Numeri 26:1-65

  • Tweede telling Israëls stammen (1-65)

26  Na de plaag+ zei Jehovah tegen Mozes en Elea̱zar, de zoon van de priester Aäron:  ‘Houd een telling onder de hele gemeenschap van Israël van 20 jaar en ouder, volgens hun vaderlijke huizen. Iedereen die in het leger van Israël kan dienen, moet geteld worden.’+  Toen spraken Mozes en de priester Elea̱zar+ met het volk in de woestijnvlakte van Moab+ bij de Jordaan, tegenover Jericho.+ Ze zeiden:  ‘Houd een telling onder degenen van 20 jaar en ouder, zoals Jehovah Mozes heeft opgedragen.’+ Dit waren de zonen van Israël die uit Egypte waren vertrokken:  Ruben,+ Israëls eerstgeboren zoon; Rubens zonen+ waren: van Ha̱noch de familie van de Hanochieten; van Pa̱llu de familie van de Palluïeten;  van He̱zron de familie van de Hezronieten; van Ka̱rmi de familie van de Karmieten.  Dat waren de families van de Rubenieten. Het aantal van hen dat werd geregistreerd was 43.730.+  De zoon van Pa̱llu was Eli̱ab.  De zonen van Eli̱ab waren Ne̱muël, Da̱than en Abi̱ram. Deze Da̱than en Abi̱ram waren afgevaardigden van de gemeenschap die zich samen met Korachs aanhangers+ tegen Mozes+ en Aäron hadden verzet toen ze zich tegen Jehovah verzetten.+ 10  Toen opende de aarde zich* en slokte hen op. Wat Korach betreft, hij stierf met zijn aanhangers toen het vuur 250 mannen verteerde.+ Ze werden een waarschuwend voorbeeld.+ 11  Maar de zonen van Korach stierven niet.+ 12  Dit waren de zonen van Simeon+ volgens hun families: van Ne̱muël de familie van de Nemuëlieten; van Ja̱min de familie van de Jaminieten; van Ja̱chin de familie van de Jachinieten; 13  van Ze̱ra de familie van de Zarhieten; van Saul de familie van de Saulieten. 14  Dat waren de families van de Simeonieten — 22.200.+ 15  Dit waren de zonen van Gad+ volgens hun families: van Ze̱fon de familie van de Zefonieten; van Ha̱ggi de familie van de Haggieten; van Su̱ni de familie van de Sunieten; 16  van O̱zni de familie van de Oznieten; van E̱ri de familie van de Erieten; 17  van A̱rod de familie van de Arodieten; van Are̱li de familie van de Arelieten. 18  Dat waren de families van de zonen van Gad. Het aantal van hen dat werd geregistreerd was 40.500.+ 19  De zonen van Juda+ waren Er en O̱nan.+ Maar Er en O̱nan waren in Kanaän gestorven.+ 20  Dit waren de zonen van Juda volgens hun families: van Se̱lah+ de familie van de Selanieten; van Pe̱rez+ de familie van de Parzieten; van Ze̱ra+ de familie van de Zarhieten. 21  Dit waren de zonen van Pe̱rez: van He̱zron+ de familie van de Hezronieten; van Ha̱mul+ de familie van de Hamulieten. 22  Dat waren de families van Juda. Het aantal van hen dat werd geregistreerd was 76.500.+ 23  Dit waren de zonen van I̱ssaschar+ volgens hun families: van To̱la+ de familie van de Tolaïeten; van Pu̱va de familie van de Punieten; 24  van Ja̱sub de familie van de Jasubieten; van Si̱mron de familie van de Simronieten. 25  Dat waren de families van I̱ssaschar. Het aantal van hen dat werd geregistreerd was 64.300.+ 26  Dit waren de zonen van Ze̱bulon+ volgens hun families: van Se̱red de familie van de Sardieten; van E̱lon de familie van de Elonieten; van Ja̱hleël de familie van de Jahleëlieten. 27  Dat waren de families van de Zebulonieten. Het aantal van hen dat werd geregistreerd was 60.500.+ 28  Dit waren de zonen van Jozef+ volgens hun families: Manasse en Efraïm.+ 29  Dit waren de zonen van Manasse:+ van Ma̱chir+ de familie van de Machirieten; en Ma̱chir werd de vader van Gilead;+ van Gilead de familie van de Gileadieten. 30  Dit waren de zonen van Gilead: van Ië̱zer de familie van de Iëzrieten; van He̱lek de familie van de Helekieten; 31  van A̱sriël de familie van de Asriëlieten; van Sichem de familie van de Sichemieten; 32  van Semi̱da de familie van de Semidaïeten; van He̱fer de familie van de Heferieten. 33  Zela̱fead, de zoon van He̱fer, had geen zonen maar alleen dochters.+ De dochters van Zela̱fead+ heetten Ma̱chla, No̱a, Ho̱gla, Mi̱lka en Ti̱rza. 34  Dat waren de families van Manasse. Het aantal van hen dat werd geregistreerd was 52.700.