Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

TERRY REYNOLDS | LEVENSVERHAAL

Jehovah heeft me geholpen hem het beste te geven

Jehovah heeft me geholpen hem het beste te geven

 Ik was 14 toen Cecil, een oudere broeder, me zijn bijbel gaf. Het was de bijbel die hij had gebruikt voor zijn persoonlijke studie, en in de kantlijn had hij allerlei aantekeningen gemaakt. Ik vond het een geweldig cadeau!

 Cecil was een nederige broeder die echt om anderen gaf. Door zijn voorbeeld, en ook dat van mijn moeder en andere trouwe broeders en zusters in de gemeente, kreeg ik ‘de wil (...) om te handelen’, oftewel om Jehovah het beste te geven (Filippenzen 2:13). Ik vertel graag mijn verhaal.

Gemotiveerd door de ijver van mijn moeder

 Ik ben geboren in 1943. Mijn ouders woonden op een boerderij in de buurt van de kustplaats Bundaberg, in een regio van Queensland (Australië) waar suikerriet wordt verbouwd. Daar hadden mensen de gewoonte om op zaterdagavond naar de stad te gaan om andere mensen te ontmoeten. Op die manier ontmoetten mijn ouders in 1939 twee pioniers (fulltimepredikers van Jehovah’s Getuigen) die met ze over de Bijbel praatten. Mijn ouders werden geraakt door wat ze leerden, en na verloop van tijd werden ze Jehovah’s Getuigen. Mijn zus, Jean, en ik groeiden dus op in een christelijk gezin. Verdrietig genoeg stierf mijn vader door een ongeluk thuis. Ik was nog maar zeven, en ik was geschokt door zijn dood. Mijn herinnering aan hem is dat hij hard werkte en een goed gevoel voor humor had. Ik kijk er echt naar uit om hem weer te zien als hij een opstanding krijgt en om hem beter te leren kennen! (Handelingen 24:15)

 Mijn moeder was lief en redelijk. Ze vond het goed dat mijn zus en ik zeiden wat we wel en niet leuk vonden. Maar als het om Bijbelse principes en de aanbidding van Jehovah ging, was mijn moeder streng. We gingen geregeld naar christelijke bijeenkomsten, en Jean en ik mochten buiten schooltijd niet te veel tijd doorbrengen met kinderen die geen Getuigen waren (1 Korinthiërs 15:33). Als ik daaraan terugdenk, ben ik heel dankbaar voor haar resolute aanpak.

Toen ik ongeveer 14 jaar was

 Mijn moeder was ook een ijverige Koninkrijksprediker en ging vaak in de vakantiepioniersdienst (nu hulppioniersdienst genoemd). Ik weet nog dat ze regelmatig ruim 50 gezinnen bezocht om ze de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! te brengen. Zelfs toen ze wat ouder en niet meer zo gezond was, bleef ze heel betrokken bij mensen die interesse hadden. We hielden van haar vanwege haar liefde voor anderen, vooral voor haar kinderen, en we probeerden haar voorbeeld te volgen. In 1958, toen ik 14 was, droeg ik me aan Jehovah op en liet ik me dopen.

Aanmoediging van goede vrienden

 Niet lang daarna liet Rudolf, die in de 20 was en ook in onze gemeente zat, zich dopen. Hij was vanuit Duitsland naar Australië geëmigreerd. Op zaterdagochtend predikten Rudolf en ik vaak tot mensen die in de auto zaten terwijl anderen van hun gezin aan het winkelen waren.

 Rudolf was een ijverige broeder, en hij nodigde me uit om tijdens mijn schoolvakanties samen met hem in de vakantiepioniersdienst te gaan. Zo predikten we een keer zes weken in Gladstone, een stad zo’n 190 kilometer ten noorden van Bundaberg. Door de omgang met Rudolf, die als een oudere broer voor me was, en door de vreugde die de vakantiepioniersdienst me gaf, kreeg ik het verlangen om in de gewone pioniersdienst te gaan. Op mijn zestiende bereikte ik dat doel, en ik was vastbesloten om Jehovah mijn hele leven fulltime te dienen.

 Mijn eerste pionierstoewijzing was in Mackay, een kustplaats ten noorden van Bundaberg en niet ver van het Groot Barrièrerif. Ongeveer een jaar later, toen ik 17 was, werd ik aangesteld als speciale pionier a in de dunbevolkte outback van Australië. Mijn pionierspartner was Bennett (Ben) Brickell, b een gezalfde broeder die ruim 30 jaar ouder was dan ik. Het was echt een voorrecht om samen te mogen werken met deze doorgewinterde pionier, die bekendstond als pionier onder de pioniers!

