Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

‘Ik weet dat hij zal opstaan’

‘Ik weet dat hij zal opstaan’

‘Onze vriend slaapt, maar ik ga erheen om hem wakker te maken.’ — JOH. 11:11.

LIEDEREN: 142, 129

1. Waarvan was Martha overtuigd? (Zie beginplaatje.)

MARTHA, een discipel en goede vriendin van Jezus, had veel verdriet. Haar broer Lazarus was gestorven. Was er iets dat haar pijn kon verzachten? Ja. Jezus beloofde haar: ‘Je broer zal opstaan.’ Dat nam natuurlijk niet al haar verdriet weg. Toch vertrouwde ze op zijn belofte, want ze zei: ‘Ik weet dat hij zal opstaan in de opstanding op de laatste dag’ (Joh. 11:20-24). Ze was er zeker van dat dat in de toekomst zou gebeuren. Maar toen deed Jezus een wonder door Lazarus op die dag weer tot leven te brengen.

2. Waarom zou jij net zo’n sterke overtuiging willen hebben als Martha?

2 We hebben geen basis om te geloven dat Jezus of zijn Vader op dit moment zo’n wonder voor ons zal doen. Maar ben je er net zo sterk van overtuigd als Martha dat degenen van wie je houdt in de toekomst een opstanding zullen krijgen? Misschien heb je je partner verloren, je moeder, je vader of een opa of oma van wie je veel hield. Of misschien rouw je om het verlies van je kind. Je verlangt ernaar hem of haar te omhelzen en met elkaar te praten en te lachen. Gelukkig heb je net als Martha goede redenen om te zeggen: ‘Ik weet dat hij zal opstaan in de opstanding.’ Toch is het goed als we er allemaal over nadenken waarom we daarvan overtuigd kunnen zijn.

3, 4. Wat had Martha’s overtuiging misschien versterkt?

3 Martha woonde bij Jeruzalem. Het is dus niet waarschijnlijk dat ze heeft gezien hoe Jezus dicht bij Naïn in Galilea de zoon van een weduwe een opstanding gaf. Toch zal ze er wel over gehoord hebben. Dat geldt misschien ook voor de opstanding van de dochter van Jaïrus, die waarschijnlijk in Kapernaüm woonde. Degenen die bij het huis van het meisje waren, ‘wisten dat ze gestorven was’. Maar Jezus pakte haar levenloze hand en zei: ‘Kind, sta op!’ En dat deed ze, onmiddellijk (Luk. 7:11-17; 8:41, 42, 49-55). Martha en Maria wisten dat Jezus de zieken kon genezen. Ze geloofden dan ook dat als Jezus er was geweest, Lazarus niet zou zijn gestorven. Maar welke hoop had Martha, nu haar broer alsnog was gestorven? Merk op dat ze zei dat Lazarus in de toekomst een opstanding zou krijgen, ‘op de laatste dag’. Waarom kon ze daar zo zeker van zijn? En waarom kun jij er zeker van zijn dat mensen in de toekomst een opstanding zullen krijgen, onder wie degenen van wie jij houdt?

4 We gaan enkele goede redenen bespreken waarom je hiervan overtuigd kunt zijn. Misschien zijn er dingen in Gods Woord waaraan je niet eerder gedacht hebt maar die je geloof zullen versterken dat je je dierbaren weer zult terugzien.

GEBEURTENISSEN DIE HOOP GEVEN!

5. Wat droeg bij tot Martha’s vertrouwen dat Lazarus een opstanding zou krijgen?

5 Merk op dat Martha niet zei: ‘Ik hoop dat hij zal opstaan.’ Ze zei: ‘Ik weet dat hij zal opstaan.’ Waarom was ze daarvan overtuigd? Omdat ze wist van opstandingen die in het verleden hadden plaatsgevonden. Waarschijnlijk had ze daar als kind thuis en in de synagoge al over gehoord. We gaan nu drie opstandingen bespreken die in de Bijbel worden genoemd.

