Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Olivetanus — „De nederige kleine vertaler” van de Franse Bijbel

Olivetanus — „De nederige kleine vertaler” van de Franse Bijbel

Olivetanus — „De nederige kleine vertaler” van de Franse Bijbel

Het was 13 september 1540. De politie doorzocht het huis van Collin Pellenc. In een geheime kamer vonden ze een paar verdachte documenten, waaronder een groot boek. Op de tweede bladzijde stond: „P. Robert Olivetanus, de nederige kleine vertaler”. Het was een waldenzische bijbel! Collin Pellenc werd gearresteerd, veroordeeld voor ketterij en levend verbrand.

IN DIE tijd maakte de katholieke kerk in Frankrijk, en ook in de rest van Europa, jacht op hervormers met de bedoeling hun ’bedrieglijke’ leerstellingen uit te roeien. Een van de hervormers, de toegewijde Guillaume Farel, was vastbesloten de Franssprekende wereld te overtuigen van de denkbeelden van Maarten Luther, een leidende figuur in de Reformatie. Farel, afkomstig uit de provincie Dauphiné in het zuidoosten van Frankrijk, wist dat de gedrukte bladzijde een belangrijke rol speelde in deze ideologische oorlog. Om zijn missie uit te voeren had hij pamfletten en traktaten nodig, en ook bijbels. Maar wie zou dat allemaal betalen? Misschien wel de waldenzen, een onafhankelijke religieuze groepering die zich bezighield met het prediken van de Bijbel.

Een synode in Chanforan

Half september 1532 hielden de waldenzische barben (predikanten) een synode in Chanforan, een gehucht in de buurt van Turijn (Italië). Al verscheidene jaren waren er contacten geweest tussen de waldenzen en leiders van de Reformatie. Daarom werden Farel en enkele anderen voor de synode uitgenodigd. De waldenzen wilden weten of hun eigen leerstellingen overeenkwamen met die van Luther en zijn volgelingen. *

In Chanforan sprak Farel met overredingskracht. Toen de waldenzische barben hem hun oude, handgeschreven bijbels in hun eigen dialect lieten zien, wist hij ze ertoe over te halen het drukken van een Franse Bijbel te financieren. In tegenstelling tot de vertaling van Lefèvre d’Étaples uit 1523, die op het Latijn gebaseerd was, moest deze Bijbel uit het Hebreeuws en Grieks worden vertaald. Maar wie kon dat?

Farel kende zo iemand. Zijn naam was Pierre Robert, maar hij stond bekend als Olivetanus. * Hij was een jonge leraar uit de Noord-Franse regio Picardië. Deze Olivetanus, een neef van Johannes Calvijn, was een vroege hervormer en een betrouwbaar man. Hij had ook een aantal jaren in Straatsburg gewoond, waar hij een grondige studie maakte van de talen van de Bijbel.

Net als Farel en veel anderen was Olivetanus naar Zwitserland gevlucht. Zijn vrienden smeekten hem het vertaalproject aan te nemen. Nadat hij meerdere keren had geweigerd, stemde hij er uiteindelijk in toe de Bijbel „aan de hand van het Hebreeuws en het Grieks in het Frans” te vertalen. Tegelijkertijd stelden de waldenzen vijfhonderd van de achthonderd gouden kronen — een fortuin! — beschikbaar die nodig waren om het drukken te financieren.

De kraai en de nachtegaal

Vroeg in 1534 trok Olivetanus zich in de Alpen terug en begon hij met zijn werk, omgeven door zijn „stille leraren”, zijn boeken. Zijn bibliotheek zou elke hedendaagse geleerde jaloers maken. Hij had Syrische, Griekse en Latijnse Bijbelvertalingen, rabbijnse commentaren, Chaldeeuwse grammaticaboeken, en nog veel meer. Het belangrijkste was een recente Venetiaanse uitgave van de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst van de Bijbel.

Olivetanus baseerde zijn vertaling van het zogenoemde Nieuwe Testament op de Franse tekst van Lefèvre d’Étaples, hoewel hij ook vaak de Griekse tekst van de Nederlandse geleerde Erasmus raadpleegde. Olivetanus’ woordkeus was er vaak op gericht de invloed van de katholieke kerk te verkleinen. Hij gebruikte bijvoorbeeld „opziener” in plaats van „bisschop”, „geheim” in plaats van „mysterie”, en „gemeente” in plaats van „kerk”.

Bij het zogenoemde Oude Testament was Olivetanus vastbesloten het oorspronkelijke Hebreeuws woord voor woord te vertalen. Hij zei voor de grap dat Hebreeuws in het Frans vertalen net zoiets was als „een lieflijke nachtegaal het lied van een schorre kraai te leren zingen”!

In de Hebreeuwse tekst kwam Olivetanus duizenden keren de naam van God in de vorm van het Tetragrammaton tegen. Hij koos ervoor het te vertalen met „De Eeuwige”, wat later algemeen gebruikt zou worden in Franse protestantse Bijbels. Maar op verschillende plaatsen koos hij voor „Jehovah”, bijvoorbeeld in Exodus 6:3.