+ 35  Dit waren de zonen van Efraïm+ volgens hun families: van Su̱telah+ de familie van de Sutalhieten; van Be̱cher de familie van de Bachrieten; van Ta̱han de familie van de Tahanieten. 36  Dit waren de zonen van Su̱telah: van E̱ran de familie van de Eranieten. 37  Dat waren de families van de zonen van Efraïm. Het aantal van hen dat werd geregistreerd was 32.500.+ Dat waren de zonen van Jozef volgens hun families. 38  Dit waren de zonen van Benjamin+ volgens hun families: van Be̱la+ de familie van de Balieten; van A̱sbel de familie van de Asbelieten; van Ahi̱ram de familie van de Ahiramieten; 39  van Sefu̱fam de familie van de Sufamieten; van Hu̱fam de familie van de Hufamieten. 40  De zonen van Be̱la waren Ard en Naä̱man:+ van Ard de familie van de Ardieten; van Naä̱man de familie van de Naämieten. 41  Dat waren de zonen van Benjamin volgens hun families. Het aantal van hen dat werd geregistreerd was 45.600.+ 42  Dit waren de zonen van Dan+ volgens hun families: van Su̱ham de familie van de Suhamieten. Dat waren de families van Dan volgens hun families. 43  In totaal werden er van alle families van de Suhamieten 64.400 geregistreerd.+ 44  Dit waren de zonen van Aser+ volgens hun families: van Ji̱mna de familie van de Jimnaïeten; van Ji̱svi de familie van de Jisvieten; van Beri̱a de familie van de Beriïeten; 45  van de zonen van Beri̱a: van He̱ber de familie van de Heberieten; van Ma̱lkiël de familie van de Malkiëlieten. 46  Asers dochter heette Se̱rah. 47  Dat waren de families van de zonen van Aser. Het aantal van hen dat werd geregistreerd was 53.400.+ 48  Dit waren de zonen van Na̱ftali+ volgens hun families: van Ja̱hzeël de familie van de Jahzeëlieten; van Gu̱ni de familie van de Gunieten; 49  van Je̱zer de familie van de Jizrieten; van Si̱llem de familie van de Sillemieten. 50  Dat waren de families van Na̱ftali volgens hun families. Het aantal van hen dat werd geregistreerd was 45.400.+ 51  Het totale aantal Israëlieten dat werd geregistreerd was 601.730.+ 52  Daarna zei Jehovah tegen Mozes: 53  ‘Onder hen moet het land als erfdeel worden verdeeld volgens het aantal geregistreerde namen.+ 54  Aan de grotere groepen moet je een groter erfdeel geven en aan de kleinere groepen een kleiner erfdeel.+ Het erfdeel dat elke groep krijgt, moet in verhouding staan tot het aantal dat geregistreerd is. 55  Het land moet door loting worden toegewezen.+ Ze moeten hun erfdeel krijgen overeenkomstig de namen van de stammen van hun voorvaders. 56  Alle erfdelen moeten door loting worden bepaald en worden verdeeld onder de grotere en de kleinere groepen.’ 57  Dit waren de Levieten+ die volgens hun families werden geregistreerd: van Ge̱rson de familie van de Gersonieten; van Ke̱hath+ de familie van de Kehathieten; van Mera̱ri de familie van de Merarieten. 58  Dit waren de families van de Levieten: de familie van de Libnieten,+ de familie van de Hebronieten,+ de familie van de Mahlieten,+ de familie van de Musieten+ en de familie van de Korachieten.+ Ke̱hath werd de vader van A̱mram.+ 59  De vrouw van A̱mram heette Joche̱bed.+ Zij was Levi’s dochter, die zijn vrouw hem in Egypte schonk. Ze schonk A̱mram Aäron en Mozes en hun zus Mirjam.+ 60  Aäron werd de vader van Na̱dab, Abi̱hu, Elea̱zar en I̱thamar.+ 61  Maar Na̱dab en Abi̱hu stierven omdat ze onwettig vuur vóór Jehovah hadden aangeboden.+ 62  Het totale aantal dat werd geregistreerd was 23.000, allemaal mannelijke personen van één maand en ouder.+ Ze werden niet samen met de andere Israëlieten geregistreerd+ omdat ze geen erfdeel mochten krijgen onder de Israëlieten.+ 63  Dat waren degenen die door Mozes en de priester Elea̱zar werden geregistreerd toen ze de Israëlieten registreerden in de woestijnvlakte van Moab bij de Jordaan, tegenover Jericho. 64  Maar onder hen bevond zich niemand die door Mozes en de priester Aäron geregistreerd was bij de telling van de Israëlieten in de Sinaïwoestijn.+ 65  Want Jehovah had over hen gezegd: ‘Ze zullen allemaal sterven in de woestijn.’+ Er was dus niemand van hen overgebleven, behalve Kaleb, de zoon van Jefu̱nne, en Jozua, de zoon van Nun.+

Voetnoten

Lett.: ‘haar mond’.