LIED 117
De eigenschap goedheid
-
1. Dank u, Vader, voor uw goedheid,
voor het moois dat u mij geeft.
U bent heilig, steeds dezelfde,
altijd goed voor al wat leeft.
Heel barmhartig geeft u liefde,
zo veel meer dan ik verdien.
Ik schenk u graag mijn aanbidding
en mijn liefde bovendien.
-
2. God, uw goedheid wordt weerspiegeld
door uw volk, waar ik bij hoor.
Want wij helpen graag een ander
en wij prediken uw Woord.
Door uw herders en hun leiding
is er vreugde, is er groei.
En uw geest is in ons werkzaam,
zo komt goedheid echt tot bloei.
-
3. Help mij, Vader, mag ik goed zijn
voor elk mens, voor groot en klein.
En vooral in de gemeente,
waar mijn broers en zussen zijn.
Op het werk, als ik op school ben,
bij ons thuis en ook op straat
wil ik graag uw goedheid volgen
met een woord of goede daad.
(Zie ook Ps. 103:10; Mark. 10:18; Gal. 5:22; Ef. 5:9.)