Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Hij vocht tegen angst en twijfel

Hij vocht tegen angst en twijfel

Volg hun geloof na

Hij vocht tegen angst en twijfel

PETRUS trok uit alle macht aan de roeiriem en tuurde in het nachtelijke duister. Zag hij in het oosten, aan de horizon, echt een vage gloed, werd het dan eindelijk licht? De spieren van zijn rug en schouders deden pijn van het urenlange roeien. De wind die aan zijn haren rukte, had de Zee van Galilea in een kolkende massa veranderd. De golven beukten onophoudelijk tegen de voorsteven van de vissersboot, waardoor hij telkens een lading water over zich heen kreeg. Hij roeide verbeten door.

Petrus en zijn reisgenoten hadden Jezus ergens op de kust achter hen alleen achtergelaten. Die dag waren ze er getuige van geweest dat Jezus een hongerige menigte van duizenden mensen met slechts een paar broden en wat vissen had gevoed. De mensen wilden Jezus daarop koning maken, maar hij wilde zich niet met politiek inlaten. Hij deed er ook alles aan om zijn volgelingen ervan te weerhouden dergelijke ambities te gaan koesteren. Om aan de mensenmenigte te ontkomen, drong hij er bij zijn discipelen op aan in de boot te stappen en koers te zetten naar de overkant, terwijl hij in zijn eentje de berg opging om te bidden (Markus 6:35-45; Johannes 6:14, 15).

Toen de discipelen vertrokken, stond de bijna volle maan hoog aan de hemel; nu daalde die langzaam naar de westelijke horizon. Toch waren ze maar een paar kilometer opgeschoten. De inspanning en het constante gebulder van de wind en de golven maakten het moeilijk een gesprek te voeren. Petrus was dus waarschijnlijk alleen met zijn gedachten.

Er was heel wat om over na te denken. Hij volgde Jezus van Nazareth al ruim twee jaar. Het waren veelbewogen jaren geweest. Hij had een heleboel geleerd maar moest ook nog veel leren. Zijn bereidheid daartoe — de wil om hindernissen als twijfel en vrees te overwinnen — maken hem voor ons tot een geweldig voorbeeld. In welke opzichten kunnen wij hem navolgen?

„Wij hebben de Messias gevonden”!

Petrus zou nooit de dag vergeten waarop hij Jezus van Nazareth had ontmoet. Zijn broer, Andreas, was met het verrassende nieuws gekomen: „Wij hebben de Messias gevonden.” Die woorden luidden een verandering in Petrus’ leven in. Het zou nooit meer hetzelfde zijn (Johannes 1:41).

Petrus woonde in Kapernaüm, een stad aan de oever van een zoetwatermeer dat de Zee van Galilea werd genoemd. Hij en Andreas hadden samen met Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, een vissersbedrijf. Behalve met zijn vrouw deelde Petrus zijn woning met zijn schoonmoeder en zijn broer, Andreas. Wilden ze met vissen de kost verdienen voor zo’n huishouden, dan moesten ze beslist hard werken en inventief zijn. We kunnen ons voorstellen hoe de mannen nachtenlang zwoegden: hoe ze hun netten neerlieten tussen twee boten om vervolgens de vangst binnen te halen, veel of weinig, net wat de zee opleverde. En ook overdag moest er hard gewerkt worden; dan moest de vis gesorteerd en verkocht worden en moesten de netten worden gerepareerd en schoongemaakt.

De Bijbel vertelt ons dat Andreas een discipel van Johannes de Doper was. Petrus heeft vast met veel belangstelling geluisterd naar wat zijn broer hem over Johannes’ boodschap vertelde. Op een dag zag Andreas hoe Johannes naar Jezus van Nazareth wees en zei: „Ziet, het Lam Gods!” Andreas werd direct een volgeling van Jezus en maakte Petrus enthousiast deelgenoot van het opwindende nieuws dat de Messias gekomen was! (Johannes 1:35-40) Zo’n vierduizend jaar eerder, na de opstand in Eden, had Jehovah God beloofd dat er een speciaal iemand zou komen om de mensheid echte hoop te geven (Genesis 3:15). En nu had Andreas deze Redder ontmoet, de Messias zelf! Petrus haastte zich om Jezus ook te ontmoeten.

