UIT ONS ARCHIEF
Een culturele organisatie voor Bijbelonderwijs
In 1917 deden de Internationale Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah’s Getuigen toen heetten, de eerste georganiseerde pogingen om de gastvrije bevolking van Mexico te bereiken. Honderden oprechte mensen sloten zich bij hen aan om Jehovah te aanbidden. Maar tijdens de Tweede Wereldoorlog begon de regering van Mexico bezwaar te maken. Het probleem was waar we predikten en bijeenkwamen.
Volgens de Mexicaanse wet moest elke openbare godsdienstoefening plaatsvinden in een gebouw dat eigendom was van de overheid. Dat was een probleem omdat we congressen hadden in gehuurde openbare gebouwen, wekelijks bijeenkwamen in de privé-woningen van Getuigen en predikten op straat en van deur tot deur.
Om aan de wet te voldoen, lieten we ons in 1943 registreren als openbare, culturele non-profitorganisatie ter bevordering van onderwijs voor het maatschappelijke welzijn. Nu we geregistreerd stonden als culturele organisatie in plaats van religie, waren we niet meer verplicht alleen in overheidsgebouwen samen te komen.
We hadden allerlei activiteiten van culturele en educatieve aard. Op die manier voldeden we aan de voorwaarden die de overheid stelde voor culturele organisaties (Romeinen 13:1). Natuurlijk was ons doel hetzelfde gebleven: mensen helpen door ze de waarheid uit de Bijbel te leren (Jesaja 48:17, 18). Al snel merkten we dat Jehovah de nieuwe regeling zegende. Het legde de basis voor een enorme toename die veel Getuigen zich goed kunnen herinneren.
Een andere aanpak in de velddienst
Het belangrijkste onderdeel van ons werk in Mexico is altijd de prediking van het goede nieuws van Gods Koninkrijk geweest. Maar net als Paulus pasten we onze manier van prediken aan de omstandigheden aan (1 Korinthiërs 9:20-23). Toen Paulus bijvoorbeeld op de Areopagus de mannen van Athene toesprak, citeerde hij niet rechtstreeks uit de Bijbel (Handelingen 17:22-31). Wij deden iets soortgelijks. In de dienst namen we geen bijbel mee en als we een gesprek begonnen, maakten we er geen melding van.
‘We presenteerden ons als leden van een culturele en educatieve vereniging’, vertelt Isabel. ‘Ik gebruikte het liefst artikelen uit de Ontwaakt! die niet specifiek over Bijbelse onderwerpen gingen.’ Wat als iemand belangstelling toonde voor geestelijke dingen? Dan vertelden we hem wat de Bijbel zegt. ‘Maar we hadden geen bijbel bij ons’, zegt Aurora. ‘Dus we moesten veel Bijbelteksten uit ons hoofd leren.’ Veel mensen reageerden ook goed als we ze iets in hun eigen bijbel lieten zien.
Een kaart die ons hielp van huis tot huis te gaan
We waren erop voorbereid uit te leggen dat ons werk wettelijk erkend was, mocht iemand ernaar vragen (Filippenzen 1:7). Het hielp dat we ons officieel konden legitimeren. a ‘We hadden altijd een identificatiekaart bij ons die was ondertekend door de minister van Buitenlandse Zaken’, herinnert María zich. Samuel zegt: ‘Soms werden we aangehouden door de autoriteiten, die vroegen wat we aan het doen waren. Dan lieten we onze kaart zien.’
Onze legitimatiekaart was een hulp als we werden tegengewerkt. Jesús, die in de staat Jalisco diende, vertelt: ‘Ik weet nog dat in 1974 een priester een groepje mensen tegen mij en een andere broeder en zuster, een echtpaar, had opgezet. Ze namen ons mee naar de plaatselijke autoriteiten omdat ze wilden dat we met ons werk stopten. Toen we onze identificatiekaart lieten zien, bedaarden de gemoederen. Na wat juridische bijstand konden we de geïnteresseerden in dat gebied verder helpen. Nu zijn er meerdere gemeenten in die stad.’
Bijbelonderwijs en alfabetiseringscursussen
Als educatieve organisatie boden we de mensen gratis lees- en schrijfcursussen aan. b ‘Dat initiatief kwam precies op het juiste moment’, zegt Ariel. ‘In die tijd waren er veel mensen die niet naar school waren geweest maar wel heel graag de Bijbel wilden lezen. We leerden ze lezen en schrijven, en daarna wilden ze vaak met ons de Bijbel bestuderen.’
‘Als ze eenmaal leerden spellen, kon niets ze meer tegenhouden’, zegt Ruth. ‘Ze kregen het gevoel dat ze iets hadden bereikt. Het maakte ze gelukkig. We zagen vervolgens met eigen ogen hun geestelijke vooruitgang.’
Jehovah’s Getuigen stonden van 1943 tot 1993 geregistreerd als culturele organisatie. In die tijd hebben we meer dan 127.000 mensen leren lezen en schrijven en konden we meer dan 37.000 laaggeletterde mensen helpen. We zijn door de overheid geprezen voor onze bijdrage aan de alfabetisering (Romeinen 13:3). In 2010 werd ons bijvoorbeeld speciale erkenning verleend voor onze ‘jarenlange inzet voor alfabetisering’ waarmee ‘duizenden Mexicanen in de deelstaat Mexico en in het hele land zijn geholpen hun leven te verbeteren’.
