Jesaja 46:1-13

  • Babylonische afgoden tegenover Israëls God (1-13)

    • Jehovah voorzegt de toekomst (10)

    • Roofvogel van waar de zon opgaat (11)

46  Bel knielt,+ Ne̱bo buigt. Hun afgoden zijn op dieren geladen, op lastdieren,+als bagage die zwaar op de vermoeide dieren drukt.   Ze buigen en knielen samen neer,ze kunnen de lading* niet reddenen zelf worden ze* gevangengenomen.   ‘Luister naar mij, huis van Jakob, en jullie allemaal die overblijven van het huis van Israël,+jullie die ik vanaf de geboorte heb gesteund en vanaf de moederschoot heb gedragen.+   Tot in je ouderdom blijf ik dezelfde,+tot in je grijsheid blijf ik je steunen. Ik zal je dragen, steunen en redden, net zoals voorheen.+   Met wie willen jullie me vergelijken, meten of gelijkstellen,+alsof we op elkaar zouden lijken?+   Er zijn mensen die het goud uit hun buidel schudden. Ze wegen het zilver af op de weegschaal. Ze huren een smid en hij maakt er een god van.+ Dan buigen ze diep, ze aanbidden hem.*+   Ze tillen hem op hun schouders.+ Ze dragen hem rond en zetten hem op zijn plek, en daar staat hij dan. Hij komt niet van zijn plaats.+ Ze roepen tot hem maar hij antwoordt niet. Iemand die het moeilijk heeft kan hij niet redden.+   Denk hieraan en verzamel moed. Neem het ter harte, overtreders.   Denk aan wat er vroeger* gebeurd is, lang geleden,dat ik God* ben, er is geen ander. Ik ben God, er is niemand als ik.+ 10  Vanaf het begin vertel ik de afloopen van oudsher de dingen die nog niet zijn gedaan.+ Ik zeg: “Wat ik besluit* zal gebeuren+en alles wat ik wil zal ik doen.”+ 11  Van waar de zon opgaat* roep ik een roofvogel,+uit een ver land de man die mijn besluit* uitvoert.+ Ik heb het gezegd en ik zal het laten gebeuren. Ik heb het me voorgenomen en ik zal het ook doen.+ 12  Luister naar me, koppige* mensen,jullie die ver van rechtvaardigheid af staan. 13  Ik heb mijn rechtvaardigheid dichtbij gebracht. Ze is niet ver wegen mijn redding zal niet op zich laten wachten.+ In Sion zal ik redding brengen, aan Israël mijn pracht.’+

Voetnoten

D.w.z. de afgoden op de dieren.
Of ‘hun zielen’.
Lett.: ‘buigen zich ervoor neer’.
Lett.: ‘eerst’.
Of ‘de Goddelijke’.
Of ‘mijn raad’, ‘mijn voornemen’.
Of ‘uit het oosten’.
Of ‘mijn raad’, ‘mijn voornemen’.
Lett.: ‘sterk van hart’.