Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

VERHAAL 13

Jakob en Esau sluiten vrede

Jakob en Esau sluiten vrede

Jehovah beloofde Jakob dat hij hem zou beschermen, zoals hij ook Abraham en Isaäk had beschermd. Jakob ging in Haran wonen. Hij trouwde, kreeg een groot gezin en werd heel rijk.

Op een dag zei Jehovah tegen Jakob: ‘Ga terug naar het land waar je vandaan komt.’ Dus begon Jakob met zijn gezin aan de lange reis terug. Onderweg kwamen er mensen naar Jakob toe die zeiden: ‘Je broer Esau komt eraan! En hij heeft 400 mannen bij zich!’ Jakob was bang dat Esau hem en zijn gezin wilde aanvallen. Hij bad tot Jehovah: ‘Bescherm me alstublieft tegen mijn broer.’ De volgende dag stuurde Jakob allemaal cadeaus naar Esau: schapen, geiten, koeien, kamelen en ezels.

Toen Jakob die nacht helemaal alleen was, zag hij een engel! Die begon met hem te worstelen. Dat duurde de hele nacht. Jakob raakte zelfs gewond, maar toch wilde hij het niet opgeven. De engel zei: ‘Laat me gaan.’ Maar Jakob wilde zeker weten dat Jehovah hem zou helpen en zei: ‘Nee. Eerst moet je me zegenen.’

Uiteindelijk werd Jakob door de engel gezegend. Toen wist Jakob dat Jehovah hem tegen Esau zou beschermen.

De volgende morgen zag Jakob in de verte Esau en zijn 400 mannen aankomen. Jakob liep voor zijn gezin uit en boog zeven keer heel diep voor zijn broer. Esau rende Jakob tegemoet en omhelsde hem. De twee broers barstten in tranen uit en sloten vrede. Wat denk je dat Jehovah vond van de manier waarop Jakob dit had aangepakt?

Later ging Esau terug naar huis, en Jakob ging verder met zijn reis. In totaal kreeg Jakob 12 zonen. Hun namen waren Ruben, Simeon, Levi, Juda, Dan, Naftali, Gad, Aser, Issaschar, Zebulon, Jozef en Benjamin. Een van deze zonen, Jozef, werd door Jehovah gebruikt om Zijn volk te redden. Weet je hoe? Laten we eens zien.

‘Heb je vijanden lief en bid voor degenen die je vervolgen. Op die manier laten jullie zien dat jullie kinderen zijn van je Vader in de hemel.’ — Mattheüs 5:44, 45