Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

SIERRA LEONE EN GUINEE

1915-1947 De beginjaren (Deel 3)

1915-1947 De beginjaren (Deel 3)

Naar de provincies en verder

Blakend van enthousiasme voor de waarheid ging gemeente Freetown „zich intensief met het woord bezighouden” (Hand. 18:5). Alfred Joseph vertelde: „Vaak bond ik een doos Bijbelboeken op mijn grote Norton motorfiets. Dan koerste ik, met Thomas of Sylvester Grant achterop, naar het platteland en de kleine plaatsen rond Freetown om te colporteren, zoals we het noemden.”

Tot 1927 predikten de verkondigers voornamelijk in en rond Freetown in een gebied dat The Colony heette. Maar vanaf 1928 huurde de gemeente elk jaar voordat het regenseizoen begon een bus om naar de provincies te gaan. Degenen die niet mee konden, droegen bij aan de financiering van de tochten, die geleid werden door Melbourne Garber. De busgroepen predikten in steden en dorpen in oostelijke richting tot aan Kailahun en in zuidelijke richting tot dicht bij de grens met Liberia. De eerste zondag van elke maand gingen ze terug om de gevonden belangstelling aan te wakkeren.

Rond die tijd bracht broeder Brown een bezoek aan West-Indië en kwam hij terug met een auto, een van de eerste in Sierra Leone. Het voertuig werd toegerust met een krachtige geluidsinstallatie voor openbaar getuigenis. Broeder Brown parkeerde de auto bijvoorbeeld op een plein en draaide vrolijke muziek af om een menigte te trekken. Dan hield hij een korte lezing of liet een opname van een lezing horen, waarna hij de menigte Bijbelse lectuur aanbood. De sprekende auto, zoals men ’m ging noemen, was een publieke sensatie en de mensen stroomden toe om te luisteren.

Een vrijmoedig getuigenis

Broeder Brown vestigde vervolgens zijn aandacht op onaangeroerd gebied: de rest van Engelssprekend West-Afrika. Tegen 1930 begon hij met een reeks predikingstochten naar Gambia, Ghana, Liberia en Nigeria. Hij trof in elk van die landen belangstelling aan, maar Nigeria leek wel uitzonderlijk vruchtbaar. In 1930 verhuisden hij en zijn gezin van Freetown naar Lagos. Vandaaruit bleef hij het Koninkrijkswerk in West-Afrika aansturen.

Er zijn nu meer dan 500.000 Getuigen in West-Afrika

Toen broeder Brown zich in 1950 door zijn slechte gezondheid gedwongen zag naar Jamaica terug te keren, liet hij een opmerkelijke erfenis achter. In de loop van 27 jaar hadden hij en zijn vrouw het aantal Getuigen in West-Afrika zien groeien van 2 tot ruim 11.000. Ze hadden met eigen ogen de vervulling gezien van Jesaja’s profetie: „De kleine zelf zal tot duizend worden, en de geringe tot een machtige natie” (Jes. 60:22). Tegenwoordig, iets meer dan zestig jaar later, dient „een machtige natie” van meer dan 500.000 Getuigen Jehovah in West-Afrika.

Standvastig onder verbodsbepalingen

Toen de Tweede Wereldoorlog haar schaduw over Afrika wierp, nam Jehovah’s volk in Sierra Leone een christelijk neutraal standpunt in (Micha 4:3; Joh. 18:36). De Britse autoriteiten beschuldigden hen ten onrechte van ondermijnende activiteiten, hielden hen angstvallig in de gaten en verboden hun lectuur. Douane-autoriteiten in Freetown namen één zending lectuur in beslag en verbrandden die. Enkele broeders werden gearresteerd omdat ze verboden lectuur bezaten maar werden al gauw vrijgelaten. *

Ondanks het verbod bleven de Getuigen prediken. Pauline Cole vertelde: „Een broeder die steward was op een schip dat geregeld Sierra Leone aandeed, bleef ons uitgaven van De Wachttoren bezorgen. Die typten we over zodat we extra exemplaren voor de vergaderingen hadden. We drukten ook folders over Bijbelse thema’s en deelden die uit aan het publiek. En de broeders bleven openbare lezingen houden en opnamen afspelen van broeder Rutherfords radiotoespraken, vooral in de buitendorpen.”

Die inspanningen, hoe bescheiden ook, hadden duidelijk Jehovah’s zegen. James Jarrett, een ervaren ouderling en speciale pionier, vertelt: „Tijdens de oorlog werkte ik als steenhouwer toen een bejaarde zuster me de brochure Vluchtelingen gaf. Omdat er veel vluchtelingen in Freetown belandden, intrigeerde de titel me. Ik las de brochure diezelfde avond en herkende onmiddellijk de waarheid. De volgende ochtend spoorde ik de zuster op en vroeg om exemplaren voor mijn drie broers. We aanvaardden alle vier de waarheid.”

Toen de oorlog in 1945 eindigde, telde gemeente Freetown 32 verkondigers. De verkondigers hadden hun integriteit bewaard en waren actief gebleven. Ze popelden om ertegenaan te gaan.

Openbare vergaderingenveldtocht

Op 29 augustus 1945 besprak gemeente Freetown op de wekelijkse dienstvergadering een nieuwe veldtocht die aangekondigd was in de Engelse Informateur van december 1944 (nu Onze Koninkrijksdienst). Alle gemeenten moesten in „elke stad, elk dorp en elk gehucht” in hun gebied een serie van vier openbare vergaderingen aankondigen en houden. Op elke vergadering zou een uurlezing worden uitgesproken door een broeder (van achttien jaar of ouder) die het goed deed op de theocratische bedieningsschool. Na de vier vergaderingen zouden de broeders Bijbelstudiegroepen organiseren om overal de belangstellenden te helpen.

Hoe reageerden de verkondigers op die nieuwe instructies? In het verslag over de dienstvergadering van gemeente Freetown staan de volgende opmerkingen:

Voorzitter: „Hoe moeten we volgens jullie bij deze nieuwe veldtocht te werk gaan?”

Broeder Een: „We moeten niet hetzelfde succes verwachten als in Amerika. De mensen hier zijn anders.”

Broeder Twee: „Daar ben ik het mee eens.”

Broeder Drie: „Waarom zouden we het niet proberen?”

Broeder Vier: „Maar het zal moeilijkheden geven.”

Broeder Vijf: „Toch moeten we de instructies van Jehovah’s organisatie opvolgen.”

Broeder Zes: „Maar het zal in dit land waarschijnlijk niet gaan lukken.”

Zuster Een: „Dat neemt niet weg dat de instructies in de Informateur duidelijk zijn. Laten we het proberen!”

En dat deden ze. Vanaf Freetown aan de kust tot aan Bo in het zuidoosten en Kabala op de noordelijke hoogvlakte hielden de broeders vergaderingen in schoollokalen, op marktpleinen en in privéwoningen. Die activiteit gaf de gemeente nieuwe ijver en ’het woord van Jehovah bleef groeien en verbreidde zich steeds meer’ (Hand. 12:24).

Toch hadden de verkondigers theocratische opleiding nodig. En daarin voorzag Jehovah.

^ ¶10 Het verbod werd in 1948 opgeheven.