Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Vertrouw op Jehovah — Hij helpt echt

Vertrouw op Jehovah — Hij helpt echt

Vertrouw op Jehovah — Hij helpt echt

Verteld door Edmund Schmidt

In oktober 1943, ik was toen 21, stond ik op het punt voor een rechtbank in New York te verschijnen, en ik moest aan de bovenstaande raad denken. Tegen de tijd dat ik 25 werd, had ik al bijna vier jaar in de gevangenis gezeten wegens mijn christelijke neutraliteit. Net als Jezus’ vroegere volgelingen had ik me vast voorgenomen „God als regeerder meer [te] gehoorzamen dan mensen” (Handelingen 5:29). Maar voordat ik u daarover vertel, zal ik eerst uitleggen hoe ik zo’n sterk geloof in God heb gekregen.

IK BEN op 23 april 1922 in Cleveland geboren, in de woning boven de bakkerij van mijn vader. Vier maanden later bezocht mijn vader, Edmund, een congres van de Bijbelonderzoekers (zoals Jehovah’s Getuigen toen heetten) in Cedar Point, bij Sandusky, ongeveer 160 kilometer bij ons vandaan.

Op dat congres kregen de aanwezigen de aanmoediging: „Verkondigt, verkondigt, verkondigt de Koning en zijn koninkrijk.” De zondag daarna begon mijn vader deel te nemen aan dat werk. En dat is hij de daaropvolgende 66 jaar, tot aan zijn dood op 4 juli 1988, blijven doen. Mijn moeder, Mary, is in 1981 in getrouwheid aan God gestorven.

Ik sluit me bij mijn ouders aan in de aanbidding

Ons gezin bezocht de Poolse gemeente in Cleveland. Op zaterdagavond gingen veel kinderen, vergezeld door volwassenen, van huis tot huis het goede nieuws prediken. Op zondag luisterden onze ouders naar een Bijbelse lezing in de hoofdzaal van onze vergaderplaats. Tegelijkertijd leidde een ervaren Bijbelonderwijzer een Bijbelstudie met zo’n dertig jongeren, aan de hand van het studiehulpmiddel De Harp Gods *. Ik leidde al gauw zelf Bijbelstudies, met goede resultaten.

In juli 1931 ging ons gezin, inmiddels uitgebreid met mijn broertje Frank, naar een ander congres van de Bijbelonderzoekers, dit keer in Columbus, ongeveer 160 kilometer naar het zuiden. Dat was het congres waarop de Bijbelonderzoekers enthousiast de Bijbelse naam Jehovah’s Getuigen aannamen (Jesaja 43:10-12). Bij die gelegenheid nam ik deel aan de openbare bediening door mensen uit te nodigen voor de hoofdlezing van J.F. Rutherford, die destijds de leiding had over het werk van Jehovah’s Getuigen. Sindsdien staat de dienst voor Jehovah God en zijn volk centraal in mijn leven, nu al meer dan 79 jaar.

Moeilijke tijden en een lonende bediening

Tegen 1933 was de Grote Crisis in de hele wereld voelbaar. In de Verenigde Staten waren ruim vijftien miljoen mensen werkloos. Dat was een kwart van de beroepsbevolking. Steden gingen failliet, en er waren geen sociale voorzieningen voor de armen. Maar wij als broeders en zusters hielpen elkaar. Op zondag namen we brood en gebak uit onze bakkerij mee naar de bijeenkomst om dat met anderen te delen. Het geld dat mijn vader aan het eind van de maand overhad nadat alle onkosten betaald waren, stuurde hij naar het hoofdkantoor van Jehovah’s Getuigen in Brooklyn (New York). Hij wist dat het gebruikt zou worden om het drukken van Bijbelse lectuur te financieren.

In die tijd speelden radio-uitzendingen een belangrijke rol in onze bediening. De Bijbelse lezingen die op onze congressen werden gehouden, werden door meer dan vierhonderd radiostations uitgezonden. In de jaren dertig produceerden de Getuigen in hun drukkerij in Brooklyn ook grammofoons en platen. We gebruikten die in onze bediening en rapporteerden hoeveel keer we Bijbelse lezingen voor niet-Getuigen afspeelden en hoeveel mensen ernaar luisterden.

