Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De Bijbel verandert levens

De Bijbel verandert levens

De Bijbel verandert levens

WAAROM stopte een vrouw van in de zestig met het aanbidden van afgoden? Wat bewoog een shintopriester ertoe zijn werk in een heiligdom op te geven en een christelijke prediker te worden? Hoe heeft een vrouw die vlak na haar geboorte geadopteerd was, haar gevoel van verlatenheid kunnen overwinnen? Hier volgt hun verhaal.

’Ik ben geen slaaf van afgoden meer.’ — ABA DANSOU

GEBOORTEJAAR: 1938

LAND VAN HERKOMST: BENIN

VOORGESCHIEDENIS: AANBAD AFGODEN

MIJN VERLEDEN: Ik ben opgegroeid in So-Tchahoué, een dorpje in een moerassig gebied vlak bij een meer. De dorpelingen zijn vissers en ze houden runderen, geiten, schapen, varkens en vogels. Er zijn geen wegen, dus gebruiken de mensen bootjes en kano’s om zich te verplaatsen. Hun huizen zijn meestal van hout en riet, maar soms van steen. De mensen zijn bijna allemaal arm. Toch is er niet zo veel criminaliteit als in de steden.

Toen ik nog klein was, stuurde mijn vader mijn zus en mij naar een fetisjklooster, waar we in de traditionele fetisjreligie werden ingewijd. Toen ik wat ouder was, koos ik Dudua (Oduduwa) van de Jorubacultuur als mijn god. Ik bouwde een huis voor deze god en offerde geregeld yamswortels, palmolie, slakken, kippen, duiven en allerlei andere dieren. Die offers kostten veel geld, zodat ik vaak bijna niets voor mezelf overhield.

HOE DE BIJBEL MIJN LEVEN VERANDERDE: Toen ik de Bijbel begon te bestuderen, leerde ik dat Jehovah de enige ware God is. Ik leerde ook dat hij het gebruik van beelden bij de aanbidding niet goedkeurt (Exodus 20:4, 5; 1 Korinthiërs 10:14). Ik begreep wat me te doen stond: ik gooide al mijn beelden weg en zorgde dat ik niets meer in huis had dat te maken had met afgodenaanbidding. Ik stopte met het raadplegen van orakels en deed niet meer mee aan plaatselijke riten en begrafenisrituelen.

Het was voor mij, een vrouw van in de zestig, niet makkelijk deze veranderingen aan te brengen. Mijn vrienden, familie en buren gingen me tegenwerken en lachten me uit. Maar ik vroeg Jehovah kracht om het goede te doen. Ik had veel aan de woorden in Spreuken 18:10: „De naam van Jehovah is een sterke toren. Hier snelt de rechtvaardige binnen en ontvangt bescherming.”

Wat ook een hulp voor me was, waren de vergaderingen van Jehovah’s Getuigen. Daar voelde ik christelijke liefde, en ik vond het heel bijzonder dat deze mensen zich aan de hoge morele normen van de Bijbel proberen te houden. Wat ik daar zag, overtuigde me ervan dat Jehovah’s Getuigen het ware geloof hebben.

DE VOORDELEN: Door het toepassen van Bijbelse principes heb ik een betere band met mijn kinderen gekregen. Ook heb ik het gevoel dat er een last van mijn schouders is gevallen. Vroeger besteedde ik alles wat ik had aan levenloze afgoden die niets voor me konden doen. Nu aanbid ik Jehovah, die een blijvende oplossing voor al onze problemen heeft (Openbaring 21:3, 4). Ik ben heel blij dat ik geen slaaf van afgoden meer ben maar nu Jehovah als slaaf dien! Bij hem heb ik echte zekerheid en bescherming gevonden.

