Psalmen 81:1-16

  • Aansporing om te gehoorzamen

    • Aanbid geen valse goden (9)

    • ‘Luisterde mijn volk maar’ (13)

Voor de koorleider: op de gittith.* Van Asaf.+ 81  Juich vol vreugde voor God, onze sterkte.+ Juich in triomf voor de God van Jakob.  2  Speel een lied en neem een tamboerijn,de melodieuze harp samen met het snaarinstrument.  3  Blaas op de hoorn bij nieuwemaan,+bij vollemaan, voor de dag van ons feest.+  4  Want het is een voorschrift voor Israël,een besluit van de God van Jakob.+  5  Hij gaf het als richtlijn voor Jozef+toen Hij optrok tegen Egypte.+ Ik hoorde een stem* die ik niet herkende:  6  ‘Ik tilde de last van zijn schouder,+zijn handen werden bevrijd van de mand.  7  In je nood riep je en ik bevrijdde je,+ik antwoordde je vanuit de donderwolk.*+ Ik stelde je op de proef bij het water van Me̱riba.*+ (sela)  8  Hoor, mijn volk, ik zal tegen je getuigen. O Israël, luisterde je maar naar mij.+  9  Er zal onder jullie geen vreemde god zijnen jullie zullen je niet buigen voor een buitenlandse god.+ 10  Ik, Jehovah, ben jullie God,degene die jullie uit Egypte heeft geleid.+ Doe je mond wijd open, dan zal ik hem vullen.+ 11  Maar mijn volk luisterde niet naar mijn stem,Israël wilde zich niet aan me onderwerpen.+ 12  Daarom liet ik ze hun koppige hart volgen. Ze deden wat volgens hen goed was.*+ 13  Luisterde mijn volk maar naar mij,+volgde* Israël mijn wegen maar!+ 14  Dan zou ik hun tegenstanders snel onderwerpen,ik zou mij* tegen hun vijanden keren.+ 15  Wie Jehovah haten zullen kruipen in zijn aanwezigheiden hun afloop* zal voor eeuwig zijn. 16  Maar jou* zal hij voeden met de beste* tarwe,+hij zal je verzadigen met honing uit de rots.’+

Voetnoten

Of ‘taal’.
Lett.: ‘in de schuilplaats van de donder’.
Bet.: ‘ruzie’.
Lett.: ‘Ze wandelden in hun raad.’
Lett.: ‘bewandelde’.
Lett.: ‘mijn hand’.
Lett.: ‘tijd’.
Lett.: ‘hem’, d.w.z. Gods volk.
Lett.: ‘het vet van’.