Ezechiël 16:1-63

  • Gods liefde voor Jeruzalem (1-63)

    • Gevonden als verlaten kind (1-7)

    • God kleedt haar en sluit huwelijksverbond (8-14)

    • Ze wordt ontrouw (15-34)

    • Gestraft als overspelige vrouw (35-43)

    • Vergeleken met Samaria en Sodom (44-58)

    • God denkt terug aan verbond (59-63)

16  Het woord van Jehovah kwam opnieuw tot mij:  ‘Mensenzoon, laat Jeruzalem weten wat haar walgelijke praktijken zijn.+  Je moet zeggen: “Dit zegt de Soevereine Heer Jehovah tegen Jeruzalem: ‘Je oorsprong en geboorte waren in het land van de Kanaäniet. Je vader was een Amoriet+ en je moeder een Hethitische.+  Op de dag dat je geboren werd, is je navelstreng niet doorgesneden, ben je niet met water schoongewassen, ben je niet met zout ingewreven en ben je niet in doeken gewikkeld.  Niemand had genoeg medelijden met je om een van die dingen te doen. Niemand had medegevoel met je. In plaats daarvan werd je op het open veld gegooid omdat je* werd gehaat op de dag dat je geboren werd.  Toen ik voorbijkwam, zag ik hoe je lag te spartelen in je eigen bloed. Terwijl je daar in het bloed lag, zei ik: “Blijf leven!” Ja, ik zei tegen je terwijl je daar in je bloed lag: “Blijf leven!”  Ik maakte je tot een heel grote menigte, als planten die uitspruiten op het veld. Je groeide op en ontwikkelde je en droeg de mooiste sieraden. Je kreeg stevige borsten en je haar groeide, maar je was nog steeds helemaal naakt.’”  “Toen ik voorbijkwam en je zag, merkte ik op dat je oud genoeg was voor de liefde. Daarom spreidde ik mijn mantel* over je uit+ en bedekte ik je naaktheid. Ik zwoer een eed en sloot een verbond* met je,” verklaart de Soevereine Heer Jehovah, “en je werd van mij.  Ik waste je met water, spoelde het bloed van je af en deed olie op je.+ 10  Ik trok je toen een geborduurd gewaad aan, gaf je sandalen van zacht leer,* wikkelde je in fijn linnen en deed je kostbare kleding aan. 11  Ik tooide je met sieraden en deed armbanden om je polsen en een ketting om je hals. 12  Ik gaf je ook een neusring en oorringen en ik zette een prachtige kroon op je hoofd. 13  Je tooide je met goud en zilver, je kleding bestond uit fijn linnen, kostbare stof en een geborduurd gewaad. Meelbloem, honing en olie waren je voedsel. Je werd buitengewoon mooi+ en was geschikt om koningin te zijn.”’* 14  ‘“Je werd beroemd* onder de volken+ vanwege je schoonheid. Die was volmaakt omdat ik mijn eigen pracht op je had gelegd”,+ verklaart de Soevereine Heer Jehovah.’ 15  ‘“Maar je ging op je schoonheid vertrouwen+ en gebruikte je roem om een hoer te worden.+ Je gaf jezelf als hoer aan elke voorbijganger+ en je schoonheid werd van hem. 16  Je nam enkele van je kledingstukken en maakte kleurrijke offerhoogten waar je je als hoer aanbood.+ Zulke dingen mogen niet plaatsvinden, ze horen niet te gebeuren. 17  Ook nam je je prachtige sieraden, gemaakt van het goud en zilver dat ik je had gegeven, en maakte daarvan mannenbeelden waarmee je prostitutie bedreef.+ 18  Je nam je geborduurde gewaden en bedekte ze,* en je bood ze mijn olie en mijn wierook aan.+ 19  Het brood dat ik je had gegeven — gemaakt van meelbloem, olie en honing die ik je te eten gaf — bood je ze aan als een aangename* geur.+ Zo is het gegaan”, verklaart de Soevereine Heer Jehovah.’ 20  ‘“Je nam de zonen en dochters die je mij had gebaard+ en offerde die aan afgoden om verslonden te worden.+ Waren je daden van prostitutie nog niet genoeg? 21  Je slachtte mijn zonen en verbrandde ze als offer.*+ 22  Bij al je walgelijke praktijken en daden van prostitutie dacht je niet terug aan de dagen van je jeugd, toen je helemaal naakt was en lag te spartelen in je eigen bloed. 