Tot dan toe had Petrus altijd bekendgestaan als Simon, of Simeon. Maar Jezus keek hem aan en zei: „Gij zijt Simon, de zoon van Johannes; gij zult Cefas (dat vertaald wordt met Petrus) worden genoemd” (Johannes 1:42). „Cefas” is een gewoon woord dat „steen” of „rots” betekent. Jezus’ woorden waren blijkbaar profetisch. Hij voorzag dat Petrus als een rots zou worden: een stabiele invloed onder Christus’ volgelingen, standvastig en betrouwbaar. Bezag Petrus zichzelf ook zo? Dat valt te betwijfelen. Zelfs enkele hedendaagse lezers van de evangelieverslagen zien weinig rotsachtigs in Petrus. Sommige zeggen dat hij een onstandvastige, wisselvallige en onzekere indruk maakt.

Petrus had zijn gebreken. Jezus was daar niet blind voor. Maar Jezus keek net als zijn Vader, Jehovah, altijd naar het goede in mensen. Jezus zag Petrus’ capaciteiten, en hij probeerde hem te helpen die goede eigenschappen verder te ontplooien. Jehovah en zijn Zoon kijken ook naar het goede in ons. Wij hebben er misschien moeite mee te geloven dat er in ons veel goeds te vinden is. Maar we moeten op hun oordeel afgaan en net als Petrus bereid zijn ons te laten vormen en opleiden (1 Johannes 3:19, 20).

„Wees niet langer bevreesd”

Waarschijnlijk vergezelde Petrus Jezus op een deel van de predikingstocht die Jezus daarna ondernam. Het is dus heel goed mogelijk dat hij erbij was toen Jezus zijn eerste wonder verrichtte door op het bruiloftsfeest in Kana water in wijn te veranderen. Meer nog, Petrus hoorde Jezus’ schitterende, hoopgevende boodschap over het koninkrijk van God. Toch verliet hij Jezus, al was het met tegenzin, en keerde hij naar zijn vissersbedrijf terug. Maar een paar maanden later ontmoette Petrus Jezus opnieuw, en ditmaal nodigde Jezus Petrus uit om hem voortaan fulltime te volgen.

Petrus had net een frustrerende werknacht achter de rug. De vissers hadden hun netten steeds weer neergelaten maar ze telkens leeg opgehaald. Petrus had beslist al zijn ervaring en vindingrijkheid in de strijd geworpen en op allerlei plekken in het meer naar vis gezocht. Ongetwijfeld had hij, net als zo veel andere vissers, meer dan eens gewenst dat hij dwars door het troebele water heen kon kijken en kon zien waar de scholen vis zaten, of dat hij ze op de een of andere manier in zijn netten kon laten zwemmen. Natuurlijk maakten dat soort gedachten zijn frustratie alleen maar erger. Petrus viste niet voor zijn plezier; er waren mensen van hem afhankelijk. Ten slotte kwam hij met lege handen terug. Toch moesten de netten worden schoongemaakt. Hij was daar druk mee bezig toen Jezus eraan kwam.

Jezus was omringd door een menigte die elk woord dat hij zei indronk. Omdat de mensen zo op hem indrongen, stapte Jezus bij Petrus in de boot en vroeg hem een eindje van wal te steken. Met een stem die ver droeg over het water, onderwees Jezus de mensenmenigte. Petrus luisterde aandachtig, net als de mensen aan de oever. Hij kreeg er nooit genoeg van te horen hoe Jezus voortborduurde op het centrale thema van zijn prediking: het koninkrijk van God. Wat zou het geweldig zijn de Christus te helpen deze boodschap van hoop in het hele land te verspreiden! Maar zou dat realistisch zijn? Waar zouden ze van moeten leven? Misschien gingen Petrus’ gedachten wel uit naar de lange, vruchteloze nacht die achter hem lag (Lukas 5:1-3).

