Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

„Eén is uw Leider, de Christus”

„Eén is uw Leider, de Christus”

„Eén is uw Leider, de Christus”

„Laat u (...) geen ’leiders’ noemen, want één is uw Leider, de Christus.” — MATTHEÜS 23:10.

1. Wie wordt door Jehovah’s Getuigen als hun Leider erkend, en waarom?

DE KERKEN van de christenheid hebben menselijke leiders, zoals de paus van Rome, de patriarchen en metropolieten van de oosters-orthodoxe kerken en de hoofden van andere godsdiensten. Jehovah’s Getuigen erkennen geen enkel mens als hun leider. Ze zijn geen discipelen of volgelingen van een mens, wie maar ook. Dat is in overeenstemming met Jehovah’s profetische uitspraak over zijn Zoon: „Ziet! Als een getuige voor de nationale groepen heb ik hem gegeven, als een leider en gebieder voor de nationale groepen” (Jes. 55:4). Jehovah’s Getuigen, zowel de internationale gemeente van gezalfde christenen als hun metgezellen, de „andere schapen”, willen geen andere leider dan degene die Jehovah hun gegeven heeft (Joh. 10:16). Ze onderschrijven Jezus’ uitspraak: „Eén is uw Leider, de Christus” (Matth. 23:10).

De engel die de vorst van Israël was

2, 3. Welke actieve rol speelde Gods Zoon in Israël?

2 Eeuwen voor de oprichting van de christelijke gemeente liet Jehovah zijn volk Israël leiden door een engel. Nadat Jehovah de Israëlieten uit Egypte had bevrijd, zei hij tegen hen: „Zie, ik zend een engel voor u uit om u onderweg te behoeden en u naar de plaats te brengen die ik heb bereid. Neem u wegens hem in acht en gehoorzaam zijn stem. Gedraag u niet weerspannig tegen hem, want hij zal uw overtreding niet vergeven; omdat mijn naam in hem is” (Ex. 23:20, 21). Het is heel aannemelijk dat deze engel, ’in wie Jehovah’s naam was’, Gods eerstgeboren Zoon was.

3 Voor zijn geboorte als mens droeg Gods Zoon kennelijk de naam Michaël. In het boek Daniël wordt Michaël aangeduid als „de vorst” van Daniëls volk, Israël (Dan. 10:21). De discipel Judas geeft te kennen dat Michaël al lang voor Daniëls tijd bij de aangelegenheden van Israël betrokken was. Na Mozes’ dood was Satan blijkbaar van plan Mozes’ lichaam te gebruiken om op de een of andere manier zijn eigen belangen te bevorderen, mogelijk door Israël ertoe te bewegen afgoderij te bedrijven. Michaël greep in om dat te voorkomen. Judas verhaalt: „Toen de aartsengel Michaël echter een geschil had met de Duivel en redetwistte over Mozes’ lichaam, durfde hij niet in beschimpende bewoordingen een oordeel tegen hem uit te brengen, maar zei: ’Jehovah bestraffe u’” (Jud. 9). Enige tijd later, vóór de belegering van Jericho, was het ongetwijfeld Michaël, de „vorst van het leger van Jehovah”, die aan Jozua verscheen om hem te verzekeren van Gods steun. (Lees Jozua 5:13-15.) Toen een demonenvorst probeerde te verhinderen dat een engel een belangrijke boodschap aan de profeet Daniël overbracht, kwam de aartsengel Michaël die engel te hulp (Dan. 10:5-7, 12-14).

De voorzegde Leider komt

4. Welke profetie werd betreffende de komst van de Messias gegeven?

4 Vóór dit incident had Jehovah zijn engel Gabriël naar de profeet Daniël gestuurd om hem een profetie over te brengen betreffende de komst van „Messias de Leider” (Dan. 9:21-25). * Precies op tijd, in de herfst van 29 G.T., werd Jezus door Johannes gedoopt. Er werd heilige geest op Jezus uitgestort, waardoor hij de Gezalfde — Christus, de Messias — werd (Matth. 3:13-17; Joh. 1:29-34; Gal. 4:4). Als zodanig zou hij een ongeëvenaarde Leider worden.

