Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Waarom werd de Messias verworpen?

Waarom werd de Messias verworpen?

Waarom werd de Messias verworpen?

TOEN Jezus op aarde was, waren de mensen verrukt over de dingen die hij zei en verbaasd over de wonderen die hij verrichtte. Het gevolg was dat ’velen geloof in hem stelden’ en hem als de voorzegde Messias of Christus aanvaardden. Ze redeneerden: „Wanneer de Christus gekomen is, zal hij dan soms meer tekenen verrichten dan deze man heeft verricht?” — Johannes 7:31.

Ondanks de overweldigende bewijzen dat Jezus inderdaad de Messias was, werden de meeste mensen die Jezus zagen en hoorden geen gelovigen. Droevig genoeg keerden zelfs sommigen die aanvankelijk wel in hem geloofden, zich later van hem af. Waarom verwierpen zo veel mensen Jezus als de Messias in weerwil van de krachtige bewijzen? Laten we de redenen eens bekijken en ons daarbij afvragen: zou ik het gevaar kunnen lopen in deze tijd een soortgelijke vergissing te begaan?

Onvervulde verwachtingen

In de tijd dat Jezus werd geboren, verwachtten veel Joden dat de Messias zou verschijnen. Toen Jezus als baby naar de tempel werd gebracht, waren daar mensen die Jeruzalems bevrijding door de beloofde Messias verwachtten (Lukas 2:38). Later vroegen velen die de werken van Johannes de Doper zagen zich af: „Zou hij misschien de Christus zijn?” (Lukas 3:15) Wat verwachtten de Joden in de eerste eeuw eigenlijk van de Messias?

Onder de Joden werd in die tijd algemeen geloofd dat de Messias zou komen om hen van het onderdrukkende Romeinse juk te bevrijden en het aardse koninkrijk Israël te herstellen. Voordat Jezus met zijn bediening begon, waren er een aantal charismatische leiders opgestaan die gewelddadig verzet tegen de bestaande politieke heerschappij hadden bepleit. Wat die mannen hadden gedaan, was waarschijnlijk van invloed op wat het volk van de Messias verwachtte.

Jezus stak sterk af bij die valse messiassen. Hij bevorderde geen geweld maar leerde zijn toehoorders hun vijanden lief te hebben en onderworpen te zijn aan de autoriteiten (Mattheüs 5:41-44). Hij wilde niets weten van de pogingen van het volk om hem koning te maken. In plaats daarvan onderwees hij dat zijn koninkrijk „geen deel van deze wereld” zou zijn (Johannes 6:15; 18:36). Toch liet het volk zich heel sterk beïnvloeden door vooropgezette ideeën over de Messias.

Johannes de Doper zag en hoorde persoonlijk wonderbare bewijzen voor Jezus’ identiteit als Gods Zoon. Toch stuurde Johannes toen hij in de gevangenis zat, zijn discipelen naar Jezus toe met de vraag: „Zijt gij de Komende, of hebben wij een ander te verwachten?” (Mattheüs 11:3) Misschien vroeg Johannes zich af of Jezus inderdaad de beloofde Bevrijder was, die de verwachtingen van de Joden zou vervullen.

Jezus’ apostelen vonden het moeilijk te begrijpen dat hij gedood zou worden en dan een opstanding zou krijgen. Toen Jezus bij een bepaalde gelegenheid uitlegde dat de Messias moest lijden en sterven, ’nam Petrus hem terzijde en begon hem te bestraffen’ (Markus 8:31, 32). Petrus kon Jezus’ dood nog niet rijmen met zijn rol als de Messias.

Bij zijn intocht in Jeruzalem kort voor het Pascha van het jaar 33 werd Jezus verwelkomd door enthousiaste menigten die hem als Koning begroetten (Johannes 12:12, 13). Maar in die situatie kwam snel verandering. Nog geen week later werd Jezus gearresteerd en terechtgesteld. Na Jezus’ dood verzuchtten twee van zijn discipelen: „Wij hoopten (...) dat deze man degene was die Israël zou bevrijden” (Lukas 24:21). Zelfs toen Jezus na zijn opstanding aan zijn discipelen verscheen, hadden ze nog steeds het idee dat de Messias een aards koninkrijk zou stichten. Ze vroegen: „Heer, herstelt gij in deze tijd het koninkrijk voor Israël?” Het is duidelijk dat de verkeerde verwachtingen over de Messias diepgeworteld waren in het hart en de geest van Jezus’ toehoorders (Handelingen 1:6).