Toen Jezus klaar was met spreken, zei hij tegen Petrus: „Steek af naar het diepe, en laat uw netten neer voor een vangst.” Petrus was nogal sceptisch. Hij zei: „Onderwijzer, wij hebben de hele nacht gezwoegd en niets gevangen, maar op uw verzoek zal ik de netten neerlaten.” Het laatste wat Petrus wilde, was ongetwijfeld nog eens die netten uitwerpen, vooral nu de vissen niet meer op zoek waren naar voedsel! Toch deed hij wat Jezus vroeg, en waarschijnlijk gaf hij zijn compagnons in een andere boot een seintje om hem te volgen (Lukas 5:4, 5).

Toen Petrus de netten begon binnen te halen, bleken ze onverwacht zwaar te zijn. Vol ongeloof trok hij harder, en al gauw zag hij een enorme massa vis in het net kronkelen! Hij gebaarde wild naar de mannen in de tweede boot om te komen helpen. Toen ze er waren, bleek al snel dat één boot niet al die vissen kon bevatten. Ze vulden beide boten en nog waren er te veel: de boten zonken bijna onder het gewicht. Petrus was met stomheid geslagen. Hij had Christus’ macht al eerder in werking gezien, maar dit raakte hem persoonlijk! Hier was iemand die zelfs de vis in de netten kon krijgen! Petrus werd door vrees bevangen. Hij zonk op zijn knieën en zei: „Ga van mij weg, Heer, want ik ben een zondig man.” Hoe kon hij het ooit waard zijn met iemand om te gaan die de kracht van God op zulke manieren kon aanwenden? — Lukas 5:6-9.

Jezus zei vriendelijk: „Wees niet langer bevreesd. Voortaan zult gij mensen levend vangen” (Lukas 5:10, 11). Dit was geen tijd voor twijfel of angst. Petrus’ twijfels over zulke praktische zaken als het vissen waren ongegrond; zijn bezorgdheid om zijn eigen fouten en tekortkomingen was al even ongefundeerd. Jezus had een groot werk te doen, een bediening die de toekomst van de mensheid zou veranderen. Hij diende een God die ’rijkelijk zal vergeven’ (Jesaja 55:7). Jehovah zou voor hen zorgen, zowel in fysiek als in geestelijk opzicht (Mattheüs 6:33).

Petrus reageerde snel, evenals Jakobus en Johannes. ’Zij brachten de boten terug aan land en lieten alles in de steek en volgden hem’ (Lukas 5:11). Petrus stelde geloof in Jezus en in Degene die hem gezonden had. Hij had geen betere beslissing kunnen nemen. Christenen in deze tijd die hun twijfel en angst overwinnen en de dienst voor God opnemen, tonen eveneens geloof. Zo’n vertrouwen in Jehovah wordt nooit beschaamd (Psalm 22:4, 5).

„Waarom zijt gij gaan twijfelen?”

Zo’n twee jaar nadat Petrus Jezus had ontmoet, roeide hij, zoals in het begin werd verteld, in die stormachtige nacht op de Zee van Galilea. Natuurlijk weten we niet precies wat er door zijn geest ging. Er waren zo veel herinneringen om uit te kiezen! Jezus had Petrus’ schoonmoeder genezen. Hij had de Bergrede gehouden. Steeds opnieuw had hij door zijn onderwijs en zijn krachtige werken laten zien dat hij degene was die door Jehovah was uitgekozen, de Messias. In de loop van de maanden had Petrus beslist met succes aan zijn tekortkomingen, zoals zijn neiging om aan angst en twijfel toe te geven, gewerkt. Jezus had Petrus zelfs uitgekozen als een van de twaalf apostelen! Maar Petrus had zijn angst en twijfel nog niet helemaal overwonnen, zoals spoedig zou blijken.