Opvallend is dat hij op 12 februari 1535, na slechts ongeveer een jaar, zei dat hij klaar was met zijn werk! Hij gaf toe dat hij „dit juk [van het vertaalwerk] al lang alleen droeg”, en daaruit kunnen we opmaken dat hij al veel langer met dit moeizame werk bezig was en het in 1534/1535 afmaakte. „Ik heb mijn best gedaan”, zei hij bescheiden. Nu moest de eerste Franse Bijbel die grotendeels uit de oorspronkelijke talen was vertaald alleen nog maar gedrukt worden.

In Pirots werkplaats

Nu verscheen Pierre de Wingle, bijgenaamd Pirot Picard, een hervormingsgezinde drukker en een vriend van Farel, op het toneel. Nadat hij door de katholieke kerk uit Lyon was verjaagd, had hij zich in 1533 in Neuchâtel (Zwitserland) gevestigd. Met geld van de waldenzen had hij grote hoeveelheden ’opruiend’ materiaal gedrukt. Uit zijn werkplaats kwamen bijvoorbeeld aanplakbiljetten waarin de mis werd veroordeeld, en sommige daarvan kwamen bij de katholieke koning Frans I van Frankrijk terecht.

Opnieuw zette De Wingle zijn persen in beweging, deze keer om een Bijbel te drukken! Om het proces te versnellen liet hij twee persen elk bedienen door vier of vijf arbeiders, die het zetwerk deden en de vellen drukten. Uiteindelijk, in „het jaar 1535, op de vierde juni”, tekende De Wingle de uitgeverspagina van Olivetanus’ Bijbel. In zijn voorwoord droeg Olivetanus zijn werk op aan de arme gelovigen die „uitgeput en zwaarbelast” waren door „zinloze tradities”.

Het eindresultaat voldeed aan alle verwachtingen. De schoonheid en eenvoud van de Franse tekst werd nog vergroot door een helder, sierlijk gotisch schrift in twee kolommen, verdeeld in hoofdstukken en alinea’s. De kanttekeningen getuigen van het vakmanschap van de vertaler. Het werk wordt ook verfraaid door inleidende woorden, appendices, tabellen en gedichten. Aan het eind staat een kort, rijmend acrostichon dat onthult: „De evangeliserende waldenzen gaven dit juweel aan alle mensen.”

Een meesterwerk, en toch een mislukking

Het werk van Olivetanus, eens geminacht, wordt nu door iedereen als een waar meesterwerk erkend. Zijn tekst werd zelfs drie eeuwen lang als basis voor protestantse Bijbels gebruikt.

Er werden ongeveer duizend exemplaren van Olivetanus’ Bijbel gedrukt, maar ze verkochten niet goed. Er was geen goedwerkend distributienetwerk en ook maakte de Franse taal in die tijd een snelle verandering door. Daarnaast was een groot boek van vijf kilo niet het ideale formaat voor rondtrekkende predikers of voor mensen die het in het geheim wilden lezen.

Ondanks het feit dat een van de bijbels zijn weg naar Collin Pellenc in Frankrijk had gevonden, zoals in de inleiding werd gezegd, was Olivetanus’ Bijbel commercieel gezien eigenlijk een mislukking. In 1670, bijna anderhalve eeuw later, had een boekwinkel in Genève er nog steeds een te koop staan.

„Niemand uit Nergens”

Toen Olivetanus zijn missie had volbracht, verdween hij weer uit beeld. Onder schuilnamen herzag hij zijn Nieuwe Testament en delen van het Oude Testament. Hij legde zich ook toe op zijn andere passie: lesgeven. Als toegewijd leraar gaf hij een nieuwe editie uit van zijn boek „Onderwijs voor kinderen”, met morele lessen en Franse leeslessen, helemaal op de Bijbel gebaseerd. Een van de pseudoniemen die hij aannam was Belisem de Belimakom, wat „Niemand uit Nergens” betekent.

Olivetanus was nog maar net in de dertig toen hij in 1538 stierf, mogelijk in Rome. In deze tijd zijn niet veel mensen zich bewust van de belangrijke rol die deze jonge geleerde uit Picardië bij de verspreiding van de Franse Bijbel heeft gespeeld. Zijn naam staat zelden of nooit in naslagwerken. Waarschijnlijk zou Louys Robert, „de nederige kleine vertaler” bijgenaamd Olivetanus, daar best tevreden mee geweest zijn!

[Voetnoten]

^ ¶5 Zie voor meer informatie over de manier waarop de waldenzen uiteindelijk door de Reformatie werden opgeslokt De Wachttoren van 15 maart 2002, blz. 20-23.

^ ¶7 Hij heette eigenlijk Louys Robert, maar hij nam de voornaam Pierre aan. De bijnaam Olivetanus slaat waarschijnlijk op de grote hoeveelheden olijfolie die hij als lampolie gebruikte op zijn lange werkdagen.

[Illustratieverantwoording op blz. 18]

Archives de la Ville de Neuchâtel, Suisse / Photo: Stefano Iori

[Illustratieverantwoording op blz. 19]

Left photo: Alain Leprince - La Piscine-musée, Roubaix / Courtesy of the former Bouchard Museum, Paris

Center and right: Société de l’Histoire du Protestantisme Français, Paris

[Illustratieverantwoording op blz. 20]

Société de l’Histoire du Protestantisme Français, Paris