6. Van welk wonder was Martha ongetwijfeld op de hoogte?

6 De eerste opstanding vond plaats toen Jehovah de profeet Elia de kracht gaf om wonderen te doen. In Sarfath, een Fenicische kustplaats, verleende een arme weduwe gastvrijheid aan Elia. Door een wonder zorgde Jehovah ervoor dat haar voorraad meel en olie niet opraakte, zodat zij en haar zoon in leven konden blijven (1 Kon. 17:8-16). Later werd haar zoon ziek en stierf. Maar Elia hielp haar. Hij raakte het lichaam aan en bad: ‘O Jehovah, mijn God, laat het leven van dit kind alstublieft in hem terugkomen.’ En dat gebeurde! Jehovah verhoorde Elia’s gebed en het kind kwam weer tot leven. Dat is de eerste opstanding die in de Bijbel wordt genoemd. (Lees 1 Koningen 17:17-24.) Ongetwijfeld was Martha op de hoogte van deze opmerkelijke gebeurtenis.

7, 8. (a) Vertel wat Elisa deed om het verdriet van een vrouw weg te nemen. (b) Wat zegt Elisa’s wonder over Jehovah?

7 De tweede opstanding in de Bijbel werd gedaan door Elia’s opvolger Elisa. Een voorname Israëlitische vrouw in Sunem was enorm gastvrij voor Elisa. Zoals Jehovah via de profeet had beloofd, beloonde hij deze kinderloze vrouw en haar bejaarde man met een zoon. Maar enkele jaren later stierf de jongen. Wat moet de moeder hier kapot van zijn geweest! Ze was zo verdrietig dat ze een reis van ongeveer 30 kilometer maakte naar Elisa bij de berg Karmel. Elisa stuurde zijn bediende Gehazi alvast naar Sunem om de jongen op te wekken. Maar Gehazi kon hem niet tot leven brengen. Toen kwamen Elisa en de moeder aan (2 Kon. 4:8-31).

8 Elisa ging het huis in, waar het lichaam lag, en ging bidden. Door een wonder kwam de jongen weer tot leven en werd hij herenigd met zijn moeder, die nu overgelukkig was! (Lees 2 Koningen 4:32-37.) Misschien dacht ze wel aan Hanna. Zij was onvruchtbaar totdat Jehovah haar een zoon gaf: Samuël. Ze zei in gebed over Jehovah: ‘Hij laat mensen in het Graf neerdalen en laat ze opstaan’ (1 Sam. 2:6). Door de jongen in Sunem een opstanding te geven, liet Jehovah zien dat hij het vermogen heeft om mensen die gestorven zijn het leven terug te geven.

9. Leg uit hoe Elisa betrokken was bij de derde opstanding die in de Bijbel wordt vermeld.

9 Maar dat was niet de laatste opzienbarende gebeurtenis waarbij Elisa betrokken was. Na meer dan 50 jaar als profeet te hebben gediend, kreeg hij een ziekte waaraan hij uiteindelijk stierf. Na een tijdje waren er van zijn lichaam alleen nog maar botten over. Later kwam er een roversbende in het land. Enkele Israëlieten waren net een man aan het begraven. Om aan hun vijanden te ontkomen, gooiden ze in alle haast het lijk in het graf waar Elisa’s botten lagen en renden weg. In de Bijbel staat: ‘Toen de man tegen de botten van Elisa aankwam, kwam hij tot leven en stond op’ (2 Kon. 13:14, 20, 21). Deze opstandingsverslagen waren voor Martha een bewijs dat Jehovah de macht heeft over de dood. Ze kunnen ook jou ervan overtuigen dat Jehovah’s kracht onbegrensd is.