Die nacht hield Petrus tijdens de vierde nachtwake (ergens tussen drie uur ’s morgens en zonsopgang) plotseling op met roeien en ging recht overeind zitten. Daar, op de golven, bewoog iets! Waren het schuimkoppen die oplichtten in het maanlicht? Nee, het bewoog te gestaag, te rechtop. Het was een mens! Ja, warempel, het was een man die over het water liep! Toen de gestalte dichterbij kwam, leek het of hij hun voorbij zou lopen. De doodsbenauwde discipelen dachten dat het een of andere verschijning was. De gedaante sprak: „Schept moed, ik ben het; vreest niet.” Het was Jezus! — Mattheüs 14:25-28.

Petrus antwoordde: „Heer, als gij het zijt, gebied mij dan over het water naar u toe te komen.” Zijn eerste impuls getuigde van moed. Helemaal opgewonden over dit unieke wonder wilde Petrus zijn geloof nog verder bevestigd zien. Hij wilde deel uitmaken van de gebeurtenis. Vriendelijk nodigde Jezus Petrus uit naar hem toe te komen. Petrus klauterde over de rand van de boot en stapte op het golvende wateroppervlak. Stel u eens voor hoe Petrus zich gevoeld moet hebben toen zijn voeten houvast vonden en hij vervolgens op het water stond. Vol verbazing moet hij op Jezus toegelopen zijn. Maar al gauw welde er een nieuwe impuls in hem op (Mattheüs 14:29).

Petrus moest op Jezus gefocust blijven. Het was Jezus die Petrus door Jehovah’s kracht boven de golven hield. En dat deed hij als reactie op Petrus’ geloof in hem. Maar Petrus werd afgeleid. We lezen: „Toen hij echter naar de storm keek, werd hij bevreesd.” Petrus wierp een blik op de golven die tegen de boot beukten en spetters en schuim opwierpen, en raakte in paniek. Hij zag zichzelf vermoedelijk al in dat meer zinken en verdrinken. Zodra de angst kwam opzetten, verdween zijn moed. De man die Rots werd genoemd om zijn potentiële standvastigheid, begon te zinken als een baksteen omdat hij in geloof wankelde. Petrus kon goed zwemmen, maar nu vertrouwde hij niet op zijn zwemkunst. Hij schreeuwde: „Heer, red mij!” Jezus greep hem bij de hand en trok hem omhoog. Daar, op het wateroppervlak, leerde hij Petrus een belangrijke les: „Kleingelovige, waarom zijt gij gaan twijfelen?” — Mattheüs 14:30, 31.

Merk op dat Jezus het had over gaan twijfelen! Twijfels kunnen een krachtige, destructieve invloed op ons hebben. Als we eraan toegeven, kunnen ze ons geloof ondermijnen en ertoe leiden dat we geestelijk kopje-onder gaan. We moeten ze krachtig bestrijden! Hoe? Door ons op de juiste dingen te blijven concentreren. Als we blijven stilstaan bij dingen die ons angst aanjagen, ons ontmoedigen of ons van Jehovah en zijn Zoon afleiden, zullen we merken dat onze twijfels toenemen. Concentreren we ons daarentegen op Jehovah en zijn Zoon, op wat ze gedaan hebben, doen en nog zullen doen voor degenen die hen liefhebben, dan zullen we geen last hebben van knagende twijfels.

Toen Petrus achter Jezus aan de boot in klom, zag hij dat de storm afnam. De Zee van Galilea kwam tot rust. Petrus en de andere discipelen verklaarden: „Gij zijt werkelijk Gods Zoon” (Mattheüs 14:33). Terwijl de zon haar eerste stralen op het meer wierp, liep Petrus’ hart beslist over van dankbaarheid. Hij nam zich vast voor nooit meer toe te geven aan twijfel of angst. Hoewel hij nog een lange weg te gaan had voordat hij de met een rots te vergelijken christen was die Jezus al voor ogen had, was hij vastbesloten om zijn best te blijven doen en te blijven groeien. Is dat ook uw vaste besluit? U zult merken dat Petrus’ geloof echt navolgenswaard is.

[Illustratie op blz. 22, 23]

Jezus zag de capaciteiten van deze nederige visser

[Illustratie op blz. 23]

„Ik ben een zondig man”

[Illustratie op blz. 24, 25]

„Toen hij echter naar de storm keek, werd hij bevreesd”