23  Na al je slechtheid — wee jou, wee”,+ verklaart de Soevereine Heer Jehovah. 24  “Je bouwde een verhoging en maakte een offerhoogte op elk plein. 25  Je bouwde je offerhoogten op het drukste punt van elke straat en je veranderde je schoonheid in iets walgelijks door jezelf aan te bieden aan* elke voorbijganger.+ Je vermenigvuldigde je daden van prostitutie.+ 26  Je gaf jezelf als hoer aan de zonen van Egypte,+ je wellustige buren,* en je tergde mij met je talloze daden van prostitutie. 27  Nu zal ik mijn hand tegen je uitstrekken, je hoeveelheid voedsel verminderen+ en je overleveren aan de wil* van de vrouwen die je haten,+ de dochters van de Filistijnen, die geschokt waren door je schandelijke* gedrag.+ 28  Omdat je onverzadigbaar was, gaf je je vervolgens als hoer aan de zonen van Assyrië,+ maar nadat je je aan hen had gegeven, was je nog steeds niet verzadigd. 29  Daarom ging je je ook als hoer aanbieden in het land van de handelaars* en aan de Chaldeeën,+ maar zelfs toen was je niet verzadigd. 30  Wat was je hart ziek”,** verklaart de Soevereine Heer Jehovah, “toen je al die dingen deed en je je gedroeg als een schaamteloze hoer!+ 31  Je bouwde je verhoging op het drukste punt van elke straat en maakte je offerhoogte op elk plein, maar anders dan een hoer wilde je niet betaald worden. 32  Je bent een overspelige vrouw die vreemden ontvangt in plaats van haar eigen man!+ 33  Hoeren krijgen altijd een geschenk,+ maar jij geeft zelf geschenken aan al je minnaars.+ Je biedt ze steekpenningen aan om van alle kanten naar je toe te komen om prostitutie te bedrijven.+ 34  Jij bent het tegenovergestelde van andere vrouwen die prostitutie bedrijven. Niemand bedrijft prostitutie zoals jij! Jij betaalt anderen en zij betalen jou niet. Bij jou gaat het precies andersom.” 35  Daarom, hoer,+ hoor het woord van Jehovah. 36  Dit zegt de Soevereine Heer Jehovah: “Je hebt je lust uitgestort en je naaktheid is ontbloot tijdens je prostitutie met je minnaars en al je afschuwelijke, walgelijke afgoden*+ waaraan je zelfs het bloed van je zonen hebt geofferd.+ 37  Daarom verzamel ik alle minnaars die je genot hebt gegeven — alle minnaars die je hebt liefgehad en alle minnaars die je hebt gehaat. Ik zal ze van alle kanten tegen je bijeenbrengen en je naaktheid voor ze ontbloten. Ze zullen je helemaal naakt zien.+ 38  Ik zal je straffen met de oordelen die vrouwen verdienen die overspelig zijn+ of bloed vergieten.+ Je bloed zal vergoten worden in woede en jaloezie.+ 39  Ik zal je in hun hand geven en ze zullen je verhogingen omverhalen en je offerhoogten afbreken.+ Ze zullen je kleren uittrekken,+ je prachtige sieraden afpakken+ en je helemaal naakt achterlaten. 40  Ze zullen een menigte tegen je opzetten,+ je stenigen+ en je afslachten met hun zwaarden.+ 41  Ze zullen je huizen platbranden+ en het oordeel aan je voltrekken voor de ogen van veel vrouwen. Ik zal een eind maken aan je prostitutie+ en je zult anderen niet meer betalen. 42  Ik zal mijn woede tegen je tot bedaren brengen+ en mijn verontwaardiging zal van je wijken.+ Ik zal kalm zijn en me niet meer getergd voelen.” 43  “Omdat je niet hebt teruggedacht aan de dagen van je jeugd+ en je mij woedend hebt gemaakt door al die dingen te doen, zal ik je nu de consequenties van je daden* laten dragen”, verklaart de Soevereine Heer Jehovah. “Je zult niet langer doorgaan met je schandelijke gedrag en al je walgelijke praktijken. 44  Luister! Iedereen die spreuken gebruikt, zal deze spreuk op je toepassen: ‘Zo moeder, zo dochter!’+ 45  Je bent echt een dochter van je moeder, die haar man en haar kinderen verachtte. En je bent net als je zussen, die hun man en hun kinderen verachtten. Je moeder was een Hethitische en je vader een Amoriet.”’