Psalmen 116:1-19

  • Danklied

    • ‘Hoe kan ik Jehovah vergoeden?’ (12)

    • ‘Ik zal de beker van redding opheffen’ (13)

    • ‘Ik zal mijn geloften aan Jehovah inlossen’ (14, 18)

    • Groot verlies als loyalen sterven (15)

116  Ik houd van Jehovah,want hij hoort* mijn stem, mijn hulpgeroep.+  2  Hij opent zijn oor voor* mij+en ik zal hem aanroepen zolang ik leef.*  3  De banden van de dood omsloten mij,het Graf had me in zijn greep.*+ Angst en verdriet overvielen mij.+  4  Maar ik riep de naam van Jehovah aan:+ ‘Jehovah, red mij!’*  5  Jehovah is meelevend* en rechtvaardig.+ Onze God is barmhartig.+  6  Jehovah beschermt de onervarenen.+ Ik was uitgeput en hij redde mij.  7  Laat mijn ziel* weer tot rust komen,want Jehovah is goed voor mij geweest.  8  U hebt mij* gered van de dood,mijn oog van tranen, mijn voet van struikelen.+  9  Ik zal Jehovah dienen* in het land der levenden. 10  Omdat ik geloof had, sprak ik.+ Ik voelde me heel ellendig. 11  Ik raakte in paniek en zei: ‘Alle mensen zijn leugenaars.’+ 12  Hoe kan ik Jehovah vergoedenwat hij allemaal voor me heeft gedaan? 13  Ik zal de beker van redding* opheffenen de naam van Jehovah aanroepen. 14  Ik zal mijn geloften aan Jehovah inlossenin het bijzijn van heel zijn volk.+ 15  Jehovah beziet het als een groot verlies*als zijn loyalen sterven.+ 16  Ik smeek u, Jehovah,want ik ben uw dienaar. Ik ben uw dienaar, de zoon van uw slavin. U hebt mijn ketens losgemaakt.+ 17  Ik zal u een dankoffer brengen,+ik zal de naam van Jehovah aanroepen. 18  Ik zal mijn geloften aan Jehovah inlossen+in het bijzijn van heel zijn volk,+ 19  in de voorhoven van het huis van Jehovah,+in jouw midden, Jeruzalem. Loof Jah!*+

Voetnoten

Of mogelijk ‘ik heb lief omdat Jehovah (...) hoort’.
Of ‘buigt zich en luistert naar’.
Lett.: ‘in mijn dagen’.
Lett.: ‘de benauwdheden van Sjeool troffen mij’.
Of ‘mijn ziel’.
Of ‘goedgunstig’.
Of ‘mijn ziel’.
Lett.: ‘wandelen vóór’.
Of ‘van grootse redding’.
Lett.: ‘duur’.
Of ‘Hallelujah!’ ‘Jah’ is een verkorte vorm van de naam Jehovah.