In 1933 kwamen in Duitsland Adolf Hitler en de nazipartij aan de macht. Jehovah’s Getuigen daar werden wegens hun christelijke neutraliteit hevig vervolgd (Johannes 15:19; 17:14). Omdat de Getuigen weigerden aan politieke activiteiten deel te nemen of de Hitlergroet te brengen, werd een groot deel van hen naar gevangenissen of concentratiekampen gestuurd. Velen van hen werden terechtgesteld, anderen moesten zo hard werken dat ze stierven. Velen overleden kort na hun bevrijding omdat ze zo beestachtig behandeld waren. Minder bekend is de slechte behandeling die Jehovah’s Getuigen in andere landen, ook in de Verenigde Staten, ondergingen.

In 1940 woonden we een congres bij in Detroit. Daar werd ik op 28 juli gedoopt als symbool van mijn opdracht aan Jehovah God. In de maand vóór dat congres had het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten bepaald dat weigering om de vlag te groeten een overtreding van de wet was en dat een leerling die zich daaraan schuldig maakte, van school gestuurd kon worden. Hoe reageerden de Getuigen? Velen van hen zetten hun eigen scholen op om hun kinderen onderwijs te geven. Dat werden Koninkrijksscholen genoemd.

In Europa was in september 1939 de Tweede Wereldoorlog uitgebroken, en ook de Verenigde Staten raakten in de greep van de oorlogshysterie. Jonge Getuigen werden getreiterd en afgeranseld door misleide jongeren en volwassenen. Volgens de berichten zijn er van 1940 tot 1944 meer dan 2500 gevallen geweest waarin Jehovah’s Getuigen in de Verenigde Staten door gewelddadige volksmenigten werden aangevallen. De vervolging werd heviger toen de Japanners op 7 december 1941 een aanval deden op Pearl Harbor. Een paar weken daarvoor was ik pionier geworden, zoals fulltimepredikers van Jehovah’s Getuigen worden genoemd. Ik had geld gespaard en een zeven meter lange caravan gekocht, en ik vertrok met een paar anderen naar Louisiana om daar te gaan pionieren.

Vervolging in het zuiden

We kregen van plaatselijke bewoners toestemming om onze caravan neer te zetten in een pecanboomgaard bij de stad Jeanerette. Op een zaterdag besloten we op straat te gaan prediken, maar de commissaris van politie gaf zijn mannen bevel om ons te arresteren en naar het gemeentehuis te brengen. Buiten verzamelde zich een menigte van zo’n tweehonderd mensen, en de politie stuurde ons zonder enige bescherming naar buiten. Tot onze opluchting gingen de mensen uit elkaar en lieten ons passeren. De dag daarop gingen we naar Baton Rouge, een grote stad in de buurt, om geloofsgenoten te vertellen wat er gebeurd was.

Toen we in Jeanerette terugkwamen, vonden we een briefje op de deur van onze caravan: „Kom alstublieft naar het oliewerkerskamp.” Het was getekend: „E.M. Vaughn”. We vonden meneer Vaughn, en hij nodigde ons uit voor een maaltijd met hem en zijn vrouw. Hij vertelde dat hij en zijn mannen zaterdag tussen de menigte stonden en dat hij ons tegen het gepeupel beschermd zou hebben als dat nodig was geweest. We waren blij met zijn bemoediging en steun.

De volgende dag werden we door gewapende hulpsheriffs gearresteerd en werd onze lectuur in beslag genomen. Ze pakten me de sleutels van mijn caravan af en zetten me zeventien dagen in eenzame opsluiting met bijna niets te eten. Meneer Vaughn probeerde ons te helpen, maar zonder veel succes. Terwijl we opgesloten zaten, plunderde en verbrandde het gepeupel alles wat we hadden, inclusief mijn caravan. Ik besefte toen niet dat Jehovah me voorbereidde op wat me kort daarna zou overkomen.

Gevangenzetting in het noorden

Een maand nadat ik naar het noorden was teruggekeerd, werd ik als speciale pionier aangesteld in de stad Olean, waar ik met andere Getuigen zou samenwerken. Terwijl ik daar was, eiste de overheid dat ik me voor militaire dienst liet inschrijven, en ik kreeg de status van gewetensbezwaarde. Toch werd er na een medisch en psychologisch onderzoek „Kandidaat voor de officiersopleiding” op mijn formulier gestempeld.

Ik kon nog ongeveer een jaar blijven pionieren. Maar in 1943 werd ik, omdat ik weigerde de pioniersdienst op te geven en me voor de militaire opleiding aan te melden, door de FBI gearresteerd en kreeg ik instructies om me de volgende week bij de federale rechtbank in Syracuse te melden voor een verhoor. Er werd een aanklacht tegen me ingediend en mijn zaak zou twee dagen later voorkomen.