5. Hoe trad Christus tijdens zijn aardse bediening als Leider op?

5 Vanaf het begin van zijn bediening op aarde betoonde Jezus zich „Messias de Leider”. Al binnen enkele dagen begon hij discipelen te verzamelen en verrichtte hij zijn eerste wonder (Joh. 1:35–2:11). Zijn discipelen volgden hem terwijl hij het hele land doortrok om het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken (Luk. 8:1). Hij leidde hen op in het predikingswerk, nam de leiding in het prediken en onderwijzen, en gaf zo een uitstekend voorbeeld (Luk. 9:1-6). Hedendaagse ouderlingen doen er goed aan hem in dat opzicht na te volgen.

6. Hoe heeft Christus zich een Herder en Leider betoond?

6 Jezus wees op een ander aspect van zijn leiderschap door zich te vergelijken met een liefdevolle herder. Oosterse herders leiden hun kudden letterlijk. In The Land and the Book schreef W.M. Thomson: „De herder gaat voor de kudde uit, niet louter om de weg te wijzen, maar om te zien of het doenlijk en veilig is zo te gaan. (...) Met [zijn] staf stuurt en leidt hij de kudde naar hun groene weidegronden en beschermt hij ze tegen hun vijanden.” Jezus maakte duidelijk dat hij een ware Herder en Leider is toen hij zei: „Ik ben de voortreffelijke herder; de voortreffelijke herder doet afstand van zijn ziel ten behoeve van de schapen. Mijn schapen luisteren naar mijn stem, en ik ken ze, en zij volgen mij” (Joh. 10:11, 27). Trouw aan zijn woord stierf Jezus een offerandelijke dood ten behoeve van zijn schapen, maar Jehovah heeft „hem tot leidsman en redder verheven” (Hand. 5:31, De Nieuwe Bijbelvertaling; Hebr. 13:20).

Opziener van de christelijke gemeente

7. Door middel waarvan oefent Jezus toezicht uit op de christelijke gemeente?

7 Kort voordat de opgestane Jezus naar de hemel opvoer, zei hij tegen zijn discipelen: „Alle autoriteit in de hemel en op aarde is mij gegeven” (Matth. 28:18). Jehovah liet Jezus heilige geest doorgeven om zijn discipelen te sterken in de christelijke waarheid (Joh. 15:26). Jezus stortte die geest met Pinksteren 33 G.T. op de eerste christenen uit (Hand. 2:33). Die uitstorting van de heilige geest markeerde de oprichting van de christelijke gemeente. Jehovah bekleedde zijn Zoon met het hemelse leiderschap van de gemeente op aarde. (Lees Efeziërs 1:22; Kolossenzen 1:13, 18.) Jezus leidt de christelijke gemeente door middel van Jehovah’s heilige geest en hij kan beschikken over engelen die „aan hem onderworpen” werden (1 Petr. 3:22).

8. Welk aardse instrument gebruikte Christus in de eerste eeuw om zijn discipelen te leiden, en wie gebruikt hij nu?

8 Eveneens door middel van de heilige geest heeft Christus „gaven in mensen” gegeven, sommigen „als herders en leraren” in de gemeente (Ef. 4:8, 11). De apostel Paulus gaf christelijke opzieners de dringende raad: „Schenkt aandacht aan uzelf en aan de gehele kudde, onder welke de heilige geest u tot opzieners heeft aangesteld, om de gemeente van God te weiden” (Hand. 20:28). Toen de christelijke gemeente begon, waren al die opzieners met de geest gezalfde mannen. De apostelen en de ouderlingen van de gemeente in Jeruzalem vormden een besturend lichaam. Christus gebruikte dat instrument om leiding te geven aan al zijn gezalfde „broeders” op aarde (Hebr. 2:11; Hand. 16:4, 5). In deze tijd van het einde heeft Christus „al zijn bezittingen” — alle aardse belangen van het Koninkrijk — toevertrouwd aan zijn „getrouwe en beleidvolle slaaf”, vertegenwoordigd door het Besturende Lichaam, een groep gezalfde christelijke mannen (Matth. 24:45-47). De gezalfden en hun metgezellen, de „andere schapen”, erkennen dat ze door de leiding van het hedendaagse Besturende Lichaam te volgen, in feite hun Leider, Christus, volgen.

