Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Leer van de visioenen van Zacharia

Leer van de visioenen van Zacharia

‘Kom terug bij mij (...). Dan zal ik bij jullie terugkomen.’ — ZACH. 1:3.

LIEDEREN: 89, 86

1-3. (a) In welke situatie bevond Jehovah’s volk zich toen Zacharia begon te profeteren? (b) Waarom zei Jehovah dat zijn volk bij hem terug moest komen?

EEN vliegende boekrol, een vrouw in een vat en twee vrouwen die op de wind zweven met vleugels als van een ooievaar — die spectaculaire beelden zijn te vinden in het boek Zacharia (Zach. 5:1, 7-9). Waarom gaf Jehovah zijn profeet die indrukwekkende visioenen? In welke situatie bevonden de Israëlieten zich toen? Wat hebben wij aan Zacharia’s visioenen?

2 Het jaar 537 v.Chr. was een vreugdevol jaar voor Jehovah’s opgedragen volk. Na 70 lange jaren waren ze bevrijd uit Babylon. Enthousiast begonnen ze aan het herstel van de ware aanbidding in Jeruzalem. In 536 v.Chr. werd het fundament van de tempel gelegd. In die tijd ‘juichte het volk zo hard dat het geluid op grote afstand te horen was’ (Ezra 3:10-13). Maar al gauw nam de tegenstand tegen het bouwproject toe. Ontmoedigd door alle problemen en moeilijkheden stopte het volk met de bouw van de tempel. Ze gingen zich richten op hun eigen huis en het verbouwen van hun akkers. Zestien jaar later stond de bouw van Jehovah’s tempel helemaal stil. Gods volk moest eraan herinnerd worden dat ze niet hun eigen belangen op de eerste plaats moesten stellen. Jehovah wilde dat ze bij hem terugkwamen, dat ze hem weer moedig en met heel hun hart zouden aanbidden.

3 Om zijn volk eraan te herinneren waarom ze eigenlijk uit Babylon waren bevrijd, stuurde God in 520 v.Chr. zijn profeet Zacharia. Alleen al de naam Zacharia, die ‘Jehovah heeft het zich herinnerd’ betekent, deed ze misschien denken aan een belangrijke waarheid: hoewel zij Jehovah’s reddingsdaden waren vergeten, dacht God nog steeds aan zijn volk. (Lees Zacharia 1:3, 4.) Liefdevol verzekerde hij ze ervan dat hij ze zou helpen de zuivere aanbidding te herstellen. Maar hij waarschuwde ze ook dat hij het niet zou tolereren als ze hem halfslachtig zouden aanbidden. Laten we eens kijken hoe Jehovah ze met het zesde en zevende visioen van Zacharia tot actie aanspoorde en wat we er in deze tijd van kunnen leren.

GODS OORDEEL OVER DEGENEN DIE STELEN

4. Wat zag Zacharia in zijn zesde visioen, en waarom stond er op beide kanten van de boekrol iets geschreven? (Zie beginplaatje 1.)

4 Hoofdstuk 5 van Zacharia begint met een ongewoon visioen. (Lees Zacharia 5:1, 2.) Zacharia ziet in de lucht een vliegende boekrol van 9 meter lang en 4,5 meter breed! De boekrol is uitgerold en kan direct gelezen worden. Op beide kanten staat een oordeelsboodschap (Zach. 5:3). Meestal werd maar één kant van een boekrol gebruikt, dus het mag duidelijk zijn dat deze boekrol een belangrijke, ernstige boodschap bevat.

Onder christenen hoort geen enkele vorm van diefstal thuis (Zie alinea 5-7)

5, 6. Hoe denkt Jehovah over diefstal?

5 Lees Zacharia 5:3, 4. Hoewel alle mensen verantwoording moeten afleggen aan Jehovah, geldt dat nog meer voor het volk dat zijn naam draagt. Zij houden van God en beseffen dat elke vorm van diefstal ‘de naam van hun God te schande maakt’ (Spr. 30:8, 9). Wat iemands motief om te stelen ook is of hoe begrijpelijk diefstal onder de omstandigheden ook lijkt, zo iemand stelt zijn hebzuchtige verlangen boven God en hecht te veel waarde aan materiële bezittingen. Hij zwakt Gods wet af en minacht Jehovah en zijn naam, alsof die niets te betekenen hebben.