Ik voerde mijn eigen verdediging. Als jonge Getuigen werd ons op onze bijeenkomsten geleerd hoe we onze grondwettelijke rechten voor de rechtbank konden verdedigen en hoe we ons daar moesten gedragen. Ik herinnerde me heel goed de raad waar dit artikel mee begint. Sommige aanklagers zeiden zelfs dat de Getuigen meer van de wet wisten dan zij! Toch verklaarde de jury me schuldig. Toen de rechter vroeg of ik nog iets toe te voegen had, zei ik alleen: „Vandaag staat de natie voor Gods aangezicht terecht voor de manier waarop ze zijn dienaren behandelt.”

Ik werd veroordeeld tot een straf van vier jaar in de federale gevangenis van Chillicothe. Daar kreeg ik werk te doen als secretaris van een ambtenaar van de afdeling selectieve dienstplicht van de gevangenis. Na een paar weken kwam er een speciale opsporingsambtenaar uit Washington D.C. naar ons kantoor, die zei dat ze onderzoek deden naar Hayden Covington. Dat was een advocaat die Jehovah’s Getuigen verdedigde en die alom erkend werd als een van de beste juristen in Amerika.

De opsporingsambtenaar zei dat hij de complete dossiers wilde hebben van twee gevangenen: Danny Hurtado en Edmund Schmidt. „Dat is ook toevallig,” antwoordde mijn chef, „dit is meneer Schmidt.” De opsporingsambtenaar was op een geheime missie gestuurd, maar realiseerde zich ineens dat we nu alles wisten. Niet lang daarna werd ik in de keuken tewerkgesteld.

Pioniersdienst, Betheldienst en een huwelijkspartner

Op 26 september 1946 werd ik voorwaardelijk vrijgelaten, en ik ging weer pionieren, dit keer in de gemeente Highland Park in Californië. Later, in september 1948, werd iets waar ik al heel lang op gehoopt had, werkelijkheid. Ik werd uitgenodigd om als bakker te werken op het hoofdkantoor (Bethel) in Brooklyn, waar Bijbelse lectuur wordt geproduceerd voor ons wereldwijde predikingswerk. Ik stopte onmiddellijk met mijn werk als banketbakker in een restaurant in Glendale en verhuisde naar Bethel.

Zeven jaar later, in 1955, zouden in Europa verschillende internationale congressen worden gehouden. Mijn familie gaf me geld om die bij te wonen. Ik genoot van de congressen in Londen, Parijs en Rome, en vooral van het congres in Neurenberg, waar meer dan 107.000 mensen aanwezig waren in het reusachtige stadion waar Hitler eens vol trots zijn troepen had geïnspecteerd. Onder de aanwezigen op het congres waren Getuigen die Hitler had gezworen uit te roeien. Wat een geweldige ervaring om met hen samen te zijn!

Op het congres in Neurenberg ontmoette ik een jonge Duitse Getuige, Brigitte Gerwien, en ik werd verliefd op haar. Nog geen jaar later waren we getrouwd en gingen we naar Glendale terug om in de buurt van mijn ouders te gaan wonen. Onze eerste zoon, Tom, werd in 1957 geboren, onze tweede, Don, in 1958 en onze dochter Sabena in 1960.

Een interessant, voldoening schenkend leven

Heb ik nare herinneringen aan de tijd dat ik door menigten werd aangevallen en gevangen heb gezeten omdat ik God diende? Integendeel, ik dank Jehovah dat ik het voorrecht heb gehad hem met zo veel getrouwen te dienen. En ik hoop dat mijn ervaringen anderen aanmoedigen om een hechtere band met hem te ontwikkelen en hem nooit te verlaten.

Veel aanbidders van God hebben verschrikkelijk geleden omdat ze hem dienden. Maar eigenlijk konden we dat verwachten, want de Bijbel zegt: „Allen die met godvruchtige toewijding in vereniging met Christus Jezus wensen te leven, zullen ook vervolgd worden” (2 Timotheüs 3:12). Maar de woorden in Psalm 34:19 zijn ook uitgekomen: „Talrijk zijn de rampspoeden van de rechtvaardige, maar uit die alle bevrijdt Jehovah hem”!

[Voetnoot]

^ ¶7 Uitgegeven door Jehovah’s Getuigen; nu niet meer leverbaar.

[Illustratie op blz. 27]

Prediken in Louisiana, begin jaren veertig

[Illustratie op blz. 29]

Toen ik bakker was op het hoofdkantoor

[Illustratie op blz. 29]

Met Brigitte, mijn vrouw