Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

VERHAAL 92

Jezus verschijnt opnieuw aan de discipelen

Jezus verschijnt opnieuw aan de discipelen

Een tijdje nadat Jezus aan de apostelen was verschenen, besloot Petrus om te gaan vissen op het Meer van Galilea. Thomas, Jakobus, Johannes en een paar andere discipelen gingen met hem mee. Ze visten de hele nacht, maar ze vingen niets.

Toen het ochtend werd, zagen ze een man op de oever staan. De man riep: ‘Hebben jullie nog wat gevangen?’ Ze riepen: ‘Nee!’ Toen zei de man: ‘Gooi je net uit aan de andere kant van de boot.’ Toen ze dat deden, vingen ze zo veel vis dat ze het visnet niet meer in de boot konden trekken. Opeens begreep Johannes dat de man op de oever Jezus was, en hij zei: ‘Het is de Heer!’ Petrus sprong meteen in het water en zwom naar de kant. De andere discipelen volgden in de boot.

Toen ze op het strand kwamen, zagen ze een vuurtje met vis erop en brood. Jezus zei dat ze er wat van hun vis bij konden leggen. Toen zei hij: ‘Kom, we gaan ontbijten.’

Toen ze ontbeten hadden, vroeg Jezus aan Petrus: ‘Hou je meer van mij dan van je werk als visser?’ Petrus antwoordde: ‘Ja, Heer, je weet dat ik van je hou.’ Jezus zei: ‘Voed dan mijn lammetjes.’ Jezus vroeg nog een keer: ‘Petrus, hou je van me?’ Petrus zei: ‘Heer, dat weet je toch.’ Jezus zei: ‘Zorg voor mijn schaapjes.’ Jezus vroeg het Petrus voor de derde keer. Petrus werd verdrietig en zei: ‘Heer, je weet alles. Je weet toch dat ik van je hou.’ Jezus zei: ‘Voed mijn schaapjes.’ Toen zei hij tegen Petrus: ‘Blijf mij volgen.’

‘[Jezus] zei tegen ze: “Kom, volg me, dan zal ik van jullie vissers van mensen maken.” Onmiddellijk lieten ze hun netten in de steek en volgden hem.’ — Mattheüs 4:19, 20