Genesis 6:1-22

  • Zonen van God nemen vrouwen op aarde (1-3)

  • Nefilim geboren (4)

  • Slechtheid mensen doet Jehovah verdriet (5-8)

  • Noach krijgt opdracht ark te bouwen (9-16)

  • God kondigt vloed aan (17-22)

6  Er kwamen steeds meer mensen op aarde en ze kregen dochters. 2  Het begon de zonen van de ware God*+ op te vallen hoe mooi de dochters van de mensen waren, dus namen ze wie ze maar wilden tot vrouw. 3  Toen zei Jehovah: ‘Mijn geest zal de mens niet voor altijd verdragen,+ want hij is alleen maar vlees.* Daarom zal hij nog 120 jaar leven.’+ 4  In die tijd en ook daarna waren de Ne̱filim* op aarde omdat de zonen van de ware God gemeenschap hadden met de dochters van de mensen en zonen bij hen kregen. Dat waren de sterke mannen uit de oudheid, de beroemde mannen. 5  Toen zag Jehovah hoe groot de slechtheid van de mensen op aarde was en dat hun gedachten en de verlangens* van hun hart altijd alleen maar slecht waren.+ 6  Jehovah had er spijt* van dat hij mensen op aarde had gemaakt, en het kwetste hem in zijn hart.+ 7  Daarom zei Jehovah: ‘Ik zal de mensen die ik heb geschapen van de aarde wegvagen, mensen en ook vee, kruipende dieren en vliegende dieren, want ik heb er spijt van dat ik ze heb gemaakt.’ 8  Maar Noach had Jehovah’s gunst. 9  Dit is de geschiedenis van Noach. Noach was een rechtvaardig man.+ Hij gedroeg zich onberispelijk onder de mensen van zijn tijd.* Noach wandelde met de ware God.+ 10  Na verloop van tijd werd Noach de vader van drie zonen: Sem, Cham en Ja̱feth.+ 11  Maar de aarde was verdorven geworden in de ogen van de ware God en was vol geweld. 12  Ja, God keek naar de aarde en zag dat die verdorven was.+ Alle mensen* op aarde leidden een verdorven leven.*+ 13  Daarna zei God tegen Noach: ‘Ik heb besloten een eind te maken aan het leven van alle mensen,* want door hen is de aarde vol geweld. Daarom ga ik ze samen met de aarde vernietigen.+ 14  Maak een ark* van harsachtig hout.+ Je moet verschillende ruimten in de ark maken en de ark vanbinnen en vanbuiten met teer*+ bestrijken. 15  Zo moet je de ark maken: de ark moet 300 el* lang zijn, 50 el breed en 30 el hoog. 16  Je moet een venster* maken in de ark, één el onder de bovenrand. De ingang van de ark moet je aan de zijkant maken,+ en je moet een benedendek maken en daarboven nog twee dekken. 17  Wat mij betreft, ik ga een watervloed+ over de aarde brengen om alles* onder de hemel dat de levensadem* heeft te vernietigen. Alles op aarde zal vergaan.+ 18  Ik sluit een verbond* met je, en je moet de ark in gaan, samen met je zonen, je vrouw en de vrouwen van je zonen.+ 19  Van alle diersoorten moet je er twee in de ark brengen,+ een mannetje en een vrouwtje,+ zodat ze samen met jou in leven blijven. 20  Van de vliegende dieren naar hun soort, de tamme dieren naar hun soort en alle kruipende dieren naar hun soort zullen er twee van elk naar je toe komen en naar binnen gaan. Zo zullen ze in leven blijven.+ 21  En je moet allerlei voedsel verzamelen en met je meenemen,+ zodat jij en de dieren daarvan kunnen eten.’ 22  Noach deed alles wat God hem had opgedragen. Precies zo deed hij het.+

Voetnoten

Een Hebreeuwse uitdrukking waarmee de engelen worden bedoeld.
Of ‘omdat hij naar het vlees leeft’.
Bet. mogelijk: ‘vellers’, d.w.z. personen die anderen doen vallen. Zie Woordenlijst.
Of ‘neigingen’, ‘motieven’.
Of ‘verdriet’.
Lett.: ‘zijn generaties’.
Lett.: ‘vlees’.
Of ‘hadden hun weg op de aarde verdorven’.
Lett.: ‘vlees’.
Lett.: ‘kist’, een groot vaartuig.
Of ‘pek’.
Een el was 44,5 cm. Zie App. B14.
Hebr.: tsohar. In plaats van een venster of een lichtopening kan de tsohar ook een dak zijn geweest met een helling van één el.
Of ‘levensgeest’.
Lett.: ‘alle vlees’.