Christus geeft de aanzet tot het predikingswerk

9, 10. Hoe leidde Christus aangelegenheden in verband met de verbreiding van het goede nieuws van het Koninkrijk?

9 Van meet af aan gaf Jezus persoonlijk leiding aan de wereldwijde prediking. Hij stelde de volgorde vast waarin het goede nieuws van het Koninkrijk aan de bewoners van de aarde bekendgemaakt moest worden. Tijdens zijn bediening gaf hij zijn apostelen de instructie: „Slaat niet de weg naar de natiën in en gaat geen Samaritaanse stad binnen; maar gaat in plaats daarvan steeds weer naar de verloren schapen van het huis van Israël. Predikt op uw tocht en zegt: ’Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen’” (Matth. 10:5-7). Ze deden dit ijverig onder Joden en proselieten, vooral na Pinksteren 33 G.T. (Hand. 2:4, 5, 10, 11; 5:42; 6:7).

10 Later breidde Jezus via de heilige geest de Koninkrijksprediking uit tot de Samaritanen en vervolgens tot andere niet-Joden (Hand. 8:5, 6, 14-17; 10:19-22, 44, 45). Om de verbreiding van het goede nieuws onder de naties te bevorderen, trad Jezus in eigen persoon op om Saulus van Tarsus ertoe te bewegen christen te worden. Jezus gaf zijn discipel Ananias de opdracht: „Sta op, ga naar de straat die de Rechte wordt genoemd en zoek in het huis van Judas naar een man genaamd Saulus, uit Tarsus. (...) Ga heen, want deze man is mij een uitverkoren vat om mijn naam uit te dragen zowel tot de natiën als tot koningen en de zonen van Israël” (Hand. 9:3-6, 10, 11, 15). „Deze man” werd de apostel Paulus (1 Tim. 2:7).

11. Hoe breidde Christus door middel van heilige geest het predikingswerk uit?

11 Toen de tijd kwam om de Koninkrijksprediking onder de niet-Joodse naties uit te breiden, verschafte de hemel Paulus leiding op zendingsreizen in Klein-Azië en verder in Europa. In Lukas’ verslag in Handelingen lezen we: „Terwijl zij [christelijke profeten en leraren in de gemeente in Syrisch Antiochië] openbare dienst voor Jehovah verrichtten en vastten, zei de heilige geest: ’Zondert mij van allen Barnabas en Saulus af voor het werk waarvoor ik hen heb geroepen.’ Toen vastten zij en baden en legden hun de handen op en lieten hen gaan” (Hand. 13:2, 3). Jezus had Saulus van Tarsus persoonlijk geroepen om Zijn „uitverkoren vat” te zijn voor het uitdragen van Zijn naam tot de naties; en dus kwam deze nieuwe stimulans voor het getuigeniswerk van Christus, de Leider van de gemeente. Dat Jezus de heilige geest gebruikte om het werk te leiden, werd onmiskenbaar duidelijk tijdens Paulus’ tweede zendingsreis. Het verslag vermeldt dat „de geest van Jezus”, dat wil zeggen Jezus door middel van heilige geest, Paulus en zijn reisgenoten leidde bij de keuze van hun reisroute en dat een visioen hen ertoe bewoog verder te trekken naar Europa. (Lees Handelingen 16:6-10.)

Jezus’ leiderschap over zijn gemeente

12, 13. Hoe laat het boek Openbaring zien dat Christus nauwlettend volgt wat er in elke gemeente gebeurt?

