De eerste brief aan de Thessalonicenzen 3:1-13

  • Paulus wacht in spanning in Athene (1-5)

  • Timotheüs’ geruststellende bericht (6-10)

  • Gebed voor de Thessalonicenzen (11-13)

3  Toen we het niet langer konden uithouden, leek het ons het beste om zelf in Athene achter te blijven.+  En we hebben Timotheüs+ gestuurd, onze broeder en Gods dienaar* in het goede nieuws over de Christus. Hij moest jullie versterken* en jullie aanmoedigen in jullie geloof,  zodat niemand door die beproevingen van slag zou raken.* Want jullie weten zelf dat we zulke dingen niet kunnen vermijden.*+  Toen we bij jullie waren, zeiden we jullie al van tevoren dat we beproevingen zouden meemaken, en zoals jullie weten is dat ook gebeurd.+  Daarom heb ik, toen ik het niet langer kon uithouden, iemand gestuurd om te informeren naar jullie trouw.+ Ik was bang dat de Beproever+ jullie misschien op de een of andere manier op de proef had gesteld en ons harde werk tevergeefs was geweest.  Maar nu is Timotheüs net weer bij ons terug+ met het goede nieuws over jullie trouw en liefde. Hij heeft verteld dat jullie nog steeds goede herinneringen aan ons hebben en dat jullie er net zo naar verlangen ons te zien als wij jullie.  Daarom, broeders, zijn we in al onze moeilijkheden* en ellende gerustgesteld door jullie en door jullie trouw.+  Want wij leven op* als jullie vaststaan in de Heer.  Hoe kunnen we God ooit bedanken voor jullie en voor alle vreugde die we dankzij jullie tegenover onze God hebben? 10  Dag en nacht smeken we intens om jullie* te mogen zien en om te kunnen aanvullen wat aan jullie geloof ontbreekt.+ 11  We bidden dat onze God en Vader zelf en onze Heer Jezus voor ons de weg vrijmaken om bij jullie te komen. 12  En we bidden dat de Heer jullie liefde voor elkaar+ en voor alle anderen laat groeien en overvloedig laat zijn, net als onze liefde voor jullie, 13  en dat hij jullie hart standvastig maakt, zuiver* en heilig voor onze God+ en Vader bij de aanwezigheid van onze Heer Jezus+ met al zijn heiligen.

Voetnoten

Of mogelijk ‘en Gods medewerker’.
Of ‘standvastig maken’.
Lett.: ‘aan het wankelen gebracht zou worden’.
Of ‘dat we daarvoor bestemd zijn’.
Lett.: ‘nood’.
Lett.: ‘wij leven’.
Lett.: ‘jullie gezicht’.
Of ‘onberispelijk’.