„Als kind zocht ik al naar God.” — SHINJI SATO

GEBOORTEJAAR: 1951

LAND VAN HERKOMST: JAPAN

VOORGESCHIEDENIS: SHINTOPRIESTER

MIJN VERLEDEN: Ik ben opgegroeid in een plattelandsstadje in de prefectuur Fukuoka. Mijn ouders waren heel gelovig; ze leerden me van jongs af aan om de shintogoden te vereren. Als kleine jongen dacht ik vaak over mijn redding na en wilde ik heel graag mensen helpen die het moeilijk hadden. Ik weet nog dat de leerkracht op de lagere school een keer vroeg wat we later wilden worden. Mijn klasgenootjes wisten precies wat ze wilden, bijvoorbeeld geleerde worden. Ik zei dat het mijn droom was God te dienen. Iedereen lachte me uit.

Na de middelbare school ging ik naar een school voor godsdienstleraren. Tijdens die opleiding ontmoette ik een shintopriester die in zijn vrije tijd altijd in een boek met een zwarte kaft las. Op een dag vroeg hij me: „Sato, weet je wat voor boek dit is?” Ik had de omslag gezien, dus ik zei: „De Bijbel.” Hij zei: „Iedereen die shintopriester wil worden, zou dit boek moeten lezen.”

Ik ging meteen een bijbel kopen. Ik zette die op de opvallendste plek in mijn boekenkast en was er heel zuinig op. Maar ik nam niet de tijd om erin te lezen, want ik was heel druk bezig met mijn opleiding. Toen ik van school kwam, begon ik in een heiligdom als shintopriester te werken. Mijn jeugddroom was uitgekomen.

Maar al gauw merkte ik dat het leven van een shintopriester niet was wat ik ervan verwacht had. De meeste priesters hadden niet veel liefde of zorg voor anderen. Ook hadden ze vaak maar weinig geloof. Een van mijn meerderen zei zelfs tegen me: „Als je het hier goed wilt doen, moet je alleen over filosofie praten. Over geloof praten is verboden.”

Door zulke opmerkingen raakte ik teleurgesteld in het shintogeloof. Ik bleef in het heiligdom werken maar begon andere godsdiensten te onderzoeken. Niet één leek iets beters te kunnen bieden. Hoe meer godsdiensten ik onderzocht, hoe moedelozer ik werd. Ik begon te denken dat nergens waarheid te vinden was.

HOE DE BIJBEL MIJN LEVEN VERANDERDE: In 1988 ontmoette ik een boeddhist die me aanmoedigde de Bijbel te lezen. Ik dacht aan de shintopriester die me dat jaren daarvoor ook had aangeraden. Ik besloot de raad toe te passen. Toen ik met lezen begon, ging ik er al snel helemaal in op. Soms las ik de hele nacht door totdat de eerste zonnestralen door mijn raam schenen.

Door wat ik las, kreeg ik het verlangen tot de God van de Bijbel te bidden. Ik begon met het Onzevader, dat in Mattheüs 6:9-13 staat. Ik zei dat gebed om de twee uur op, zelfs tijdens mijn dienst in het shintoheiligdom.

Ik had veel vragen over wat ik las. Inmiddels was ik getrouwd, en ik wist dat Jehovah’s Getuigen mensen uit de Bijbel onderwijzen, want ze waren weleens bij mijn vrouw geweest. Ik nam contact op met een Getuige en bestormde haar met vragen. Het maakte indruk op me dat ze elke vraag uit de Bijbel beantwoordde. Ze regelde dat Getuigen de Bijbel met me gingen bestuderen.

Kort daarna begon ik naar de vergaderingen van Jehovah’s Getuigen te gaan. Ik besefte het toen niet, maar er waren daar een paar Getuigen tegen wie ik heel onbeleefd was geweest. Toch begroetten ze me hartelijk en gaven ze me het gevoel dat ik welkom was.

Op die vergaderingen leerde ik dat God van een man verwacht dat hij liefde en respect heeft voor zijn gezin. Tot die tijd had ik me zo in beslag laten nemen door mijn werk als priester dat ik mijn vrouw en onze twee kinderen had verwaarloosd. Het drong tot me door dat ik aandachtig had geluisterd naar gelovigen die naar het heiligdom kwamen, maar nooit één keer naar mijn vrouw had geluisterd.