6 Volgens Zacharia 5:3, 4 zou ‘de vloek (...) het huis van de dief binnengaan en (...) in dat huis blijven en het verteren’. Het ongunstige oordeel van Jehovah kan niet met tralies en sloten buiten worden gehouden. Het kan tot elke schuilplaats doordringen om kwaaddoen onder Jehovah’s volk aan het licht te brengen. Iemand kan diefstal misschien verbergen voor de autoriteiten, een werkgever, de ouderlingen of zijn ouders, maar niet voor God, die ervoor zorgt dat elke diefstal aan het licht zal komen (Hebr. 4:13). Wat is het heerlijk omgang te hebben met mensen die altijd hun best doen om ‘in alle dingen’ eerlijk te zijn! — Hebr. 13:18.

7. Hoe kunnen we ontkomen aan de vloek van de vliegende boekrol?

7 Jehovah heeft een hekel aan elke vorm van diefstal. We bezien het als een eer om Jehovah’s hoge morele normen na te leven en om met ons gedrag op geen enkele manier smaad op zijn naam te brengen. Zo kunnen we ontkomen aan Jehovah’s oordeel over degenen die met opzet zijn wet overtreden.

ONS ‘DAG NA DAG’ AAN ONS WOORD HOUDEN

8-10. (a) Wat is een eed? (b) Welke eed heeft koning Zedekia gebroken?

8 De boodschap op de vliegende boekrol bevat ook een waarschuwing voor degenen die in Gods naam ‘een valse eed zweren’ (Zach. 5:4). Een eed is een beëdigde verklaring om te bevestigen dat iets waar is of een plechtige belofte dat iemand iets wel of niet zal doen.

9 Een eed zweren in de naam van Jehovah is iets dat je niet licht moet opvatten. Dat blijkt bijvoorbeeld uit wat er gebeurde met de laatste koning op de troon van Jeruzalem. Zedekia zwoer bij Jehovah dat hij als vazal loyaal zou blijven aan de koning van Babylon. Maar Zedekia hield zich niet aan zijn eed. Om die reden veroordeelde Jehovah hem met de woorden: ‘Zo zeker als ik leef, (...) hij zal sterven in Babylon, in de woonplaats van de koning die hem koning maakte, van wie hij de eed verachtte en het verbond verbrak’ (Ezech. 17:16).

10 Koning Zedekia was het aan Jehovah verplicht zich te houden aan de eed die hij in zijn naam had gezworen (2 Kron. 36:13). Maar in plaats daarvan wendde Zedekia zich tot Egypte in een vergeefse poging het juk van Babylon af te werpen (Ezech. 17:11-15, 17, 18).

11, 12. (a) Wat is de belangrijkste gelofte die we ooit kunnen doen? (b) Welke invloed moet onze opdrachtsgelofte hebben op ons dagelijks leven?

11 Jehovah luistert ook naar de beloften die wij doen. Hij neemt onze geloften heel serieus, en om zijn goedkeuring te hebben moeten we ze nakomen (Ps. 76:11). Van alle beloften die we doen, is onze opdracht aan Jehovah de belangrijkste. Als we ons opdragen, doen we een plechtige gelofte om Jehovah onvoorwaardelijk te dienen.

12 Hoe kunnen we onze opdrachtsgelofte nakomen? ‘Dag na dag’ kunnen we te maken krijgen met grote en kleine beproevingen. Hoe we hiermee omgaan, laat zien hoe serieus we onze gelofte nemen (Ps. 61:8). Stel bijvoorbeeld dat iemand op je werk of op school met je flirt. Wijs je die aandacht dan af en zie je het als een kans om ‘vreugde te vinden in [Jehovah’s] wegen’? (Spr. 23:26) Als je in een verdeeld gezin leeft, vraag je Jehovah dan om je te helpen je christelijk te blijven gedragen, zelfs als niemand om je heen dat doet? Dank je je hemelse Vader elke dag voor zijn leiding en liefde? Maak je elke dag tijd om de Bijbel te lezen? Eigenlijk heb je bij je opdracht beloofd zulke dingen te doen. Als we Jehovah gehoorzamen en in onze aanbidding doen wat we kunnen, laten we zien dat we van hem houden en hem echt toegewijd zijn. Onze aanbidding is geen formaliteit maar een manier van leven. Het is voor ons eigen bestwil onze belofte na te komen. Als we trouw blijven, leidt dat tot een prachtige toekomst (Deut. 10:12, 13).

13. Wat kunnen we van Zacharia’s zesde visioen leren?

13 Zacharia’s zesde visioen helpt ons te begrijpen dat als we van Jehovah houden, we niet betrokken willen raken bij wat voor vorm van stelen maar ook of bij het breken van een eed. We hebben ook gezien dat Jehovah de Israëlieten niet in de steek liet, ondanks hun vele fouten. Hij begreep hoe moeilijk het voor ze was dat ze omringd waren door vijanden. Hij geeft ons het voorbeeld door zich aan zijn beloften te houden, en hij zal ons helpen hetzelfde te doen. Eén manier waarop hij ons helpt, is door ons de hoop te geven dat hij binnenkort een eind zal maken aan alle slechtheid. Zacharia’s volgende visioen verzekert ons van die prachtige hoop.

