Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wist u dit?

Wist u dit?

Wist u dit?

Wie waren de schriftgeleerden die zo tegen Jezus gekant waren?

Tijdens zijn bediening ontmoette Jezus niet alleen in Jeruzalem maar ook in kleinere steden en dorpen schriftgeleerden. Buiten Jeruzalem, en zelfs in Joodse gemeenschappen buiten Palestina, waren het lagere functionarissen die goed onderlegd waren in de Wet en vaak als kopiisten of plaatselijke rechters werkzaam waren (Markus 2:6; 9:14; Lukas 5:17-21).

In Jeruzalem werkten de schriftgeleerden nauw samen met de Joodse overheid (Mattheüs 16:21). Hun rol daar, zegt The Anchor Bible Dictionary, „schijnt die van medewerkers van de priesters te zijn, zowel bij de rechtspraak en de handhaving van de Joodse gebruiken en de wet, als bij lopende zaken in het Sanhedrin”. Als prominente leraren van de Wet hadden sommigen van die schriftgeleerden zelfs zitting in het Sanhedrin of het Joodse hooggerechtshof, samen met overpriesters en farizeeën.

In de meeste gevallen worden de schriftgeleerden beschreven als Jezus’ religieuze tegenstanders. Maar er waren er ook die niet tegen hem gekant waren. Een van hen zei bijvoorbeeld tegen Jezus: „Ik zal u volgen, waarheen gij ook gaat.” Tegen een andere schriftgeleerde zei Jezus: „Gij zijt niet ver van het koninkrijk Gods” (Mattheüs 8:19; Markus 12:28-34).

Wat betekende het voor iemand als hij gezalfd werd?

Als in Bijbelse tijden in het Midden-Oosten iemands hoofd met olie werd ingewreven, was dat een teken van respect voor hem of een daad van gastvrijheid tegenover een gast. Meestal werd daarvoor olijfolie gebruikt waaraan parfum was toegevoegd. De Hebreeën goten ook olie over iemands hoofd, zalfden hem, als hij officieel in een speciale gezagspositie werd aangesteld. Aäron bijvoorbeeld werd gezalfd nadat hij was aangesteld om als hogepriester te dienen (Leviticus 8:12). In het geval van koning David „nam Samuël de hoorn met olie en zalfde hem (...) en van die dag af werd de geest van Jehovah ten aanzien van David werkzaam” (1 Samuël 16:13).

In het Hebreeuws is de term die voor zo’n zalving wordt gebruikt masjach, waarvan het woord masjiach of Messias is afgeleid. Het overeenkomstige Griekse woord is chrio, waarvan christos of Christus afgeleid is. Aäron en David kunnen dus beiden als een messias of gezalfde aangeduid worden. Ook Mozes wordt een christus of gezalfde genoemd, in de zin dat God hem aanstelde om als zijn vertegenwoordiger op te treden (Hebreeën 11:24-26).

Jezus van Nazareth werd door God persoonlijk in een positie van grote autoriteit aangesteld. Hij werd niet met letterlijke olie maar met Gods heilige geest gezalfd (Mattheüs 3:16). Als Jehovah’s uitverkoren Gezalfde wordt Jezus terecht de Messias of Christus genoemd (Lukas 4:18).