Hoort religie zich bezig te houden met politiek?
Over de hele wereld zijn velen die beweren Jezus Christus te volgen, nauw betrokken bij politiek. Sommigen proberen hun religieuze en morele waarden te promoten door een bepaalde kandidaat of partij te steunen. En politici gebruiken morele of sociale kwesties vaak om de steun van gelovige mensen te winnen. Het is niet ongebruikelijk dat religieuze leiders zich kandidaat stellen voor een politieke functie. En in sommige landen is het zelfs zo dat een specifieke ‘christelijke’ denominatie een speciale status geniet als staatsreligie.
Wat denkt u? Horen volgelingen van Jezus Christus zich bezig te houden met politiek? Het antwoord blijkt uit het voorbeeld dat Jezus gaf. Hij zei: ‘Ik heb jullie het voorbeeld gegeven: wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen’ (Johannes 13:15). Welk voorbeeld gaf Jezus wat betreft politiek?
Hield Jezus zich bezig met politiek?
Nee. Jezus mengde zich niet in de politiek van de wereld.
Jezus was niet uit op politieke macht. Hij weigerde de macht over menselijke regeringen in ontvangst te nemen toen Satan de Duivel hem ‘alle koninkrijken van de wereld’ aanbood (Mattheüs 4:8-10). a Bij een andere gelegenheid probeerden mensen die Jezus’ leiderskwaliteiten zagen, hem te dwingen de politiek in te gaan. De Bijbel zegt: ‘Jezus wist dat ze hem wilden dwingen mee te gaan om hun koning te worden. Daarom trok hij zich weer op de berg terug, helemaal alleen’ (Johannes 6:15). Jezus gaf niet toe aan wat de mensen wilden. Hij weigerde zich met politiek in te laten.
Jezus koos geen kant in politieke kwesties. De Joden vonden het in Jezus’ tijd bijvoorbeeld heel erg dat ze belasting moesten betalen aan de Romeinse regering; ze bezagen dat als een oneerlijke last. Ze wilden dat Jezus ook een standpunt in de kwestie innam, maar hij liet zich niet verleiden tot een politiek debat over de vraag of zulke belastingen wel eerlijk waren. Hij zei: ‘Geef aan caesar wat van caesar is, maar aan God wat van God is’ (Markus 12:13-17). Hij bleef neutraal in de politieke kwestie maar liet zien dat de belastingen die werden opgelegd door de Romeinse overheid, vertegenwoordigd door caesar, betaald moesten worden. Tegelijkertijd liet hij zien dat gehoorzaamheid aan de overheid grenzen kende. Iemand moest niet aan de staat geven wat God toekwam, zoals toewijding en aanbidding (Mattheüs 4:10; 22:37, 38).
Jezus sprak zijn steun uit voor een regering in de hemel: Gods Koninkrijk (Lukas 4:43). Hij liet zich niet in met politiek omdat hij wist dat Gods Koninkrijk, niet menselijke regeringen, Gods wil voor de aarde zou realiseren (Mattheüs 6:10). Hij begreep dat Gods Koninkrijk niet via menselijke regeringen zou werken maar ze zou vervangen (Daniël 2:44).
Hielden de christenen in de eerste eeuw zich bezig met politiek?
Nee. Jezus’ volgelingen gehoorzaamden zijn gebod om ‘geen deel van de wereld te zijn’ (Johannes 15:19). Ze volgden zijn voorbeeld en hielden zich afzijdig van de politiek van de wereld (Johannes 17:16; 18:36). In plaats van zich in politieke kwesties te mengen, deden ze het werk dat Jezus had opgedragen: over Gods Koninkrijk prediken en onderwijzen (Mattheüs 28:18-20; Handelingen 10:42).
Voor de christenen in de eerste eeuw kwam gehoorzaamheid aan God op de eerste plaats, maar ze beseften ook dat ze respect moesten hebben voor de overheid (Handelingen 5:29; 1 Petrus 2:13, 17). Ze gehoorzaamden de wet en betaalden belasting (Romeinen 13:1, 7). Hoewel ze zich niet met politiek inlieten, maakten ze wel gebruik van de wettelijke bescherming en diensten die de overheid bood (Handelingen 25:10, 11; Filippenzen 1:7).
Christelijke neutraliteit in deze tijd
De Bijbel laat duidelijk zien dat zowel Jezus als zijn vroege volgelingen zich niet met politiek bezighielden. Jehovah’s Getuigen zijn ook christenen, daarom blijven ze volledig neutraal, waar ter wereld ze zich ook bevinden. Net als de christenen in de eerste eeuw doen ze het werk dat Jezus heeft opgedragen: ze prediken ‘dit goede nieuws van het Koninkrijk’ (Mattheüs 24:14).
a Jezus ontkende niet dat Satan bevoegd was om zo’n aanbod te doen. Later noemde hij Satan ‘de heerser van de wereld’ (Johannes 14:30).