Daniël 7:1-28

  • Visioen van vier beesten (1-8)

    • Kleine hoorn vol grootspraak (8)

  • Oude van Dagen houdt zitting (9-14)

    • Mensenzoon koning gemaakt (13, 14)

  • Betekenis aan Daniël bekendgemaakt (15-28)

    • Vier beesten zijn vier koningen (17)

    • Heiligen ontvangen koninkrijk (18)

    • Tien hoorns, oftewel koningen (24)

7  In het eerste jaar van koning Be̱lsazar+ van Babylon had Daniël een droom en gingen er visioenen door zijn hoofd terwijl hij op zijn bed lag.+ Hij schreef de droom op+ en legde een volledig verslag vast. 2  Daniël verklaarde: ‘Tijdens mijn nachtelijke visioenen zag ik dat de vier winden van de hemel de uitgestrekte zee opzweepten.+ 3  Er kwamen vier enorme beesten+ uit de zee, allemaal verschillend. 4  Het eerste leek op een leeuw+ en had de vleugels van een arend.+ Terwijl ik toekeek werden zijn vleugels uitgerukt en werd het van de aarde opgetild en op twee voeten overeind gezet als een mens. Ook kreeg het een mensenhart. 5  Toen verscheen er een ander beest, een tweede, dat op een beer leek.+ Het richtte zich aan één kant op en het had drie ribben in zijn muil, tussen zijn tanden. Er werd tegen gezegd: “Sta op, eet veel vlees.”+ 6  Ik bleef toekijken en zag een ander beest. Het leek op een luipaard,+ maar het had vier vleugels op zijn rug als die van een vogel. Het beest had vier koppen+ en het kreeg het gezag om te heersen. 7  Hierna bleef ik toekijken en zag ik in de nachtelijke visioenen een vierde beest, angstaanjagend, afschrikwekkend en ongewoon sterk, en het had grote ijzeren tanden. Het verslond en verbrijzelde, en wat er overbleef vertrapte het met zijn poten.+ Het verschilde van alle andere beesten die daarvoor verschenen waren, en het had tien hoorns. 8  Terwijl ik naar de hoorns keek, zag ik een andere hoorn, een kleine,+ ertussen opkomen, en drie van de eerste hoorns werden ervoor uitgerukt. Ik zag dat er in deze hoorn ogen waren die op mensenogen leken, en er was een mond vol grootspraak.*+ 9  Terwijl ik toekeek werden er tronen geplaatst en ging de Oude van Dagen+ zitten.+ Zijn kleding was zo wit als sneeuw+ en het haar op zijn hoofd was als zuivere wol. Zijn troon bestond uit vuurvlammen en de wielen ervan waren een brandend vuur.+ 10  Een vuurstroom vloeide en stroomde voor hem uit.+ Duizend maal duizend dienden hem en tienduizend maal tienduizend stonden vóór hem.+ Het Gerechtshof+ hield zitting en er werden boeken geopend. 11  Ik bleef toekijken vanwege de grootspraak van de hoorn.+ Terwijl ik toekeek, werd het beest gedood en werd zijn lichaam vernietigd en aan het brandende vuur prijsgegeven. 12  De andere beesten+ werd hun heerschappij ontnomen, maar hun leven werd verlengd voor een tijd en een tijdperk. 13  Ik bleef toekijken en zag in de nachtelijke visioenen dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die leek op een mensenzoon.+ Hij kreeg toegang tot de Oude van Dagen+ en werd vlak voor hem gebracht. 14  Hij kreeg heerschappij,+ eer+ en een koninkrijk, en alle volken, naties en taalgroepen moesten hem dienen.+ Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij die niet zal voorbijgaan, en zijn koninkrijk zal niet worden vernietigd.+ 15  Ik, Daniël, was diep in mijn geest geraakt omdat de visioenen die door mijn hoofd gingen, me angst aanjoegen.+ 16  Ik wendde me tot een van degenen die er stonden en vroeg hem naar de ware betekenis hiervan. Hij gaf antwoord en legde me uit wat die dingen betekenden. 17  “Die enorme beesten, vier in getal,+ zijn vier koningen die uit de aarde zullen opkomen.+ 18  Maar de heiligen van het Opperwezen+ zullen het koninkrijk ontvangen,+ en ze zullen het koninkrijk+ voor eeuwig bezitten, ja, voor altijd en eeuwig.” 19  Toen wilde ik meer weten over het vierde beest, dat verschilde van alle andere. Het was bijzonder afschrikwekkend, met ijzeren tanden en koperen klauwen. Het verslond en verbrijzelde, en wat er overbleef vertrapte het met zijn poten.+ 20  Ook wilde ik meer weten over de tien hoorns+ op zijn kop en over de andere hoorn die opkwam en waarvoor er drie vielen,+ de hoorn die ogen had en een mond vol grootspraak en die er groter uitzag dan de andere. 21  Terwijl ik toekeek, voerde die hoorn oorlog tegen de heiligen. Hij had de overhand+ 22  totdat de Oude van Dagen+ kwam en er een oordeel werd uitgesproken ten gunste van de heiligen van het Opperwezen+ en de vastgestelde tijd aanbrak dat de heiligen het koninkrijk in bezit zouden nemen.+ 23  Dit zei hij: “Het vierde beest betekent een vierde koninkrijk dat op aarde zal komen. Het zal verschillen van alle andere koninkrijken en het zal de hele aarde verslinden, vertrappen en verbrijzelen.+ 24  De tien hoorns zijn tien koningen die uit dat koninkrijk zullen opstaan. Na hen zal er nog een ander opstaan, die zal verschillen van de eersten, en hij zal drie koningen vernederen.+ 25  Hij zal woorden spreken tegen de Allerhoogste+ en hij zal de heiligen van het Opperwezen voortdurend bestoken. Hij zal eropuit zijn tijden en wet te veranderen, en ze zullen in zijn handen worden gegeven voor een tijd, tijden en een halve tijd.*+ 26  Maar het Gerechtshof hield zitting en ontnam hem zijn heerschappij, en hij werd verdelgd en volledig vernietigd.+ 27  Het koninkrijk, de heerschappij en de grootheid van de koninkrijken onder heel de hemel werden aan het volk van de heiligen van het Opperwezen gegeven.+ Hun koninkrijk is een eeuwig koninkrijk+ en alle regeringen zullen hen dienen en gehoorzamen.” 28  Hier eindigt het verslag. Ik, Daniël, had gedachten die me erg verontrustten en ik werd bleek,* maar ik bewaarde de woorden in mijn eigen hart.’

Voetnoten

Of ‘opschepperij’.
D.w.z. drieënhalve tijd.
Of ‘mijn uiterlijk veranderde’.