GEBEURTENISSEN IN DE EERSTE EEUW

10. Wat gebeurde er met Tabitha, en wat deed Petrus?

10 Ook in de christelijke Griekse Geschriften lezen we over opstandingen die plaatsvonden in de aanwezigheid van Gods vertegenwoordigers. Denk bijvoorbeeld aan degenen die bij Naïn en in het huis van Jaïrus door Jezus werden opgewekt. Enige tijd later was het Petrus die Dorkas (Tabitha) opwekte. Petrus ging naar de kamer waar het lichaam lag. Daar ging hij in gebed, waarna hij zei: ‘Tabitha, sta op!’ Onmiddellijk kwam ze weer tot leven, en Petrus ‘bracht haar levend’ bij de andere christenen die daar waren. Die gebeurtenis was zo indrukwekkend dat ‘veel mensen in de Heer gingen geloven’. Ze konden anderen het goede nieuws over Jezus vertellen. Ook konden ze vertellen dat Jehovah in staat is de doden op te wekken (Hand. 9:36-42).

11. Wat gebeurde er volgens de arts Lukas met een jonge man, en wat voor invloed had dat op anderen?

11 Er waren ook ooggetuigen van een andere opstanding. Op een keer was Paulus bij een bijeenkomst in een bovenkamer in Troas, in wat nu het noordwesten van Turkije is. Daar hield hij tot middernacht een toespraak. Een jonge man, Eutychus, zat bij een raam te luisteren. Maar hij viel in slaap en viel van de derde verdieping naar beneden. Misschien was Lukas als eerste bij Eutychus. Als arts kon hij vaststellen: Eutychus was niet alleen gewond en bewusteloos, hij was dood. Toen kwam Paulus naar beneden, sloeg zijn armen om Eutychus heen en zei tot verbazing van iedereen: ‘Hij leeft.’ Wat moet die gebeurtenis veel indruk hebben gemaakt op iedereen die erbij was! Omdat ze de feiten kenden en begrepen dat er een opstanding had plaatsgevonden, ‘voelden [ze] zich bijzonder getroost’ (Hand. 20:7-12).

EEN BETROUWBARE HOOP

12, 13. Wat kunnen we ons afvragen in het licht van de opstandingen die we hebben besproken?

12 De verslagen die we hebben besproken, zullen je iets geven dat Martha ook had: de verzekering dat onze God en Levengever het vermogen heeft om doden op te wekken. Het is interessant dat er bij elke opstanding een trouwe aanbidder van Jehovah aanwezig was, zoals Elia, Jezus of Petrus. Ook vonden de opstandingen plaats in een periode dat Jehovah wonderen deed. Maar wat kunnen we zeggen over degenen die in een andere periode in de geschiedenis zijn gestorven? Konden trouwe mannen en vrouwen die leefden in een tijd dat er geen opstandingen plaatsvonden, verwachten dat Jehovah de doden in de toekomst zou opwekken? Konden ze hetzelfde geloven als Martha, die zei: ‘Ik weet dat [mijn broer] zal opstaan in de opstanding op de laatste dag’? Had Martha een basis om dat te geloven? En waarom kun jij dat geloven?

13 Verschillende gedeelten in Gods geïnspireerde Woord laten zien dat trouwe aanbidders wisten dat er in de toekomst opstandingen zouden plaatsvinden. We gaan een paar voorbeelden bespreken.

14. Wat kan het verslag over Abraham ons over de opstanding leren?

14 Denk eens aan wat Jehovah Abraham vroeg om met Isaäk te doen, zijn zoon waar hij zo lang naar had uitgezien. Jehovah zei: ‘Neem alsjeblieft je zoon Isaäk, je enige zoon, van wie je zo veel houdt, en (...) offer hem daar als brandoffer’ (Gen. 22:2). Stel je eens voor hoe Abraham zich gevoeld moet hebben. Jehovah had beloofd dat alle volken via Abrahams nageslacht gezegend zouden worden (Gen. 13:14-16; 18:18; Rom. 4:17, 18). Ook had Jehovah gezegd dat die zegen ‘via Isaäk’ zou komen (Gen. 21:12). Maar hoe was dat mogelijk als Abraham Isaäk moest offeren? Paulus legde onder inspiratie uit dat Abraham geloofde dat Jehovah Isaäk uit de dood kon opwekken. (Lees Hebreeën 11:17-19.) De Bijbel zegt niet dat Abraham dacht dat Isaäk binnen een paar uur, een dag of een week tot leven zou komen. Hij kon niet weten wanneer zijn zoon een opstanding zou krijgen. Maar hij vertrouwde erop dat Jehovah Isaäk weer zou opwekken.

