Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Visioenen van de geestenwereld

Visioenen van de geestenwereld

Visioenen van de geestenwereld

U KUNT naar de hemel staren zo lang als u wilt, maar u zult geen geest zien. U kunt luisteren, maar u zult er geen horen. Toch kunt u er zeker van zijn dat geesten bestaan. Ze zijn hoogst intelligent en machtig en hebben allemaal een eigen naam en een eigen persoonlijkheid. Sommige geesten helpen ons, andere willen ons kwaaddoen. Maar ze zijn allemaal in ons geïnteresseerd.

De ware God zelf is een Geest (Johannes 4:24). Hij heeft een unieke naam die hem van de vele valse goden onderscheidt: Jehovah (Psalm 83:18). De psalmist schreef: „Jehovah is groot en zeer te loven. Hij is vrees inboezemend boven alle andere goden. Want alle goden van de volken zijn goden die niets waard zijn; maar wat Jehovah betreft, hij heeft zelfs de hemel gemaakt. Waardigheid en pracht zijn voor zijn aangezicht; sterkte en luister zijn in zijn heiligdom” (Psalm 96:4-6).

Visioenen van de ware God

„Geen mens heeft ooit God gezien”, zegt de Bijbel (Johannes 1:18). Hoe hij eruitziet en zijn heerlijkheid gaan ons begrip ver te boven, net zoals kleuren niet te bevatten zijn voor iemand die blind geboren is. Maar net als een goede leraar die ingewikkelde zaken in begrijpelijke termen kan uitleggen, beschrijft God in zijn Woord, de Bijbel, dingen die we niet kunnen zien door middel van dingen die we wel kunnen zien. Hij liet getrouwe aanbidders van hem in de oudheid visioenen zien waardoor we ons een beeld kunnen vormen van de hemel en kunnen begrijpen in welke verhouding we staan tot hen die zich daar bevinden.

In een visioen dat de profeet Ezechiël kreeg, werd de heerlijkheid van Jehovah bijvoorbeeld afgebeeld door vuur, een glans, saffiersteen en een regenboog. In een ander visioen zag de apostel Johannes Jehovah op zijn troon zitten, „van aanzien gelijk een jaspissteen en een kostbare roodkleurige steen”. Rondom de troon zag Johannes „een regenboog, van aanzien aan een smaragd gelijk”. Uit zulke beschrijvingen kunnen we opmaken dat Jehovah’s aanwezigheid van een zeldzame en duizelingwekkende schoonheid is, aangenaam en sereen (Openbaring 4:2, 3; Ezechiël 1:26-28).

Ook de profeet Daniël kreeg een visioen van Jehovah. Daarin zag hij „tienduizend maal tienduizend [engelen] die vlak voor hem [Jehovah] bleven staan” (Daniël 7:10). Dat moet een heel indrukwekkend gezicht zijn geweest! Het moet al ontzagwekkend zijn om één engel te zien, zelfs in een visioen, laat staan ontelbaar veel van die volmaakte hemelse schepselen!

Er wordt in de Bijbel bijna vierhonderd keer over engelen gesproken, serafs en cherubs meegerekend. Zowel het Griekse als het Hebreeuwse woord dat in de Bijbel met „engel” is vertaald, betekent „boodschapper”. Engelen kunnen dus met elkaar communiceren, en ze hebben in het verleden ook met mensen gecommuniceerd. Deze geestelijke wezens zijn geen mensen die vroeger op aarde hebben geleefd. Jehovah heeft hen geschapen lang voordat hij de mens schiep (Job 38:4-7).

De menigten engelen in Daniëls visioen waren bijeen om getuige te zijn van een bijzondere gebeurtenis. Daniël zag hoe „iemand gelijk een mensenzoon” Jehovah’s troon naderde en hoe hem „heerschappij en waardigheid en een koninkrijk [werden] gegeven, opdat de volken, nationale groepen en talen alle hém zouden dienen” (Daniël 7:13, 14). Die „mensenzoon”, die een centrale plaats in de geestenwereld inneemt, is de uit de dood opgestane Jezus Christus, aan wie het bestuur over de hele aarde is toevertrouwd. Zijn regering zal binnenkort alle menselijke regeringen vervangen en een eind maken aan ziekte, leed, onderdrukking, armoede en zelfs de dood (Daniël 2:44).

Dat Jezus op de troon geplaatst werd, leidde beslist tot grote vreugde onder de menigten getrouwe engelen, die het beste met de mensheid voorhebben. Helaas denken niet alle geesten er zo over.

