Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

„Ik voel me enorm bevoorrecht”

„Ik voel me enorm bevoorrecht”

Een brief uit Haïti

„Ik voel me enorm bevoorrecht”

NA DE aardbeving in Haïti op 12 januari 2010 vond ik het moeilijk om zelfs maar op het nieuws naar de aangerichte verwoesting te kijken. Toen belde mijn vriendin Carmen me de 20ste op en stelde voor om als vrijwilligers naar Haïti te gaan. Ik had haar een paar jaar eerder leren kennen toen we samen als verpleegkundigen vrijwilligerswerk deden tijdens de bouw van een Koninkrijkszaal. Sindsdien hebben we ook bij andere projecten als vrijwilligers gewerkt en zijn we goede vriendinnen geworden.

Ik zei tegen Carmen dat ik het fysiek en emotioneel misschien niet aan zou kunnen om in Haïti te helpen. Ze herinnerde me eraan dat we als team altijd goed hadden samengewerkt en dat we elkaar konden steunen. Aangemoedigd door haar woorden belde ik het hoofdkantoor van Jehovah’s Getuigen in Brooklyn (New York) en sprak met degene die de hulpverlening vanuit de Verenigde Staten organiseerde. Ik gaf me als vrijwilliger op. Ik noemde ook Carmen en zei dat we graag samen wilden werken. Hij vertelde me dat hij geen garantie kon geven dat we opgeroepen zouden worden of dat we samen konden werken.

Ik ging dus verder met mijn dagelijkse bezigheden, in de veronderstelling dat ik niet uitgenodigd zou worden. Vier dagen later, op maandag de 25ste, kreeg ik een telefoontje van Brooklyn of ik naar Haïti kon gaan — het liefst morgen als dat mogelijk was! Ik kon mijn oren niet geloven. Ik zei dat ik mijn best zou doen. Eerst regelde ik dat ik vrij kreeg van mijn werk. Toen nam ik contact op met Carmen, maar die vertelde me dat ze niet uitgenodigd was omdat ze geen Frans sprak. Ik was opgewonden en bang tegelijk. Na een vliegticket te hebben bemachtigd, vloog ik op 28 januari van New York naar Santo Domingo in de Dominicaanse Republiek, het buurland van Haïti.

Een jonge Getuige haalde me van het vliegveld op en reed me naar het Dominicaanse bijkantoor van Jehovah’s Getuigen. Er arriveerden die dag nog twee verpleegsters uit de Verenigde Staten, en we sliepen die nacht op één kamer. De volgende morgen werden we naar het Haïtiaanse bijkantoor in Port-au-Prince gebracht, een rit van zevenenhalf uur.

Toen we de grens met Haïti waren overgestoken, zagen we de verwoesting die was aangericht. Het was bijna onwerkelijk te zien wat een aardbeving in 35 seconden met dit prachtige land had gedaan. Het was al moeilijk geweest om de beelden op tv te zien; ik kan niet beschrijven hoe ik me voelde toen ik het met eigen ogen zag. Veel huizen, waaronder het presidentiële paleis, waren beschadigd, terwijl andere helemaal in puin lagen. Mensen hadden vaak hun hele leven geploeterd om een huis te kunnen bouwen — en in een paar seconden waren ze het kwijt. Ik moest er onwillekeurig aan denken dat de echt belangrijke dingen in het leven niet stoffelijk zijn.

Toen we bij het bijkantoor arriveerden en de receptioniste ons zag binnenkomen, rende ze van achter haar bureau naar ons toe om ons bij de deur met een hartelijke glimlach en een dikke knuffel te verwelkomen. Ze bedankte ons dat we alles opzij hadden gezet om hierheen te komen. Na de middagmaaltijd gingen we naar de nabijgelegen congreshal, die nu als ziekenhuis was ingericht. Daar ontmoette ik andere Getuigen die als vrijwilligers waren gekomen, onder wie een artsenechtpaar uit Duitsland, hun assistent, en een verloskundige uit Zwitserland.

Die nacht begon ik met mijn werk. Er waren achttien patiënten, zowel Getuigen als niet-Getuigen, die op matrassen op de vloer van de congreshal lagen. Elke patiënt kreeg dezelfde aandacht en gratis medische zorg van het medisch personeel, dat uit Getuigen bestond.

Een van de patiënten, een man van tachtig, stierf die nacht. Zijn vrouw zat bij hem, samen met mijn kamergenote en mij. Daarna begon een jonge vrouw, Ketly, te huilen van de pijn. Haar rechterarm was geamputeerd vanwege verwondingen die ze tijdens de aardbeving had opgelopen. De Getuige die haar Bijbelstudie had gegeven, was bij haar. Ze had praktisch elke nacht naast Ketly in de congreshal geslapen.

