Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

HOOFDSTUK 10

Een reis naar Jeruzalem

Een reis naar Jeruzalem

LUKAS 2:40-52

  • DE 12-JARIGE JEZUS STELT VRAGEN AAN LERAREN

  • JEZUS NOEMT JEHOVAH ‘MIJN VADER’

Het is lente. Voor Jozef en zijn gezin is het de tijd om samen met familie en vrienden hun jaarlijkse reis naar Jeruzalem te maken. Ze gaan daar het Pascha vieren, zoals de wet vereist (Deuteronomium 16:16). Van Nazareth in het noorden naar Jeruzalem in het zuiden is een reis van ongeveer 120 kilometer. Het is voor iedereen een drukke en bijzondere tijd. Jezus is nu 12 jaar en hij verheugt zich op het feest en de mogelijkheid weer naar de tempel te gaan.

Jezus en zijn familie gaan na het Pascha niet meteen naar huis. De volgende dag begint namelijk het Feest van het Ongezuurde Brood, dat zeven dagen duurt (Markus 14:1). Dit feest wordt bezien als een deel van de paschatijd. De heen- en terugreis, inclusief het verblijf in Jeruzalem, duurt ongeveer twee weken. Maar dit jaar gebeurt er iets waardoor alles wat langer duurt. Op de terugweg komt er namelijk een probleem aan het licht. Het heeft te maken met Jezus.

Jozef en Maria reizen samen met familieleden en vrienden terug naar het noorden. Ze denken dat Jezus ook bij deze groep is. Maar als ze stoppen om te overnachten, zien ze hem nergens. Ze gaan hem zoeken onder het reisgezelschap, maar hij is echt niet te vinden! Jozef en Maria gaan dus terug naar Jeruzalem, op zoek naar hun zoon.

Ze zoeken een hele dag, maar vinden hem niet. Ook de tweede dag gaat voorbij, zonder resultaat. Eindelijk, op de derde dag, vinden ze hun zoon bij een groepje Joodse leraren in een van de vele zalen van de tempel. Jezus zit te luisteren en stelt vragen; de mannen zijn diep onder de indruk van zijn inzicht.

Maria vraagt: ‘Kind, waarom heb je ons dit aangedaan? Je vader en ik waren zo ongerust! We hebben overal naar je gezocht’ (Lukas 2:48).

Jezus is verbaasd dat ze niet wisten waar hij kon zijn. ‘Waarom waren jullie naar mij op zoek?’, vraagt hij. ‘Wisten jullie niet dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’ — Lukas 2:49.

Nu Jezus met zijn ouders is herenigd, gaan ze samen terug naar Nazareth. Terwijl Jezus opgroeit, blijft hij gehoorzaam aan zijn ouders en neemt toe in wijsheid. Hij is nog jong, maar zowel bij God als bij de mensen is hij erg geliefd. Vanaf zijn jeugd geeft Jezus een mooi voorbeeld door waardering te hebben voor geestelijke zaken en respect te tonen voor zijn ouders.