Zacharia 9:1-17

  • Gods oordeel over omringende volken (1-8)

  • Komst van Sions koning (9, 10)

    • Nederige koning rijdt op ezel (9)

  • Jehovah’s volk wordt bevrijd (11-17)

9  Een uitspraak: ‘Het woord van Jehovah is tegen het land Ha̱drachen Damaskus is het doel* ervan+— want Jehovah’s oog is op de mensheid+en op alle stammen van Israël —   en ook tegen het aangrenzende Ha̱math+en tegen Tyrus+ en Sidon+ met al hun wijsheid.+   Tyrus bouwde voor zichzelf een wal.* Ze hoopte zilver op als stofen goud als het vuil van de straten.+   Jehovah zal haar bezittingen wegnemen. Hij zal haar leger verslaan en in de zee werpen*+en ze zal in vlammen opgaan.+   A̱skelon zal het zien en bang zijn,Gaza zal grote angst voelenen ook E̱kron, omdat haar hoop beschaamd wordt. Uit Gaza zal een koning verdwijnenen A̱skelon zal onbewoond zijn.+   Een onwettige zoon zal zich in A̱sdod vestigenen ik zal een eind maken aan de trots van de Filistijn.+   Ik zal de bloedige dingen uit zijn mond verwijderenen de walgelijke dingen van tussen zijn tanden,en hij zal overblijven voor onze God. Hij zal worden als een stamhoofd in Juda+en E̱kron als de Jebusiet.+   Ik zal me als een wachter* voor mijn huis legeren,+zodat niemand erdoorheen trekt of terugkomt. Geen opzichter* zal er nog doorheen trekken,+want nu heb ik het* met eigen ogen gezien.   Jubel van vreugde, dochter Sion. Juich in triomf, dochter Jeruzalem. Kijk! Je koning komt naar je toe.+ Hij is rechtvaardig en brengt redding,*hij is nederig+ en rijdt op een ezel,op een veulen,* het jong van een ezelin.+ 10  Ik zal de strijdwagen verwijderen uit Efraïmen het paard uit Jeruzalem. De strijdboog zal worden weggenomen. En hij zal vrede verkondigen aan de volken.+ Zijn heerschappij zal zijn van zee tot zeeen van de Rivier* tot de einden van de aarde.+ 11  O vrouw, door het bloed van je verbond*zal ik je gevangenen vrijlaten uit de put zonder water.+ 12  Ga terug naar de vesting, gevangenen met hoop.+ Vandaag zeg ik tegen je: “O vrouw, ik zal je een dubbel deel vergoeden.+ 13  Want ik zal Juda als mijn boog spannen.* Efraïm zal ik op de boog leggen*en je zonen, Sion, zal ik opzettentegen jouw zonen, Griekenland. Ik maak je als het zwaard van een strijder.” 14  Jehovah zal boven hen gezien wordenen zijn pijl zal flitsen als de bliksem. De Soevereine Heer Jehovah zal de hoorn laten klinken+en hij zal verder trekken met de zuiderstormen. 15  Jehovah van de legermachten zal hen verdedigenen ze zullen de slingerstenen verslinden en bedwingen.+ Ze zullen drinken en rumoerig zijn alsof ze wijn op hebben. Ze zullen gevuld worden als de schaal,als de hoeken van het altaar.+ 16  Jehovah, hun God, zal hen op die dag reddenals de kudde van zijn volk.+ Als de edelstenen van een kroon* zullen ze flonkeren op zijn land.+ 17  Groot is zijn goedheid+en groot zijn schoonheid! Graan zal de jonge mannen laten gedijenen nieuwe wijn de maagden.’+

Voetnoten

Lett.: ‘de rustplaats’.
Of ‘vesting’.
Of mogelijk ‘verslaan op zee’.
Of ‘voorpost’.
Of ‘onderdrukker’.
Kennelijk de ellende van zijn volk.
Of ‘een mannetjesezel’.
Of ‘en overwinnend en gered’.
D.w.z. de Eufraat.
Lett.: ‘treden’.
D.w.z. als een pijl.
Of ‘diadeem’.