de twaalf waren met hem” (Luk. 8:1). Net zoals Jezus samen met zijn apostelen predikte, werken voorbeeldige ouderlingen in de velddienst met hun geloofsgenoten samen. Ze beseffen dat ze daardoor veel kunnen doen voor een gezonde geest in de gemeente. Wat vinden gemeenteleden van die ouderlingen? Jeannine, een zuster van ver in de tachtig, zegt: „Als ik met een ouderling in de dienst ga, krijg ik de kans met hem te praten en hem beter te leren kennen.” Steven, die in de dertig is, zegt: „Als een ouderling met me van huis tot huis werkt, merk ik dat hij me wil helpen. Daar ben ik echt blij mee.”

Zoals een herder naar een verloren schaap zoekt, proberen ouderlingen degenen te vinden die het contact met de gemeente verloren hebben

20, 21. Hoe kunnen ouderlingen de herder in Jezus’ gelijkenis navolgen? Geef een voorbeeld. (Zie ook het kader „ Wekelijkse bezoekjes hebben resultaat”.)

20 Ten tweede leidt Jehovah’s organisatie ouderlingen op om belangstelling te tonen voor degenen die het contact met de gemeente verloren hebben (Hebr. 12:12). Waarom moeten ouderlingen die zwakke personen helpen, en hoe moeten ze dat aanpakken? Jezus’ gelijkenis van de herder en het verloren schaap geeft het antwoord. (Lees Lukas 15:4-7.) Als de herder een schaap mist, gaat hij het zoeken alsof het zijn enige schaap is. Hoe volgen ouderlingen in deze tijd het voorbeeld van de herder na? Net zoals het verloren schaap kostbaar blijft in de ogen van de herder, blijven degenen die het contact met Gods volk kwijt zijn kostbaar in de ogen van de ouderlingen. Ze zien een geestelijk zwak persoon als een verloren schaap, niet als een verloren zaak. En net zoals de herder besluit „op zoek [te] gaan naar het verlorene totdat hij het vindt”, nemen ouderlingen het initiatief om zwakkeren te zoeken en te helpen.

21 Wat doet de herder in de gelijkenis als hij het schaap vindt? Hij tilt het voorzichtig op, legt het op zijn schouders en draagt het terug naar de kudde. Zo kunnen ook de oprechte en meelevende woorden van een ouderling iemand die geestelijk zwak is, opbeuren en helpen naar de gemeente terug te gaan. Dat gebeurde met Victor, een broeder in Afrika die niet meer naar de vergaderingen ging. Hij zegt: „In de acht jaar dat ik inactief was, bleven de ouderlingen moeite voor me doen.” Wat raakte hem vooral? Hij vertelt: „John, een ouderling met wie ik op de Pioniersschool had gezeten, kwam op een dag langs met foto’s die hij tijdens de school van ons had gemaakt. Daardoor kwamen er zo veel mooie herinneringen naar boven dat ik naar de vreugde ging verlangen die ik had toen ik Jehovah diende.” Kort na Johns bezoek, begon Victor weer naar de vergaderingen te gaan. Nu is hij weer in de pioniersdienst. Zorgzame ouderlingen dragen inderdaad bij tot onze vreugde (2 Kor. 1:24). b

Verbeterd opzicht versterkt de eenheid van Gods volk

22. Hoe versterken rechtvaardigheid en vrede de eenheid van de gemeente? (Zie ook het kader „ We stonden versteld”.)

22 Zoals gezegd, heeft Jehovah voorspeld dat rechtvaardigheid en vrede onder zijn volk geleidelijk zouden toenemen (Jes. 60:17). Die eigenschappen versterken allebei de eenheid van de gemeenten. Hoe? Wat rechtvaardigheid betreft, is het goed te bedenken dat God „één Jehovah” is (Deut. 6:4). Zijn rechtvaardige normen zijn voor de gemeenten in het ene land niet anders dan voor de gemeenten in het andere land. Zijn normen van goed en kwaad zijn één, en ze zijn gelijk voor „alle gemeenten van de heiligen” (1 Kor. 14:33). Het zal dus alleen goed gaan met een gemeente als Gods normen worden nageleefd. Over vrede kunnen we zeggen dat onze Koning niet alleen wil dat we van vrede in de gemeente genieten, maar ook dat we „vredestichters” zijn (Matth. 5:9, vtn.). We moeten dus „de dingen nastreven die de vrede bevorderen”. We nemen het initiatief om eventuele meningsverschillen op te lossen (Rom. 14:19). Zo dragen we bij tot de vrede en eenheid van onze gemeente (Jes. 60:18).

23. Wat maakt ons als Jehovah’s aanbidders blij?

23 Toen de Watch Tower in november 1895 de eerste ouderlingenregeling aankondigde, brachten de verantwoordelijke broeders ook een oprecht verlangen onder woorden. Ze hoopten en baden dat deze nieuwe organisatorische regeling Gods volk zou helpen „spoedig tot de eenheid in het geloof te komen”. Als we terugkijken, kunnen we dankbaar zeggen dat onze eenheid van aanbidding inderdaad is versterkt door het verbeterde opzicht dat Jehovah stap voor stap via onze Koning tot stand heeft gebracht (Ps. 99:4). Jehovah’s aanbidders over de hele wereld zijn blij met het resultaat: we wandelen „in dezelfde geest”, volgen „dezelfde voetstappen” en dienen „de God van vrede” „schouder aan schouder” (2 Kor. 12:18; lees Zefanja 3:9).

a De resultaten van die diepgaande studie werden gepubliceerd in het naslagwerk Hulp tot begrip van de bijbel.

b Zie het artikel „Ouderlingen zijn ’medewerkers tot onze vreugde’”, in De Wachttoren van 15 januari 2013.