Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Bidden: hoe?

Bidden: hoe?

ALS het om bidden gaat, leggen veel religieuze tradities het accent op uiterlijke dingen, zoals lichaamshouding, bewoordingen en rituelen. Maar de Bijbel helpt ons om daar niet te veel aandacht aan te geven en ons te concentreren op belangrijkere aspecten van de vraag hoe we moeten bidden.

De Bijbel laat zien dat trouwe aanbidders van God op allerlei plaatsen en in allerlei houdingen baden. Ze baden in stilte of hardop, naargelang van de omstandigheden. Ze baden terwijl ze omhoogkeken naar de hemel of terwijl ze zich neerbogen. Ze gebruikten geen beelden, gebedssnoeren of gebedenboeken als hulpmiddel bij hun gebed, maar ze baden gewoon vanuit hun hart en met hun eigen woorden. Wat maakte hun gebeden effectief?

Zoals in het vorige artikel werd gezegd, richtten ze hun gebeden tot één God: Jehovah. En er is nog een belangrijke factor. In 1 Johannes 5:14 lezen we: „Dit is het vertrouwen dat wij jegens hem hebben, dat, ongeacht wat wij vragen overeenkomstig zijn wil, hij ons hoort.” Onze gebeden moeten in overeenstemming zijn met Gods wil. Wat houdt dat in?

Om in overeenstemming met Gods wil te bidden, moeten we weten wat zijn wil is. Studie van de Bijbel is daarom een essentieel aspect van gebed. Wil dat zeggen dat God weigert naar ons te luisteren als we geen Bijbelgeleerden zijn? Nee, maar hij verwacht wel van ons dat we proberen zijn wil te weten te komen, te begrijpen en ernaar te leven (Mattheüs 7:21-23). We moeten bidden in overeenstemming met wat we leren.

Effectieve gebeden zijn in overeenstemming met Gods wil, worden in geloof opgezonden en in Jezus’ naam uitgesproken

Naarmate we meer over Jehovah en zijn wil leren, groeit ons geloof — nog een belangrijk aspect van gebed. Jezus zei: „Alle dingen die gij in gebed en met geloof vraagt, zult gij ontvangen” (Mattheüs 21:22). Geloof is geen lichtgelovigheid. Het betekent vertrouwen te hebben in iets wat we niet zien, maar wat door heel sterke bewijzen wordt ondersteund (Hebreeën 11:1). De Bijbel staat vol met bewijzen dat Jehovah, die we niet kunnen zien, echt bestaat, en dat hij betrouwbaar is en bereid is de gebeden van mensen die geloof in hem stellen, te verhoren. Verder kunnen we altijd om meer geloof vragen, en Jehovah geeft ons heel graag wat we nodig hebben (Lukas 17:5; Jakobus 1:17).

Er is nog een essentieel aspect van de manier waarop we moeten bidden. Jezus zei: „Niemand komt tot de Vader dan door bemiddeling van mij” (Johannes 14:6). Jezus is dus degene via wie we de Vader, Jehovah, kunnen benaderen. Daarom zei Jezus tegen zijn volgelingen dat ze in zijn naam moesten bidden (Johannes 14:13; 15:16). Dat betekent niet dat we tot Jezus moeten bidden. We bidden in de naam van Jezus en houden daarbij in gedachte dat het door hem mogelijk is geworden onze volmaakte en heilige Vader te benaderen.

Jezus’ naaste volgelingen vroegen hem eens: „Heer, leer ons bidden” (Lukas 11:1). Kennelijk vroegen ze niet naar de basisvereisten die we zojuist hebben besproken. Ze wilden iets weten over de inhoud. Feitelijk vroegen ze: ’Waar moeten onze gebeden over gaan?’