SLECHTHEID WORDT ‘OP HAAR JUISTE PLAATS NEERGEZET’

14, 15. (a) Wat ziet Zacharia in zijn zevende visioen? (Zie beginplaatje 2.) (b) Wat beeldt de vrouw in de efa af, en waarom wordt ze opgesloten?

14 Nadat Zacharia de vliegende boekrol heeft gezien, ziet hij een zevende visioen. Een engel zegt dat hij moet ‘opkijken’. Zacharia ziet nu een middelgroot vat, een ‘efa’, tevoorschijn komen met een ‘rond loden deksel’. (Lees Zacharia 5:5-8.) Als het deksel wordt opgelicht, ziet hij dat ‘in het vat een vrouw zit’. De engel zegt dat de vrouw ‘Slechtheid’ is. Stel je voor hoe Zacharia vol afgrijzen ziet hoe de vrouw uit het vat probeert te komen! De engel komt onmiddellijk in actie. Hij duwt haar terug in het vat en smijt het deksel erop. Wat betekent dit?

15 Dit deel van het visioen benadrukt dat Jehovah geen enkele vorm van slechtheid onder zijn volk zal tolereren. Hij zal erop toezien dat slechtheid ingedamd en snel verwijderd wordt (1 Kor. 5:13). De engel maakt dit duidelijk door het loden deksel weer op het vat te smijten.

Jehovah deed er alles aan om de ware aanbidding rein te houden (Zie alinea 16-18)

16. (a) Wat ziet Zacharia met het vat gebeuren? (Zie beginplaatje 3.) (b) Waar brengen de vrouwen met vleugels het vat naartoe?

16 Nu verschijnen er twee vrouwen met sterke vleugels als van een ooievaar. (Lees Zacharia 5:9-11.) Ze verschillen enorm van de vrouw in het vat. Met hun krachtige vleugels vliegen deze vrouwen naar het vat waarin ‘Slechtheid’ zit en tillen het op. Waar brengen ze haar naartoe? Naar ‘het land Sinear’, of Babylon. Maar waarom daarheen?

17, 18. (a) Waarom is Sinear de ‘juiste plaats’ voor ‘Slechtheid’? (b) Welke verantwoordelijkheid hebben we als het gaat om slechtheid?

17 In de tijd van Zacharia begrepen de Israëlieten waarom Sinear de juiste plaats voor ‘Slechtheid’ zou zijn. Zacharia en de andere Joden konden bevestigen dat Babylon destijds een plek van slechtheid was. Ze waren er opgegroeid en omringd geweest door immoraliteit en afgoderij. Ze hadden elke dag moeten vechten tegen de geest van die heidense wereld. Wat moeten ze opgelucht zijn geweest door dit visioen — een garantie dat Jehovah de ware aanbidding rein zou houden!

18 Maar het visioen herinnerde de Joden ook aan hun verantwoordelijkheid om hun aanbidding rein te houden. Slechtheid kan en zal niet worden toegelaten onder Jehovah’s volk. Nadat we onder de beschermende en liefdevolle zorg van Gods reine organisatie zijn gekomen, hebben we de verantwoordelijkheid om die rein te houden. Ben jij gemotiveerd om ons ‘huis’ rein te houden? Slechtheid, in wat voor vorm maar ook, hoort niet in ons geestelijke paradijs.

EEN REIN VOLK DAT JEHOVAH EERT

19. Wat hebben wij aan Zacharia’s indrukwekkende visioenen?

19 Zacharia’s zesde en zevende visioen zijn een ernstige waarschuwing voor degenen die zich schuldig blijven maken aan oneerlijke praktijken. Jehovah tolereert geen slechtheid. Als Jehovah’s aanbidders moeten we er echt een hekel aan hebben. Jehovah wil ons met deze visioenen ook geruststellen. Als we echt ons best doen om Jehovah’s goedkeuring te hebben, zal hij ons niet vervloeken maar juist beschermen en zegenen. Alle strijd die we moeten leveren om in een wereld vol slechtheid rein te blijven, zal de moeite waard zijn. Weet dat je dit met Jehovah’s hulp kunt! Maar hoe weten we zeker dat de ware aanbidding in deze slechte wereld zal overwinnen? We leven nu vlak voor de grote verdrukking; welke garantie hebben we dat Jehovah zijn organisatie zal beschermen? Deze vragen gaan we in het volgende artikel bespreken.