Ik geef getuigenis aan een Aboriginal-vrouw (1963)

 Ons gebied was in het noordwesten van Queensland, een regio die grensde aan de Golf van Carpentaria. In die tijd waren Ben en ik de enige Getuigen in dat dunbevolkte gebied. Soms moesten we uren rijden van het ene huis naar het andere. Tijdens die lange ritten over stoffige wegen vertelde Ben me vaak ervaringen die hij in de dienst had meegemaakt. Bijvoorbeeld over prediken met geluidswagens c tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen het werk van Jehovah’s Getuigen in Australië verboden was.

Een broeder en ik (midden) geven Bijbelles in de outback

 Na een hele dag in de dienst zochten we altijd ergens langs de weg een plek waar we konden overnachten. d Om ons avondeten te maken, sprokkelden we wat hout en maakten we een kampvuur. Mijn bed bestond uit een waterdicht zeil, dekens en een kussen. Ik weet nog hoeveel ontzag ik voor Jehovah voelde als ik naar de sterrenhemel keek, die heel helder was omdat er helemaal geen lichtvervuiling was.

 In zo’n afgelegen gebied kan het heel gevaarlijk zijn als je autopech krijgt. Op een keer brak er een as van de auto. Het was ontzettend heet, en we hadden niet veel water meer. Ben ging liften naar het plaatsje Cloncurry, op zoek naar een andere as. Hij bleef bijna drie dagen weg. Ondertussen wachtte ik bij de auto. Elke dag kwamen er een paar auto’s voorbij, en de chauffeurs waren zo vriendelijk me wat water te geven. Een van hen gaf me ook een boek dat helemaal uit elkaar viel. ‘Lees dit maar, vriend’, zei hij. ‘Misschien heb je er wat aan.’ Tot mijn verbazing ging het boek, dat niet door onze organisatie was uitgegeven, over de ervaringen van Jehovah’s Getuigen in de naziconcentratiekampen!

 Ben en ik pionierden bijna een jaar samen. Het laatste dat hij tegen me zei toen we afscheid namen was: ‘Geef het niet op, broer.’ Bens voorbeeld van ijver en toewijding aan Jehovah maakte me nog vastbeslotener om in de volletijddienst te blijven.

Gilead, en dan naar Taiwan

 Nadat ik een aantal jaar in de outback gepionierd had, werd ik gevraagd om kringopziener te worden, wat inhoudt dat je ongeveer een week doorbrengt met elke gemeente en geïsoleerde groep in een kring. Ik heb vier kringen mogen bezoeken. Daartoe behoorden gemeenten in Queensland en New South Wales. Vervolgens kreeg ik in 1971 het onverwachte voorrecht om de 51ste klas bij te wonen van Gilead, de zendelingenschool van Jehovah’s Getuigen in New York. De vijf maanden van intensieve Bijbelstudie en opbouwende omgang met medestudenten en leraren bereidden me voor op mijn volgende toewijzing: de zendingsdienst in Taiwan.

Mijn Gileadklas

 Negen studenten van onze klas werden toegewezen aan Taiwan, onder wie Ian Brown uit Nieuw-Zeeland. Hij werd mijn zendingspartner. We wisten vrijwel niets over Taiwan. We moesten zelfs een atlas erbij pakken om te weten waar het lag.

 Ik kan me geen groter contrast voorstellen dan dat tussen de outback van Queensland en Taiwan! Onze eerste grote uitdaging was de taal: Chinees. Lange tijd kon ik niets begrijpen van wat er werd gezegd op de gemeentevergaderingen, die een belangrijke bron van geestelijke aanmoediging zijn. Ook kon ik niet goed communiceren met mijn broeders en zusters. Daardoor gingen Ian en ik de belangrijkheid inzien van onze Gileadopleiding en het grote reservoir van kennis waaruit we dankzij Gilead konden putten. Alles wat we hadden geleerd, samen met geregelde Bijbelstudie en innige gebeden, hielp ons om door te gaan. En ook al konden we niet goed met de plaatselijke broeders en zusters communiceren, hun liefde voor ons en voor Jehovah was een enorme aanmoediging voor ons.

Chinees leren

 Na onze aankomst in Taiwan kregen alle zendelingen een stoomcursus Chinees. We kregen les van Kathleen Logan, e een zuster uit Australië die was afgestudeerd van de 25ste Gileadklas. We werden helemaal ondergedompeld in de taal. En volgens de instructies gingen we zo snel mogelijk aan de slag met wat we hadden geleerd. Voor onze eerste dag in de dienst leerden Ian en ik een korte presentatie uit het hoofd. Onderweg naar het gebied hadden we het erover wie de eerste deur zou doen. Omdat ik de oudste was, maakte ik daar gebruik van door hem te vragen de eerste te doen. De huisbewoner was een gedistingeerde Chinese man. Hij luisterde geduldig naar wat Ian in een mix van Chinees en Engels probeerde te vertellen. Daarna vroeg de man tot onze stomme verbazing in perfect Engels wat we wilden! We praatten nog even verder, en aan het eind van ons gesprek moedigde hij ons aan om te blijven oefenen. Zijn vriendelijke woorden motiveerden ons om ‘het niet op te geven’, zoals Ben zou zeggen.

