Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

VERHAAL 43

De zonde van koning David

De zonde van koning David

Toen Saul stierf, werd David koning. David was toen 30 jaar. Toen hij een paar jaar koning was, zag hij op een avond vanaf het dak van zijn paleis een heel mooie vrouw. David kwam erachter dat ze Bathseba heette en dat ze getrouwd was met Uria, een soldaat. David liet haar naar zijn paleis brengen en hij ging met haar naar bed. Bathseba werd zwanger. David probeerde het geheim te houden. Hij zei tegen zijn generaal dat hij Uria helemaal vooraan in het leger moest laten vechten. En dat de andere soldaten zich dan moesten terugtrekken. Uria werd gedood en David trouwde met Bathseba.

Maar Jehovah had alles gezien. Alle slechte dingen die David had gedaan. Daarom stuurde Jehovah de profeet Nathan naar David. Nathan zei: ‘Er was eens een rijke man die veel schapen had. En er was ook een arme man. Die had maar één klein lammetje, waar hij heel veel van hield. Maar de rijke man pakte het kleine lammetje zomaar van die arme man af.’ David was heel boos en zei: ‘Die rijke man moet dood!’ Toen zei Nathan tegen David: ‘Jij bent die rijke man!’ David was er kapot van, en zei eerlijk: ‘Ik heb tegen Jehovah gezondigd.’ Door die zonde kregen David en zijn gezin heel veel problemen. David werd door Jehovah gestraft, maar omdat hij eerlijk en nederig was, mocht hij wel blijven leven.

David wilde een tempel voor Jehovah bouwen. Maar Jehovah wilde dat Davids zoon Salomo dat zou doen. David wilde zijn zoon helpen en zei: ‘Jehovah’s tempel moet echt schitterend worden. Salomo is nog jong. Ik ga hem helpen en ervoor zorgen dat hij later meteen met de bouw kan beginnen.’ David gaf heel veel geld voor de bouw. En hij zocht handige mensen die konden helpen. Hij verzamelde ook goud en zilver, en mooie cederbomen uit Tyrus en Sidon. Aan het einde van zijn leven gaf hij de bouwtekeningen aan Salomo. Hij zei: ‘Dit moest ik van Jehovah opschrijven. Jehovah zal je helpen. Wees niet bang. Wees moedig en ga aan de slag.’

‘Wie zijn fouten bedekt zal geen succes hebben, maar wie ze bekent en vermijdt, ondervindt barmhartigheid.’ — Spreuken 28:13