2 Petrus 2:1-22
2 Er stonden echter ook valse profeten onder het volk op, zoals er ook onder U valse leraren zullen zijn.+ Dezen zullen heimelijk verderfelijke sekten* invoeren en zullen zelfs de eigenaar, die hen heeft gekocht,+ verloochenen, waardoor zij een spoedige vernietiging over zichzelf brengen.
2 Bovendien zullen velen hun daden van losbandig gedrag*+ navolgen,+ en door hun toedoen zal er schimpend over de weg der waarheid worden gesproken.+
3 En uit hebzucht zullen zij U met vervalste woorden uitbuiten.+ Maar wat hen betreft, het oordeel van oudsher+ beweegt zich niet traag en hun vernietiging sluimert niet.+
4 Stellig, indien God zich er niet van heeft weerhouden de engelen+ die zondigden te straffen, maar hen, door hen in Ta̱rtarus*+ te werpen, aan afgronden van dikke duisternis heeft overgeleverd om voor het oordeel bewaard te worden;+
5 en hij zich er niet van heeft weerhouden een wereld uit de oudheid* te straffen,+ maar No̱ach, een prediker van rechtvaardigheid,+ met zeven anderen veilig heeft bewaard+ toen hij een geweldige vloed*+ over een wereld van goddeloze mensen bracht;
6 en hij de steden So̱dom en Gomo̱rra, door ze in de as te leggen, heeft veroordeeld,+ waardoor hij ze voor goddelozen* tot een voorbeeld gesteld heeft van komende dingen;+
7 en hij de rechtvaardige Lot heeft bevrijd,+ die zwaar gekweld werd door het losbandig gedrag* van de mensen die de wet trotseerden+ —
8 want die rechtvaardige man heeft door wat hij zag en hoorde toen hij onder hen woonde, dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gefolterd wegens hun wetteloze daden —
9 dan weet Jehovah* mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving te bevrijden,+ maar onrechtvaardigen te bewaren voor de dag van het oordeel om afgesneden te worden,*+
10 vooral echter hen die het vlees achternagaan met de begeerte [het] te verontreinigen+ en die op heerschappij neerzien.*+
Vermetel, eigenzinnig, beven zij niet voor heerlijken,* maar spreken schimpend,+
11 terwijl engelen, alhoewel zij in sterkte en kracht zoveel groter zijn, geen beschuldiging in beschimpende bewoordingen tegen hen inbrengen,+ [hetgeen zij niet doen] uit achting voor Jehovah.*+
12 Maar deze [mensen] zullen, net als redeloze dieren, die van nature geboren zijn om gevangen en vernietigd te worden, in de dingen waarvan zij onwetend zijn en schimpend spreken,+ in hun eigen [loopbaan van] vernietiging ook de vernietiging ondergaan,
13 doordat zij zich als loon voor onrecht+ zelf onrecht aandoen.+
Zij beschouwen een weelderig leven overdag als een lust.+ Vlekken en smetten zijn zij, die zich met onbeperkt genot aan hun bedrieglijke leringen* overgeven, terwijl zij te zamen met U feestmaal houden.+
14 Zij hebben ogen die vol overspel*+ zijn en die niet kunnen ophouden te zondigen,+ en zij verlokken* onstandvastige zielen. Zij hebben een hart dat geoefend is in hebzucht.+ Zij zijn vervloekte kinderen.+
15 Doordat zij het rechte pad hebben verlaten, zijn zij misleid. Zij hebben het pad gevolgd van Bi̱leam,+ [de zoon] van Be̱or, die het loon van onrecht liefhad,+
16 maar een terechtwijzing ontving voor zijn eigen schending van wat juist was.*+ Een stom lastdier, dat zich uitte met de stem van een mens,+ verhinderde de profeet zijn waanzinnige weg te vervolgen.+
17 Dezen zijn bronnen zonder water,+ en nevels door een hevige storm voortgejaagd, en voor hen is de donkerheid van de duisternis weggelegd.+
18 Want zij uiten opgeblazen woorden die geen nut afwerpen, en door de begeerten van het vlees+ en door losbandige gewoonten verlokken+ zij hen die nog maar net ontvlucht zijn aan degenen die in dwaling wandelen.+
19 Terwijl zij hun vrijheid beloven,+ zijn zij zelf slaven van het verderf.+ Want al wie door een ander wordt overwonnen, wordt door hem tot slaaf gemaakt.*+
20 Indien zij, na door een nauwkeurige kennis van de Heer en Redder Jezus Christus de verontreinigingen van de wereld te zijn ontvlucht,+ wederom in deze zelfde dingen verwikkeld raken* en [erdoor] overwonnen worden,+ zijn de laatste toestanden stellig erger voor hen geworden dan de eerste.+
21 Want het zou beter voor hen zijn geweest het pad der rechtvaardigheid niet nauwkeurig gekend te hebben,+ dan na het nauwkeurig gekend te hebben zich van het heilige, aan hen overgeleverde gebod af te wenden.+
22 Hun is overkomen wat het ware spreekwoord zegt: „De hond+ is tot zijn eigen uitbraaksel teruggekeerd, en de gebade zeug tot het rollen in de modder.”+
Voetnoten
^ Of: „ketterijen.” Gr.: haiʹre·seis; Lat.: secʹtas.
^ Zie voor een bespreking van „Tartarus”, App. 4D.
^ „Geweldige vloed.” Of: „overstroming; watervloed.” Gr.: ka·ta·kluʹsmon; Lat.: di·luʹvi·um.
^ Lett.: „archaïsche; oorspronkelijke [wereld].” Gr.: ar·chaiʹou.
^ Lett.: „oneerbiedigen.”
^ „Losbandig gedrag.” Lett.: „ontuchtigheid (ontucht) van gedrag.”
^ Zie App. 1D.
^ „Die . . . neerzien.” Lett.: „[de] . . . neerdenkenden.”
^ Lett.: „heerlijkheden.”
^ „Voor Jehovah”, J7,8,13,16-18,22-24; אBC(Gr.): Kuʹri·oi; AVgSyh laten het weg. Zie App. 1D.
^ Of: „aan hun uitspattingen.”
^ „En zij verlokken.” Lett.: „met aas lokkend.”
^ Lett.: „vol overspeelster.”
^ „Schending van wat juist was.” Lett.: „wetsovertreding.”
^ Of: „door iets wordt overwonnen, wordt daardoor tot slaaf gemaakt.”
^ Lett.: „verweven (vervlochten) zijnd.”