Psalm 100:1-5

Een melodie van dankzegging.+ 100  Juicht in triomf Jehovah toe, [GIJ mensen van] heel de aarde.*+   Dient* Jehovah met verheuging.+Komt voor zijn aangezicht met vreugdegeroep.+   Weet dat Jehovah God is.*+Hij is het die ons heeft gemaakt, en niet wijzelf.*+[Wij zijn] zijn volk en de schapen van zijn weide.+   Gaat zijn poorten binnen met dankzegging,+Zijn voorhoven met lofgezang.+Brengt hem dank, zegent zijn naam.+   Want Jehovah is goed;+Zijn liefderijke goedheid duurt tot onbepaalde tijd,+En zijn getrouwheid van geslacht tot geslacht.*+

Voetnoten

Zie 96:1 vtn., „Aarde”.
Lett.: „Aanbidt (Verricht heilige dienst voor).” Hebr.: ʽiv·dhoeʹ.
Volgens MLXXSyVg; MmargeTAq en veel Hebr. hss.: „en hem behoren wij toe.”
Lett.: „hij God [is]”, M(Hebr.: hoeʼ ʼElo·himʹ)T; Gr.: ho Theʹos; Sy: „onze God.”
Of: „tot in alle geslachten.”