+ 46  ‘“Je oudste zus is Sama̱ria,+ die samen met haar dochters* ten noorden* van je woont.+ Je jongste zus, die ten zuiden* van je woont, is Sodom+ met haar dochters.+ 47  Je hebt niet alleen hun wegen gevolgd en hun walgelijke praktijken overgenomen, maar in korte tijd ben je je in alles nog meer gaan misdragen dan zij.+ 48  Zo zeker als ik leef,” verklaart de Soevereine Heer Jehovah, “je zus Sodom en haar dochters hebben niet gedaan wat jij en je dochters hebben gedaan. 49  Luister! Dit was de zonde van je zus Sodom: Zij en haar dochters+ waren trots.+ Ze hadden volop te eten+ en zorgeloze rust,+ en toch hielpen ze de zwakken en de armen niet.+ 50  Ze bleven hoogmoedig+ en deden voor mijn ogen walgelijke praktijken.+ Daarom vond ik het nodig hen te verwijderen.+ 51  En ook Sama̱ria+ heeft nog niet half zo veel zonden begaan als jij. Je hebt je schuldig gemaakt aan veel meer walgelijke praktijken dan zij. Het kwam zelfs zover dat je zussen rechtvaardig leken door al jouw walgelijke praktijken.+ 52  Nu moet je je vernedering dragen omdat je het gedrag van je zussen hebt gerechtvaardigd.* Omdat je de zonde hebt begaan je nog walgelijker te gedragen dan zij, zijn ze rechtvaardiger dan jij. Schaam je daarom nu en draag de vernedering dat je je zussen rechtvaardig laat lijken.” 53  “Ik zal hun gevangenen terugbrengen, de gevangenen uit Sodom en haar dochters en de gevangenen uit Sama̱ria en haar dochters. Ook de gevangenen uit jouw midden zal ik met hen terugbrengen.+ 54  Dan zul je je vernedering dragen. Je zult je schamen vanwege alles wat je hebt gedaan waardoor zij zich beter voelen. 55  Je eigen zussen Sodom en Sama̱ria met hun dochters zullen in hun vroegere staat worden hersteld. Ook jij en je eigen dochters zullen in jullie vroegere staat worden hersteld.+ 56  De naam van je zus Sodom kwam niet over je lippen op de dag van je trots, 57  voordat je eigen slechtheid aan het licht kwam.+ Nu bespotten de dochters van Syrië en haar buren je, en de dochters van de Filistijnen+ die je omringen behandelen je met minachting. 58  Je zult de consequenties dragen van je schandelijke gedrag en je walgelijke praktijken”, verklaart Jehovah.’ 59  ‘Want dit zegt de Soevereine Heer Jehovah: “Ik zal nu met jou doen zoals jij hebt gedaan,+ want je hebt de eed veracht door mijn verbond te verbreken.+ 60  Toch zal ik terugdenken aan het verbond dat ik in de dagen van je jeugd met je heb gesloten, en ik zal een blijvend verbond met je sluiten.+ 61  Je zult terugdenken aan je gedrag en je vernederd voelen+ wanneer je je zussen verwelkomt, zowel de oudere als de jongere. Ik zal ze aan je geven als dochters, maar niet vanwege je verbond.” 62  “Ik zal mijn verbond met je sluiten en je zult moeten weten dat ik Jehovah ben. 63  Wanneer ik verzoening voor je doe ondanks alles wat je hebt gedaan,+ zul je terugdenken en te beschaamd zijn om je mond te openen vanwege je vernedering”,+ verklaart de Soevereine Heer Jehovah.’

Voetnoten

Of ‘je ziel’.
Of ‘mantelslip’.
Of ‘van robbenvel’.
Of ‘voor een koninklijke positie’.
Lett.: ‘een naam ging voor je uit’.
D.w.z. de mannenbeelden.
Of ‘kalmerende’, ‘geruststellende’. Lett.: ‘rustgevende’.
Of ‘liet ze door het vuur gaan’.
Lett.: ‘je benen te spreiden voor’.
Lett.: ‘je buren groot van vlees’.
Of ‘ziel’.
Of ‘obscene’.
Lett.: ‘het land Kanaän’.
Of ‘zwak’.
Of mogelijk ‘o hoe ben ik van woede vervuld tegen je’.
De Hebreeuwse term is misschien verwant aan een woord voor uitwerpselen en werd gebruikt als een uiting van minachting.
Lett.: ‘weg’.
Lett.: ‘rechts’.
Lett.: ‘links’.
Waarschijnlijk de bijbehorende plaatsen.
Of ‘je hebt gepleit ten gunste van je zussen’.