Psalmen 16:1-11

  • Jehovah Bron van goedheid

    • ‘Jehovah is mijn deel’ (5)

    • ‘Mijn gedachten corrigeren me ’s nachts’ (7)

    • ‘Jehovah aan mijn rechterhand’ (8)

    • ‘U zult me niet achterlaten in het Graf’ (10)

Een miktam* van David. 16  Bescherm mij, God, want bij u heb ik mijn toevlucht gezocht.+  2  Ik zeg tegen Jehovah: ‘U bent Jehovah, mijn Bron van goedheid.  3  De heiligen op aarde,de machtigen, geven me veel vreugde.’+  4  Wie andere goden achternalopen, wacht veel verdriet.+ Nooit zal ik hun drankoffers van bloed uitgieten,hun naam zal niet over mijn lippen komen.+  5  Jehovah is mijn deel, mijn toegewezen bezit+ en mijn beker.+ U beschermt mijn erfdeel.  6  Aangename plaatsen zijn voor mij uitgemeten. Ik ben heel tevreden met mijn erfdeel.+  7  Ik loof Jehovah, die mij advies heeft gegeven.+ Zelfs ’s nachts word ik gecorrigeerd door mijn diepste gedachten.*+  8  Ik houd Jehovah steeds voor ogen.+ Omdat hij aan mijn rechterhand is, zal ik nooit wankelen.+  9  Daarom is mijn hart vrolijk, juicht mijn hele wezen.* Ik* woon in veiligheid. 10  Want u zult me niet achterlaten in* het Graf.*+ U zult niet toelaten dat wie loyaal is aan u, de kuil ziet.*+ 11  U wijst me de weg naar het leven.+ In uw aanwezigheid* is uitbundige vreugde,+aan uw rechterhand is eeuwig geluk.*

Voetnoten

Of ‘diepste gevoelens’. Lett.: ‘nieren’.
Lett.: ‘mijn heerlijkheid’.
Of ‘mijn vlees’.
Of ‘mijn ziel niet overlaten aan’.
Of ‘Sjeool’, het collectieve graf van de mensheid. Zie Woordenlijst.
Of mogelijk ‘tot ontbinding overgaat’.
Lett.: ‘bij uw gezicht’.
Of ‘aangenaamheid voor eeuwig’.