Terwijl ik verder ging met mijn studie leerde ik veel dingen over Jehovah waardoor ik me tot hem aangetrokken voelde. Ik werd vooral geraakt door teksten als Romeinen 10:13: „Een ieder die de naam van Jehovah aanroept, zal gered worden.” Als kind zocht ik al naar God, en nu had ik hem eindelijk gevonden!

Ik begon me in het heiligdom steeds minder thuis te voelen. Eerst maakte ik me zorgen wat anderen zouden denken als ik het shintogeloof zou verlaten. Maar ik had altijd tegen mezelf gezegd dat ik zou vertrekken als ik de ware God ergens anders zou vinden. Dus besloot ik in de lente van 1989 mijn geweten te volgen. Ik ging weg bij het heiligdom en vertrouwde erop dat Jehovah me zou helpen.

Het was niet makkelijk om bij het shintogeloof weg te gaan. Mijn meerderen scholden me uit en probeerden me onder druk te zetten om te blijven. Maar het was nog moeilijker om het aan mijn ouders te vertellen. Op weg naar hun huis werd ik zo bang dat ik pijn in mijn borst had en mijn benen zo slap waren als noodles! Ik stopte steeds om Jehovah om kracht te bidden.

Toen ik bij mijn ouders kwam, was ik eerst te bang om erover te beginnen. Er gingen uren voorbij. Uiteindelijk, na veel bidden, legde ik alles aan mijn vader uit. Ik zei dat ik de ware God had gevonden en dat ik het shintogeloof zou verlaten om Hem te dienen. Mijn vader was geschokt en verdrietig. Er kwamen nog meer familieleden, en die probeerden me op andere gedachten te brengen. Ik wilde mijn familie geen pijn doen, maar ik wist ook dat Jehovah dienen het juiste was. Na verloop van tijd is mijn familie me gaan respecteren om mijn besluit.

Weggaan bij het heiligdom was al heel wat, maar het was een heel ander verhaal om het geestelijk achter me laten. Ik was helemaal vergroeid met het priesterleven. Ik deed echt mijn best om het te vergeten, maar overal waar ik kwam leek ik aan mijn vroegere leven herinnerd te worden.

Twee dingen hebben me geholpen er los van te komen. Ten eerste zocht ik thuis grondig naar alles wat met mijn vroegere geloof te maken had. Ik verbrandde het allemaal: boeken, afbeeldingen en zelfs heel kostbare aandenkens. Ten tweede probeerde ik zo veel mogelijk met de Getuigen om te gaan. Hun vriendschap en steun waren een grote hulp. Beetje bij beetje verdween mijn vroegere leven uit mijn gedachten.

DE VOORDELEN: Ik had mijn vrouw en kinderen altijd verwaarloosd, waardoor ze zich heel eenzaam voelden. Maar toen ik mijn best ging doen om meer bij ze te zijn, zoals de Bijbel mannen leert, kregen we een hechtere band met elkaar. Na verloop van tijd is ook mijn vrouw Jehovah gaan dienen. We zijn nu met onze zoon, onze dochter en haar man verenigd in het ware geloof.

Als ik terugdenk aan mijn jeugddroom om God te dienen en anderen te helpen, besef ik dat ik alles heb gevonden waar ik naar zocht, en zelfs meer. Ik kan niet onder woorden brengen hoe dankbaar ik Jehovah ben.