Na Jezus’ hemelvaart en de uitstorting van de heilige geest gingen zijn discipelen duidelijk inzien dat de Messias als een hemelse Koning zou regeren (Handelingen 2:1-4, 32-36). De apostelen Petrus en Johannes predikten vrijmoedig over Jezus’ opstanding en leverden bewijzen voor Gods steun door zelf wonderen te verrichten (Handelingen 3:1-9, 13-15). Duizenden mensen in Jeruzalem reageerden gunstig en werden gelovigen. Dat stond de Joodse autoriteiten echter niet aan. Net zoals ze zich tegen Jezus gekeerd hadden, keerden ze zich nu tegen zijn apostelen en discipelen. Waarom verwierpen de Joodse religieuze leiders Jezus zo fel?

Verworpen door de religieuze leiders

Tegen de tijd dat Jezus naar de aarde kwam, weken het Joodse religieuze denken en handelen sterk af van wat in de geïnspireerde Geschriften werd onderwezen. De toenmalige religieuze leiders, de sadduceeën, farizeeën en schriftgeleerden, hielden menselijke overleveringen hoog en stelden die boven Gods geschreven Woord. Steeds weer beschuldigden ze Jezus ervan de Wet te overtreden omdat hij wonderbare genezingen op de sabbat verrichtte. Door hun onschriftuurlijke leringen krachtig te weerleggen, vocht Jezus zowel hun gezag aan als hun aanspraken op een goedgekeurde positie bij God. Daar komt nog bij dat Jezus van eenvoudige komaf was en niet zoals zij een officiële religieuze opleiding had genoten. Geen wonder dat het voor zulke trotse mannen zo moeilijk was Jezus als de Messias te erkennen! Die confrontaties maakten hen zo woedend dat ze ’tegen Jezus beraadslaagden ten einde hem om te brengen’ (Mattheüs 12:1-8, 14; 15:1-9).

Maar hoe konden de religieuze leiders Jezus’ vermogen om wonderen te verrichten wegpraten? Ze ontkenden niet dat de wonderen gebeurden. In plaats daarvan probeerden ze lasterlijk het geloof in Jezus te ondermijnen door zijn vermogen toe te schrijven aan Satan. Ze zeiden: „Deze mens werpt de demonen slechts uit door bemiddeling van Beëlzebub, de heerser der demonen” (Mattheüs 12:24).

Er was nog een diepliggende reden voor hun hardnekkige weigering Jezus als de Messias te erkennen. Nadat Jezus Lazarus had opgewekt, beraadslaagden de leiders van de verschillende religieuze groeperingen met elkaar en zeiden: „Wat staat ons te doen, want deze mens verricht vele tekenen? Als wij hem zo laten begaan, zullen zij allemaal geloof in hem stellen, en de Romeinen zullen komen en zowel onze plaats als onze natie wegnemen.” Uit vrees hun macht en positie te verliezen, spanden de religieuze leiders samen om zowel Lazarus als Jezus te doden! — Johannes 11:45-53; 12:9-11.

Sociaal vooroordeel en vervolging

Door de houding van de eerste-eeuwse Joodse religieuze leiders ontstond er een sociaal klimaat van vijandigheid tegen iedereen die Jezus als de Messias aanvaardde. Ze waren trots op hun prominente positie en kleineerden iedereen die van geloof in Jezus blijk gaf. Ze zeiden bijvoorbeeld: „Heeft soms een van de regeerders of van de Farizeeën geloof in hem gesteld?” (Johannes 7:13, 48) Enkele Joodse leiders, onder wie Nikodemus en Jozef van Arimathea, werden wél discipelen van Jezus, maar uit angst hielden ze hun geloof geheim (Johannes 3:1, 2; 12:42; 19:38, 39). De Joodse leiders hadden bepaald dat „als iemand hem [Jezus] als Christus beleed, hij uit de synagoge geworpen zou worden” (Johannes 9:22). Zo iemand zou als een paria gemeden en veracht worden.