Onze bijeenkomsten
Vanwege onze specifieke registratie waren onze vergaderplaatsen ingericht als klaslokalen die we ‘zalen voor culturele studies’ noemden. Daar vonden zowel de vergaderingen als de lees- en schrijfcursussen plaats.
‘Vaak was het gewoon bij de broeders en zusters thuis’, legt Ángel uit. ‘Ik heb daar altijd veel bewondering voor gehad. Veel gezinnen waren arm, maar ze kozen ervoor opeengepakt in het ene deel van hun huis te wonen zodat in het andere deel de vergaderingen konden worden gehouden.’
Die opoffering was vaak hard nodig. Ángel zegt over de vergaderingen: ‘Soms was het zo druk dat velen buiten moesten staan. Je moest je hoofd door het raam steken om antwoord te geven. Maar we genoten altijd van de vergaderingen.’
Om problemen te voorkomen werd op de vergaderingen niet gezongen of hardop gebeden. Edmundo vertelt: ‘Tijdens de culturele lezing, zeg maar de openbare lezing, wees de spreker op adviezen uit de Bijbel die de toehoorders zouden helpen hun cultuur te verheffen en een beter leven te leiden.’ Na verloop van tijd noemden we zelfs de Bijbelboeken niet meer. Hoe kon je dan weten welke tekst er werd bedoeld? Manuel geeft een voorbeeld: ‘In plaats van Openbaring hoofdstuk 21 vers 3 en 4 zeiden we zoiets als boek 66, 21, 3 en 4.’ Moises voegt daaraan toe: ‘Dat betekende dat we moesten leren welk nummer elk Bijbelboek had om de teksten te kunnen vinden.’
Wat de geschiedenis ons leert
Over het algemeen functioneerde onze organisatie in Mexico hetzelfde als in andere delen van de wereld. Hoewel er beperkingen waren, is het duidelijk dat Jehovah het werk zegende. Toen we in 1943 als culturele organisatie werden geregistreerd, waren er 1565 verkondigers in Mexico. In 1993 werden we wettelijk erkend als kerkgenootschap, en toen was dat aantal gestegen tot 366.177 verkondigers. En hun harde werk leidde tot zelfs nog meer groei. In 2021 was het aantal verkondigers gestegen tot 864.633. Wat kunnen we van dit deel van onze geschiedenis leren?
Wees flexibel. Toen er in Mexico hindernissen werden opgeworpen, pasten we onze methoden gewoon aan. Dankzij die flexibiliteit had ons werk 50 jaar lang de wettelijke erkenning die nodig was. ‘Soms vroeg ik me af waarom we ons werk niet op dezelfde manier konden organiseren als in andere landen’, zegt Mario. ‘Maar ik heb nooit gehoord dat iemand twijfelde aan de instructies van de organisatie. We hadden altijd het vertrouwen dat het Jehovah was die zijn volk leidde, en dus waren we heel gehoorzaam.’
Focus op je werk voor Jehovah. ‘We hadden het zo druk in de prediking dat we niet veel konden piekeren over andere dingen’, zegt Guadalupe. ‘We waren heel blij dat we Jehovah konden dienen. Dat was het belangrijkste voor ons.’
Blijf dicht bij je broeders en zusters. ‘Wat we niet konden doen in de culturele studiezaal, zoals Koninkrijksliederen zingen, deden we gewoon thuis’, vertelt Anita. ‘We waren heel close en deden veel dingen samen. Als we bij elkaar waren, deden we vaak geestelijke dingen.’
Florentino trekt de conclusie: ‘Als ik nu terugkijk, denk ik dat er voor alles een tijd en een plaats was. Het heeft ons altijd op een of andere manier verrijkt. Het is voor mij overduidelijk dat Jehovah ons al die tijd heeft geleid, ook toen ons werk werd tegengestaan.’
a Zo’n kaart was alleen bedoeld ter identificatie. Volgens de Bijbel is het niet nodig dat elke christen een rechtsgeldige vergunning heeft om waarheden met anderen te delen. Tegenwoordig zullen individuele Getuigen zo’n vergunning niet proberen te verkrijgen.
b Volgens officiële cijfers was in de jaren 40 en 50 ongeveer de helft van de bevolking in Mexico analfabeet.
1952: Getuigen in Chihuahua vóór hun vergaderplaats. Op het bord staat in het Spaans: zaal voor culturele studies
1947: Een groep Getuigen bij het bijkantoor in Mexico-Stad. Op het bord staat in het Spaans: De Wachttoren, openbare vereniging
1959: Twee Getuigen bieden een Spaanse Wachttoren aan op het platteland in Hidalgo
Jehovah’s Getuigen kregen een officiële identificatiekaart die ze waar nodig in de prediking gebruikten
In 2010 gaf de Mexicaanse minister van Onderwijs Jehovah’s Getuigen een prijs voor hun inzet om mensen te leren lezen en schrijven
Dankzij de wettelijke status van culturele organisatie konden de Getuigen grote vergaderingen houden zoals dit internationale culturele congres in 1969