 We hadden een groot deel van de hoofdstad Taipei als gebied. Bijna het hele gebied was nog nooit bewerkt, want er waren daar in die tijd nog niet veel Getuigen. Maar Ian en ik lieten ons niet uit het veld slaan en begonnen ijverig te prediken. We konden vaak honderden tijdschriften per maand verspreiden. Maar ik moet toegeven dat sommige mensen de tijdschriften waarschijnlijk gewoon aannamen om erachter te komen wie we waren en wat we probeerden te zeggen! Toch deden we ons best om waarheidszaden te zaaien in het vertrouwen dat sommige zaadjes wortel zouden schieten bij mensen met de juiste instelling.

Hulp van een nieuwe partner

Wen-hwa en ik in de velddienst (1974)

 Na verloop van tijd raakte ik bevriend met Wen-hwa, een plaatselijke Taiwanese zuster. Ze hield van de waarheid en wilde de mensen in het veld helpen om net als zij voordeel te hebben van de Bijbelse boodschap. Daarom hielp ze veel zendelingen, onder wie mij, om hun taalvaardigheid te verbeteren. Ik ging veel van deze bekwame zuster houden, en in 1974 trouwden we.

 Wen-hwa hielp de zendelingen om effectiever te worden in de dienst. Ze vertelde ons veel over de gebruiken en manier van denken van de Taiwanezen, wat ons hielp bij het begrijpen van de taal. En ze hielp ons om onze presentaties aan te passen aan het plaatselijke veld, dat voornamelijk bestond uit boeddhisten en taoïsten. Voorouderverering was heel gewoon, en de meeste mensen hadden nog nooit in de Bijbel gelezen of er een gezien. Dus focusten we in onze presentaties op de Schepper — dat zijn naam Jehovah is en waarom we zeker kunnen weten dat hij bestaat. Als een boer of visser bijvoorbeeld de uitdrukking gebruikte ‘Vertrouw voor voedsel op de hemel’, dan zeiden we: ‘Wie voorziet in al het voedsel? Is dat niet de God die almachtig is, die alles heeft gemaakt en die onze aanbidding verdient?’

Wen-hwa en ik (1975)

 Na verloop van tijd werden onze inspanningen beloond. Veel waarheidszaden begonnen inderdaad wortel te schieten. Sommigen van die Bijbelstudenten moesten veel moeite doen om langgekoesterde valse leringen en on-Bijbelse gebruiken los te laten. Maar het lukte ze dankzij de hulp van de zendelingen en de plaatselijke verkondigers, en hun leven verbeterde enorm (Johannes 8:32). Veel broeders kregen later meer verantwoordelijkheden in de gemeente. En sommige broeders en zusters gingen in de volletijddienst. Een aantal ging dienen op Bethel, het plaatselijke bijkantoor.

 In 1976 kreeg ik het voorrecht om in het Taiwanese bijkantoorcomité te dienen terwijl ik nog zendeling in het veld was. In 1981 werden Wen-hwa en ik uitgenodigd om op Bethel te komen werken, waar ik nog vele jaren in het bijkantoorcomité heb gediend. Ik ben nu al meer dan 60 jaar in de volletijddienst. Meer dan 50 daarvan heb ik in Taiwan doorgebracht, en bijna 50 jaar samen met mijn lieve vrouw. Mijn voormalige zendingspartner en vriend, Ian Brown, is hier in de volletijddienst gebleven tot aan zijn dood in 2013.

Op mijn kantoor in Taiwan (1997)

 Wen-hwa en ik doen ons best om druk bezig te blijven met ons werk op Bethel, in onze Chineestalige gemeente en in de dienst. We zijn Jehovah dankbaar voor deze kostbare voorrechten. Hij gaf me de wil en de kracht om hem met heel mijn hart te dienen toen ik jong was, en dat is hij nu Wen-hwa en ik op leeftijd zijn blijven doen.

a Een speciale pionier is een fulltimeprediker die zich beschikbaar stelt om naar een plaats te gaan waar volgens het bijkantoor van Jehovah’s Getuigen behoefte is aan predikers.

b Het levensverhaal van Bennett Brickell staat in De Wachttoren van 1 december 1972.

c Geluidswagens waren uitgerust met een grote luidspreker, waarmee de Koninkrijksboodschap tot op grote afstand kon worden verspreid

d Bekijk de video Prediken in afgelegen gebied — Australië om te zien hoe broeders en zusters in het gebied van de Golf van Carpentaria prediken.

e Het levensverhaal van Harvey en Kathleen Logan staat in De Wachttoren van januari 2021.