12 Jezus volgde nauwlettend wat er in de eerste eeuw G.T. binnen de gemeenten van zijn gezalfde volgelingen gebeurde. Hij was heel goed op de hoogte van de geestelijke toestand waarin elke gemeente verkeerde. Dat blijkt duidelijk als we Openbaring 2 en 3 lezen. Hij vermeldt zeven gemeenten, allemaal in Klein-Azië gelegen (Openb. 1:11). We hebben alle reden om te geloven dat hij even vertrouwd was met de geestelijke toestand van de andere gemeenten van zijn toenmalige volgelingen op aarde. (Lees Openbaring 2:23.)

13 Aan de ene kant prees Jezus sommige van de gemeenten om hun volharding, getrouwheid onder beproeving, loyaliteit aan zijn woord en de verwerping van afvalligen (Openb. 2:2, 9, 13, 19; 3:8). Aan de andere kant gaf hij verscheidene gemeenten krachtige raad omdat hun liefde voor hem was verkoeld, ze afgoderij en hoererij gedoogden en ze sektarisme tolereerden (Openb. 2:4, 14, 15, 20; 3:15, 16). Als een liefdevolle geestelijke opziener, zelfs voor degenen die hij krachtig vermaande, verklaarde Jezus: „Allen voor wie ik genegenheid heb, wijs ik terecht en onderricht ik streng. Wees daarom ijverig en heb berouw” (Openb. 3:19). Hoewel Jezus in de hemel was, leidde hij de gemeenten van zijn discipelen op aarde door middel van de heilige geest. Aan het eind van de boodschappen aan die gemeenten zei hij: „Wie een oor heeft, hij hore wat de geest tot de gemeenten zegt” (Openb. 3:22).

14-16. (a) Hoe heeft Jezus zich een moedige Leider van Jehovah’s volk op aarde betoond? (b) Waar heeft het toe geleid dat Jezus „alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen” inderdaad „met” zijn discipelen is geweest? (c) Wat gaan we in het volgende artikel bespreken?

14 We hebben gezien dat Michaël (Jezus) zich als engel een dappere Leider van Israël betoonde. Later was Jezus een moedige Leider en een liefdevolle Herder van zijn aardse discipelen. Tijdens zijn aardse bediening nam hij de leiding in de prediking. En na zijn opstanding zag hij zorgvuldig toe op de verbreiding van het goede nieuws van het Koninkrijk.

15 Door middel van de heilige geest zou Jezus uiteindelijk het getuigeniswerk tot de einden der aarde uitbreiden. Voordat hij naar de hemel opvoer, zei hij tegen zijn discipelen: „Gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige geest op u gekomen is, en gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde” (Hand. 1:8; lees 1 Petrus 1:12). Onder Christus’ leiding werd in de eerste eeuw een geweldig getuigenis gegeven (Kol. 1:23).

16 Maar Jezus zelf gaf te kennen dat dit werk tot in de tijd van het einde zou doorgaan. Na zijn volgelingen de opdracht te hebben gegeven om te prediken en in alle naties discipelen te maken, beloofde hij hun: „Ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen” (Matth. 28:19, 20). Sinds Christus in 1914 met koninklijke macht werd bekleed, is hij meer dan ooit „met” zijn discipelen en actief als hun Leider. Zijn intensieve activiteit sinds 1914 zal in het volgende artikel besproken worden.

[Voetnoot]

^ ¶4 Zie voor een bespreking van deze profetie hfst. 11 van Schenk aandacht aan Daniëls profetie!

Overzichtsvragen

• Hoe betoonde Gods Zoon zich een actieve Leider in Israël?

• Door middel waarvan leidt Christus zijn gemeente op aarde?

• Hoe heeft Christus leiding gegeven aan de verbreiding van het goede nieuws?

• Waaruit blijkt dat Christus de geestelijke toestand van elke gemeente nauwlettend volgt?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 21]

„Ik zend een engel voor u uit”

[Illustratie op blz. 23]

Net als in het verleden gebruikt Christus nu „gaven in mensen” om zijn kudde te weiden