’Ik wist dat er iets ontbrak.’ — LYNETTE HOUGHTING

GEBOORTEJAAR: 1958

LAND VAN HERKOMST: ZUID-AFRIKA

VOORGESCHIEDENIS: GEVOELENS VAN VERLATENHEID

MIJN VERLEDEN: Ik ben geboren in Germiston, een keurig mijnstadje met weinig criminaliteit. Mijn ouders vonden dat ze niet goed voor me konden zorgen en besloten me op te geven voor adoptie. Als baby van twee weken werd ik geadopteerd door een lief echtpaar dat ik als mijn vader en moeder ben gaan zien. Maar toen ik eenmaal wist dat ik geadopteerd was, kreeg ik last van gevoelens van verlatenheid. Ik voelde me niet thuis bij mijn adoptieouders en vond dat ze me niet echt begrepen.

Toen ik een jaar of zestien was, begon ik naar cocktailbars te gaan, waar ik met vrienden danste en naar livemuziek luisterde. Op mijn zeventiende begon ik te roken. Ik wilde net zo slank zijn als de modellen die ik in sigarettenreclames zag. Toen ik negentien was ging ik in Johannesburg werken, en het duurde niet lang of ik raakte in slecht gezelschap verzeild. Al gauw begon ik te vloeken, veel te roken en in het weekend zwaar te drinken.

Toch deed ik veel aan lichaamsbeweging: aerobics, squashen en vrouwenvoetbal. Ik was ook druk bezig met mijn carrière en maakte naam in de computerindustrie. Daardoor had ik het financieel goed en veel mensen vonden dat ik het helemaal gemaakt had. Maar eigenlijk was ik erg ongelukkig; ik voelde me alleen en was teleurgesteld in het leven. Diep vanbinnen wist ik dat er iets ontbrak.

HOE DE BIJBEL MIJN LEVEN VERANDERDE: Toen ik de Bijbel begon te bestuderen, leerde ik dat Jehovah een God van liefde is. Eén bewijs van die liefde is dat hij ons zijn Woord, de Bijbel, heeft gegeven. Het is alsof hij ons een persoonlijke brief heeft geschreven om ons leiding te geven (Jesaja 48:17, 18). Ik begreep dat ik heel wat in mijn leven moest veranderen om voordeel te trekken van zijn liefdevolle leiding.

Een zo’n verandering had te maken met mijn vrienden. Ik werd geraakt door de woorden in Spreuken 13:20: „Hij die met wijzen wandelt, zal wijs worden, maar wie zich met de verstandelozen inlaat, zal het slecht vergaan.” Dat principe bracht me ertoe mijn oude vriendschappen achter me te laten en nieuwe vrienden te zoeken, die Getuigen van Jehovah waren.

Het moeilijkste was te stoppen met roken, want ik was erg verslaafd. Terwijl ik die hindernis langzaam overwon, kreeg ik met nog een probleem te maken. Doordat ik niet meer rookte, kwam ik meer dan dertien kilo aan! Mijn zelfvertrouwen kreeg een enorme klap, en ik heb er bijna tien jaar over gedaan om weer op mijn oude gewicht te komen. Toch wist ik dat ik het juiste deed. Ik bad voortdurend tot Jehovah en hij gaf me de kracht die ik nodig had.

DE VOORDELEN: Mijn gezondheid is erop vooruitgegaan. Ik ben ook tevreden; ik ben niet meer op zoek naar het ongrijpbare geluk dat je verwacht van een wereldse carrière, status en rijkdom. Het maakt me gelukkig de waarheid uit de Bijbel met anderen te delen. Als gevolg daarvan zijn drie van mijn vroegere collega’s nu samen met mijn man en mij Jehovah gaan dienen. Ik heb allebei mijn adoptieouders voordat ze stierven kunnen vertellen over de Bijbelse belofte van een opstanding in een paradijs op aarde.

Mijn hechte band met Jehovah heeft me geholpen mijn gevoel van verlatenheid te overwinnen. Hij heeft me een wereldwijde familie van geloofsgenoten gegeven waar ik me thuis voel en waar ik veel vaders, moeders, broers en zussen heb gevonden (Markus 10:29, 30).

[Illustratie op blz. 12]

Bij Jehovah’s Getuigen vond ik christelijke liefde

[Illustratie op blz. 13]

Het shintoheiligdom waar ik werkte