Vijanden van God en de mens

Al direct aan het begin van de menselijke geschiedenis keerde een van de engelen, verteerd door het verlangen aanbeden te worden, zich tegen Jehovah. Hij maakte zichzelf tot Satan, wat „Tegenstrever” betekent. Satan, de ultieme belichaming van het kwaad, is een verbitterde tegenstander van Jehovah, de personificatie van liefde. Andere engelen sloten zich bij Satan in zijn opstand aan. De Bijbel noemt hen demonen. Net als Satan zijn de demonen wrede vijanden van de mensheid geworden. Veel van het lijden op aarde, het onrecht, de ziekten, de armoede en de oorlogen zijn terug te voeren op hun invloed.

Hoewel er in veel kerken bijna niet meer over Satan wordt gesproken, geeft het Bijbelboek Job ons inzicht in het karakter en de motieven van die opstandige engel. Er staat: „Nu brak de dag aan waarop de zonen van de ware God kwamen om zich vóór Jehovah te stellen, en voorts kwam ook Satan aldaar in hun midden.” In de daaropvolgende dialoog uitte Satan de schaamteloze beschuldiging dat Job God alleen diende om wat hij ervoor terugkreeg. Om zijn bewering te staven, bracht Satan een hoop ellende over Job: hij beroofde hem van zijn vee en vermoordde al zijn tien kinderen. Daarna sloeg hij Job met kwaadaardige zweren over zijn hele lichaam. Maar ondanks alles slaagde hij er niet in zijn gelijk te bewijzen (Job 1:6-19; 2:7).

Er zijn goede redenen waarom Jehovah Satan zo lang zijn gang heeft laten gaan, maar hij laat het niet eindeloos voortduren. Binnenkort zal het met de Duivel gedaan zijn. De eerste stappen zijn al gezet en staan beschreven in het boek Openbaring. Dat boek werpt licht op nog een belangrijke gebeurtenis in de geestenwereld waarvan we anders nooit iets hadden geweten. Er staat: „Er brak oorlog uit in de hemel: Michaël [de opgestane Jezus Christus] en zijn engelen streden tegen de draak [Satan], en de draak en zijn engelen streden, maar hij zegevierde niet, en ook werd er voor hen geen plaats meer gevonden in de hemel. Neergeslingerd werd daarom de grote draak, de oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan wordt genoemd, die de gehele bewoonde aarde misleidt; neergeslingerd werd hij naar de aarde, en zijn engelen werden met hem neergeslingerd” (Openbaring 12:7-9).

Merk op dat er over Satan wordt gezegd dat hij „de gehele bewoonde aarde misleidt”. Hij misleidt mensen door religieuze leugens te verbreiden om hen van Jehovah en zijn Woord af te keren. Een daarvan is dat iedereen na zijn dood als geest verder leeft. Er zijn heel wat variaties op dat thema. Zo geloven veel mensen in Afrika en Azië dat mensen bij hun dood naar een geestenwereld overgaan die bewoond wordt door hun voorouders. Ook de leer van het vagevuur en de hel zijn gebaseerd op de gedachte dat iemand na zijn dood verder leeft.

Gaan mensen na hun dood naar de hemel?

Hoe staat het echter met de opvatting dat alle goede mensen naar de hemel gaan, iets wat miljoenen over de hele wereld geloven? Het is waar dat sommige goede mensen daarheen gaan, maar hun aantal is klein in vergelijking met de miljarden die al gestorven zijn. De Bijbel laat zien dat 144.000 mensen ’van de aarde gekocht’ zullen worden en als „priesters” en „koningen over de aarde” zullen dienen (Openbaring 5:9, 10; 14:1, 3). Samen met de Zoon des mensen, Jezus Christus, zullen ze een hemelse regering vormen, Gods koninkrijk. Die regering zal een eind maken aan Satan en zijn demonen en zal de aarde in een paradijs veranderen. De meesten van hen die gestorven zijn, zullen in de toekomst weer tot leven worden gebracht met het vooruitzicht voor eeuwig in dat paradijs op aarde te leven (Lukas 23:43).

Kort samengevat wonen er dus grote aantallen geesten in de geestenwereld. De allerhoogste onder hen is Jehovah God, de Schepper van al het leven. Talloze engelen dienen hem getrouw. Andere engelen, onder leiding van Satan, hebben Jehovah de rug toegekeerd en proberen mensen te misleiden. Bovendien is een beperkt aantal mensen ’van de aarde gekocht’ of uitgekozen om speciale taken op zich te nemen in de hemel. Laten we met dit in gedachten eens zien met wie van de geesten we contact kunnen zoeken en hoe we dat moeten doen.