15. Welke hoop had Job?

15 Ook Job keek uit naar een opstanding in de toekomst. Hij wist dat een boom die wordt omgehakt weer kan uitlopen en ‘als een nieuwe plant’ kan worden. Dat is met mensen anders (Job 14:7-12; 19:25-27). Als een mens sterft, kan hij zichzelf niet opwekken en weer tot leven komen (2 Sam. 12:23; Ps. 89:48). Maar Job geloofde dat Jehovah mensen wél uit de dood kan opwekken en dat Hij een tijd zou vaststellen waarop Hij weer aan hem zou denken. (Lees Job 14:13-15.) Job kon niet weten wanneer in de toekomst dat zou zijn. Maar hij vertrouwde erop dat degene die mensen heeft geschapen, aan hem zou denken en hem een opstanding zou geven.

16. Welke aanmoediging kreeg Daniël van een engel?

16 Denk eens aan nog een trouwe aanbidder, Daniël. Tientallen jaren lang diende hij Jehovah loyaal, en Jehovah steunde hem. Op een gegeven moment sprak een engel Daniël aan met ‘zeer geliefde man’. Hij zei: ‘Vrede zij met je’, en drukte hem op het hart: ‘Wees sterk’ (Dan. 9:22, 23; 10:11, 18, 19).

17, 18. Welke belofte kreeg Daniël over zijn toekomst?

17 Toen Daniël bijna 100 was en aan het eind van zijn leven kwam, heeft hij zich misschien wel afgevraagd wat de toekomst hem zou brengen. Zou hij opnieuw leven? Absoluut! Aan het eind van het boek Daniël lezen we wat Jehovah hem beloofde: ‘Jij moet tot het einde doorgaan. Je zult rusten’ (Dan. 12:13). De oude Daniël wist dat de doden rusten en dat er ‘geen plan, geen kennis en geen wijsheid is in het Graf’. Daar zou hij binnenkort naartoe gaan (Pred. 9:10). Maar dat zou niet zijn definitieve einde zijn. Hij zou een toekomst krijgen.

18 Daniël kreeg verder te horen: ‘Je zult opstaan tot je bestemming aan het einde van de dagen.’ Er werd geen datum of tijdsduur gegeven. Daniël zou sterven en in de dood rusten. Maar de belofte ‘je zult opstaan tot je bestemming’ in de toekomst, betekende dat hij later — lang na zijn dood — opgewekt zou worden. Dat zou ‘aan het einde van de dagen’ gebeuren. De Groot Nieuws Bijbel zegt: ‘Je zult opstaan om je erfdeel te ontvangen aan het eind der tijden.’

Je kunt net als Martha zeker zijn van de opstandingshoop (Zie alinea 19, 20)

19, 20. (a) Wat hebben de dingen die we tot nu toe besproken hebben te maken met Martha’s reactie op wat Jezus zei? (b) Wat gaan we in het volgende artikel bespreken?

19 Het is dus duidelijk dat Martha goede redenen had om er zeker van te zijn dat haar trouwe broer ‘zou opstaan in de opstanding op de laatste dag’. De overtuiging in haar reactie op wat Jezus zei en de belofte aan Daniël kunnen ons ervan overtuigen dat er een opstanding zal zijn.

20 We hebben gezien dat gebeurtenissen in het verleden bewijzen dat een opstanding mogelijk is — de doden kunnen weer tot leven komen! En mannen en vrouwen die Jehovah dienden, verwachtten dat er ergens in de toekomst een opstanding zou zijn. Maar zijn er aanwijzingen dat de doden opgewekt kunnen worden lang nadat dit beloofd is? Zo ja, dan hebben we net als Martha nog meer reden om uit te zien naar de tijd dat doden weer tot leven worden gebracht. Maar wanneer zou dat dan gebeuren? Die vragen gaan we in het volgende artikel bespreken.