Ik ging naar Ketly toe omdat ik heel graag iets aan haar pijn wilde doen, maar dit was niet alleen lichamelijke pijn. Ze vertelde me dat ze op het moment van de aardbeving bij een vriendin was. Ze wisten niet wat er gebeurde en begonnen arm in arm naar het balkon te rennen, toen er een muur op hen viel en ze vast kwamen te zitten onder het puin. Ze riep haar vriendin, maar kreeg geen antwoord. Ketly wist onmiddellijk dat haar vriendin gestorven was. Vier uur lang lag Ketly daar, met het lichaam van haar vriendin gedeeltelijk over haar heen, totdat er reddingswerkers arriveerden. Haar arm moest helemaal tot aan haar schouder geamputeerd worden.

Die eerste nacht dat ik daar was, beleefde Ketly alles steeds weer opnieuw als ze probeerde te slapen. Snikkend zei ze tegen me: „Ik weet wat de Bijbel over de laatste dagen en over aardbevingen zegt. Ik weet dat we een prachtige hoop voor de toekomst hebben. Ik weet dat ik dankbaar moet zijn dat ik nog leef. Maar probeer je eens voor te stellen hoe ik me voel. De ene dag is er niets aan de hand, en de andere dag lig je er ineens zo bij.” Ik voelde me vreselijk machteloos, sloeg mijn arm om haar heen en begon ook te huilen. We huilden allebei totdat ze in slaap viel.

Elke dag werden er een arts en twee verpleegkundigen op uit gestuurd om degenen te helpen die medische zorg nodig hadden. Ik moest naar Petit Goave, ongeveer twee uur rijden van Port-au-Prince. Ik ging er met twee andere vrijwilligers heen: een verpleegkundige uit Florida en een arts uit Frankrijk. We kwamen half tien ’s morgens aan, laadden onze spullen uit en zetten ze in de plaatselijke Koninkrijkszaal. De mensen wisten dat we zouden komen, dus ze zaten al op ons te wachten.

We gingen meteen aan het werk. Het was warm, en de rijen mensen die behandeld moesten worden, werden steeds langer. Rond drie uur ’s middags konden we even een pauze nemen. Met ons drieën hebben we die dag 114 vaccinaties en 105 medische consulten gegeven. Ik was uitgeput maar was blij dat we iets voor die mensen hadden kunnen doen.

In totaal heb ik iets meer dan twee weken als hulpverlener in Haïti gewerkt. Bijna elke nacht draaide ik een dienst van twaalf uur in de congreshal. Het was een zware verantwoordelijkheid; ik had zoiets nog nooit eerder gedaan. Toch voel ik me enorm bevoorrecht dat ik daar heb mogen zijn. Ik ben heel blij dat ik die Haïtiaanse mensen, die zo veel hebben geleden, wat troost en hulp heb kunnen geven.

We kunnen heel veel van hen leren. Zo was bij een van de patiënten voor wie ik heb gezorgd, Eliser, een jongen van vijftien, een been geamputeerd. Ik merkte dat hij altijd zijn maaltijd bewaarde om die te delen met Jimmy, die elke nacht bij hem bleef. Hij legde me uit dat Jimmy vaak niet gegeten had voordat hij ’s avonds naar hem toe kwam. Elisers voorbeeld heeft me ervan doordrongen dat we niet rijk — of zelfs maar gezond — hoeven te zijn om met anderen te delen wat we hebben.

Die instelling was ook duidelijk aanwezig onder de vrijwilligers met wie ik samenwerkte. Een van hen was zelf niet gezond; een ander had rugpijn. Toch stelden ze allemaal de behoeften van de patiënten op de eerste plaats. Dat gaf me de aanmoediging die ik nodig had om verder te kunnen. Allemaal waren we af en toe emotioneel, mentaal en fysiek uitgeput, maar we steunden elkaar en gingen door. Wat een onvergetelijke ervaring! Ik ben dankbaar dat ik deel uitmaak van een organisatie van echte christenen die vriendelijk, liefdevol en opofferingsgezind zijn.

Voordat ik uit Haïti vertrok, lukte het twee patiënten bij wie de rechterarm was geamputeerd een bedankbriefje te schrijven, dat ik pas mocht lezen als ik in het vliegtuig zat. Dat deed ik. De briefjes waren ontroerend, en ik moest de hele tijd huilen.

Sinds ik weer thuis ben, heb ik contact gehad met een paar van de nieuwe vrienden die ik in Haïti heb gekregen. In tijden van tegenspoed en ellende worden sterke vriendschappen gesmeed en beproefd. Ik denk dat onze vriendschapsbanden elke toekomstige beproeving kunnen doorstaan. Ik voel me enorm bevoorrecht.