Amos 8:1-14

  • Visioen van mand met zomerfruit (1-3)

  • Onderdrukkers veroordeeld (4-14)

    • Geestelijke hongersnood (11)

8  Dit heeft de Soevereine Heer Jehovah me laten zien: ik zag een mand met zomerfruit.  Toen zei hij: ‘Wat zie je, Amos?’ Ik antwoordde: ‘Een mand met zomerfruit.’ Daarop zei Jehovah tegen me: ‘Het einde is gekomen voor mijn volk Israël. Ik zal ze niet meer vergeven.+  “De tempelliederen zullen op die dag in gejammer veranderen”,+ verklaart de Soevereine Heer Jehovah. “Overal zullen er lijken neergeworpen zijn+ — stil!”   Luister, jullie die de armen vertrappenen een eind maken aan de zachtmoedigen van het land,+   die zeggen: “Wanneer is het nieuwemaansfeest voorbij,+ zodat we graan kunnen verkopen? Wanneer de sabbat,+ zodat we graan te koop kunnen aanbieden? Dan kunnen we de efa* kleiner makenen het gewicht van de sikkel* groterom te bedriegen met een vervalste weegschaal.+   Dan kunnen we de behoeftigen kopen voor zilveren de armen voor een paar sandalen,+en kunnen we het graanafval verkopen.”   Jehovah heeft gezworen bij de Trots van Jakob:+ “Nooit zal ik al hun daden vergeten.+   Daarom zal het land* beven,alle bewoners zullen rouwen.+ Zal het niet helemaal omhoogkomen als de Nijlen kolken en weer zakken als de Nijl van Egypte?”+   “Op die dag”, verklaart de Soevereine Heer Jehovah,“zal ik de zon midden op de dag laten ondergaanen het land op klaarlichte dag verduisteren.+ 10  Ik zal jullie feesten veranderen in rouw+en al jullie liederen in klaagliederen.* Ik zal om alle heupen een zak doen en elk hoofd kaal maken. Ik zal jullie laten rouwen als om een enige zoonen die dag zal bitter eindigen.” 11  “De dagen komen”, verklaart de Soevereine Heer Jehovah,“dat ik hongersnood op het land af stuur,geen honger naar brood of dorst naar watermaar honger naar de woorden van Jehovah.+ 12  Ze zullen wankelen van zee tot zeeen van het noorden naar het oosten.* Ze zullen overal zoeken* naar het woord van Jehovah maar het niet vinden. 13  Op die dag zullen mooie maagdenen jonge mannen bezwijken van de dorst. 14  Zij die zweren bij de schuld van Sama̱ria+ en zeggen: ‘Zo zeker als je god leeft, Dan!’+ en: ‘Zo zeker als de weg van Berse̱ba+ leeft!’ — zij zullen vallen en niet meer opstaan.”’+

Voetnoten

Of ‘de aarde’.
Of ‘rouwliederen’.
Of ‘de zonsopgang’.
Of ‘her- en derwaarts gaan om te zoeken’.