De vijandigheid tegenover Jezus’ apostelen en discipelen leidde ten slotte tot gewelddadige vervolging. Wegens hun vrijmoedige prediking werden de apostelen door het Sanhedrin, het Joodse hooggerechtshof, mishandeld (Handelingen 5:40). Tegenstanders brachten valse beschuldigingen van laster in tegen de discipel Stefanus. Hij werd door het Sanhedrin veroordeeld en gestenigd. Daarop „brak er een zware vervolging los tegen de gemeente die in Jeruzalem was; allen werden verstrooid over de streken van Judea en Samaria, uitgezonderd de apostelen” (Handelingen 6:8-14; 7:54–8:1). Saulus, die later de apostel Paulus werd, nam deel aan een vervolgingscampagne die officieel werd gesteund door de hogepriester en de „vergadering van oudere mannen” (Handelingen 9:1, 2; 22:4, 5).

Zelfs onder die moeilijke omstandigheden groeide het christendom snel in de jaren na Jezus’ dood. Maar hoewel duizenden mensen gelovigen werden, bleven de christenen een minderheid in het eerste-eeuwse Palestina. Iemand die zich publiekelijk als een volgeling van Christus identificeerde, riskeerde de banvloek en zelfs geweld.

Wat we leren van degenen die Jezus verwierpen

Zoals we hebben gezien, weerhielden misvattingen, sociale druk en vervolging velen in de eerste eeuw ervan geloof in Jezus te stellen. In deze tijd kunnen onjuiste ideeën over Jezus en zijn leringen een soortgelijke uitwerking hebben. Zo is veel mensen geleerd dat Gods koninkrijk zich in hun hart bevindt of door menselijke inspanningen tot stand zal komen. Anderen wordt wijsgemaakt dat we voor de oplossingen voor de problemen van de mensheid zijn aangewezen op de wetenschap of de technologie, waarmee de noodzaak om geloof te stellen in de Messias zou vervallen. Veel hedendaagse critici beweren dat de in de Bijbel opgetekende gebeurtenissen die zich tijdens Jezus’ bediening hebben voorgedaan geen historische feiten zijn en ondermijnen op die manier het geloof in Jezus als de Messias.

Het gevolg van zulke ideeën en theorieën is dat velen in verwarring zijn geraakt over de rol van de Messias of er de noodzaak niet van inzien zich in de kwestie te verdiepen. Maar voor degenen die bereid zijn het bewijsmateriaal te onderzoeken, zijn er tegenwoordig in feite meer bewijzen dat Jezus de Messias is dan in de eerste eeuw. We hebben de Hebreeuwse Geschriften, die talrijke profetieën bevatten over wat de Messias zou doen, en het verslag in de vier Bijbelse evangeliën van wat Jezus als vervulling van die profetieën deed. *

Er is voor elk van ons werkelijk geen gebrek aan bewijs om op dit punt tot een geïnformeerde keuze of beslissing te kunnen komen. En die beslissing is dringend. Waarom? Omdat de Bijbel onthult dat Jezus als de Messiaanse Koning van Gods koninkrijk binnen korte tijd handelend zal optreden: hij zal allen die de aarde ruïneren wegvagen en een rechtvaardige regering tot stand brengen die het voor al haar gehoorzame onderdanen mogelijk zal maken eeuwig in paradijselijke omstandigheden op aarde te leven (Daniël 2:44; Openbaring 11:15, 18; 21:3-5). Die schitterende toekomst kan u ten deel vallen als u de moeite neemt om meer over Jezus te weten te komen en nu geloof in hem toont. Neem Jezus’ eigen woorden ter harte: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben” (Johannes 3:16).

[Voetnoot]

^ ¶22 Zie de tabel „Profetieën over de Messias” op blz. 200 van het boek Wat leert de bijbel echt?, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.

[Inzet op blz. 20]

Zou u de Messias erkend hebben als u in Jezus’ tijd had geleefd?

[Illustratie op blz. 21]

Laat u er niet door vooropgezette ideeën van weerhouden de waarheid over Jezus te leren kennen