Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

LIED 117

De eigenschap goedheid

De eigenschap goedheid

(2 Kronieken 6:41)

  1. 1. Dank u, Vader, voor uw goedheid,

    voor het moois dat u mij geeft.

    U bent heilig, steeds dezelfde,

    altijd goed voor al wat leeft.

    Heel barmhartig geeft u liefde,

    zo veel meer dan ik verdien.

    Ik schenk u graag mijn aanbidding

    en mijn liefde bovendien.

  2. 2. God, uw goedheid wordt weerspiegeld

    door uw volk, waar ik bij hoor.

    Want wij helpen graag een ander

    en wij prediken uw Woord.

    Door uw herders en hun leiding

    is er vreugde, is er groei.

    En uw geest is in ons werkzaam,

    zo komt goedheid echt tot bloei.

  3. 3. Help mij, Vader, mag ik goed zijn

    voor elk mens, voor groot en klein.

    En vooral in de gemeente,

    waar mijn broers en zussen zijn.

    Op het werk, als ik op school ben,

    bij ons thuis en ook op straat

    wil ik graag uw goedheid volgen

    met een woord of goede daad.